Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
(76 Nieuwjaarsgeschenk (Vervolg))aant.Urania (9)[149] Ontvang, kleine jongen, ontvang de beloofde nieuwjaarswensen, die deze rei van Pieriden aan jou opdraagt. Noteer jij hierna de zangen een voor een in je schrift. En wanneer Janus met de twee gezichten het voortsnellend jaar heeft hernieuwd, overhandig dan het geschrevene aan vader. [155] Ik wens dan dat Apollo en de Aonische godinnen altijd op je hand zullen zijn, dat je altijd aardige versjes zult kunnen schrijven die Phoebus dicteert. [159] Ik wens dan, jongen, dat je altijd met het toenemen der jaren in roem zult toenemen. Vaarwel.
[161] Ze was uitgesproken en toen ze zich afwendde was haar roze nek omgeven met licht; ze liep weg om als laatste de hele rei van Muzen te volgen; voorop gaat Phoebus, zoals hij was gekomen. [164] En reeds was de dag daar, duisternis en slaap wijken. Ik schrik op uit mijn slaap. Ze telkens en telkens weer overwegend, heb ik naar vermogen de gedicteerde zangen opgeschreven; het geschrevene overhandig ik nu aan u, allerliefste vader, met daarbij mijn wens dat de voorspellingen van de negen zusters waar mogen zijn. Mogen de goden mij toestaan vele nieuwjaarswensen voor u te schrijven, mogen de goden u toestaan er vele te ontvangen. Bij dezen gegroet en vaarwel.
14 jaar, 1611. |
|