54 ←01 07 1609 Ged., dl. 1 p. 14
Een weduwe, uit Petronius arbiteraant.
Toen een vrouw, bekend om haar kuisheid, haar gestorven echtgenoot wilde begraven, volgde ze niet alleen met los haar de begrafenisstoet, maar begon ze zelfs in het graf het dode lichaam van haar man nacht en dag te bewenen. Noch haar ouders, noch de overheid, noch vrienden konden haar op andere gedachten brengen; reeds de vijfde dag bracht de vrouw in het graf door zonder te eten. De ongelukkige werd bijgestaan door haar trouwste slavin, die terzelfder tijd voor de weduwe tranen stortte. De Faam gaat de stad door.
[10] Intussen werden toevallig dicht bij het graf waar de vrouw haar overleden echtgenoot beweende, rovers gekruisigd. Het was de eerste nacht daarna. Zodra de soldaat die de kruisen bewaakt licht ziet in het graf en het geklaag van de treurende weduwe hoort, gaat hij, nieuwsgierig wat er is, naar binnen. Bij het zien van de weduwe en haar schone gelaatstrekken bleef hij verbijsterd staan en verbleekte hij over heel zijn gezicht. Daarna, toen hij het gelaat van de overleden echtgenoot en het opengekrabde gezicht van de weduwe en haar losse haren zag, bracht hij eten naar het graf en begon hij met deze woorden de treurende aan te sporen: ‘Wat stort je zinloze tranen? Het uur van de dood wacht allen. We haasten ons naar één rustplaats. Voor een ieder staat zijn dag vast.’ Niet minder trekt ze zich de haren uit; die ze heeft uitgetrokken legt ze op het gelaat van haar echtgenoot.
[24] De soldaat ging evenwel niet weg, maar bleef haar met dezelfde woorden aansporen en probeerde haar eten te geven, totdat de dienares, verleid door de geur, zelf om voedsel en wijn vroeg. Verkwikt door het drinken begon ze eveneens haar meesteres aan te sporen: ‘Ook als je je levend zou begraven, als je eerder het leven zou verlaten dan het lot wil, wat zal het baten?’, sprak ze, ‘Geloof je dat as of doden in hun graf hierom geven? Wil je tegen de wil der goden in