53 xx 04 1609 Ged., dl. 1 p. 15
Ethopoeia van de doorluchtige prinses Louise na de moord op haar echtgenootaant.
O, wrede smart! Gekomen is het droevige uur, gekomen is het moment dat ik, beklagenswaardige, altijd heb gevreesd. O schanddaad! Moest dan een zo groot aanvoerder - nooit was een krijgsman machtiger in de strijd dan hij - worden geveld door de hand van een booswicht? Hierheen, hierheen, o burgers, pleng tranen met mij, hierheen hemel, hierheen aarde en rivieren, hierheen zee en waterstromen en gij, Rijn, die met kalme gang door het Hollandse land stroomt, hierheen, vraag ik u, en voeg uw tranen bij de mijne. Hij die nooit te voren overwonnen was, ligt immers verslagen, overwonnen door een booswicht.
[10] Laat wie dromen willekeurig noemt nu zwijgen, want ik heb door mijn rampspoed geleerd dat ze alleszins waar zijn. Ach, hoe vaak heb ik gezegd: ‘Lieve man, mijn allerliefste man, wees voorzichtig, de meedogenloze Spanjaard legt een hinderlaag voor je.’ Ach, hoe vaak verschrikten dromen mijn blik! Het was nacht en slaap hield alles wat op aarde leeft bevangen. In mijn slaap, zie, voor mijn ogen, zo scheen het mij toe, was hij daar, ontzet en stromen plotseling opspuitend bloed vergietend, en riep hij met luide stem viermaal vol droefheid: ‘Ach, mijn vrouw, mijn vrouw, mijn vrouw, bewijs mij, mijn vrouw, de laatste eer, want ik word weggetrokken naar de zwarte schaduwen van de nacht.’ [21] Vaak heb ik hem dit met beklemd gemoed verteld, maar hij zei, zoals de gezindheid van een krijgsman is: ‘Wat hecht je dan toch als een onwetende geloof aan een droom? Dromen, geloof me, dromen zijn bedrog.’
[24] Nu - wee mij! - word ik wel geloofd, maar wat zal het nog baten? Helaas! Hoezeer komt dat geloof voor mij te laat! Ach, hoeveel listen, hoeveel vormen van misdaad ziet gij, Phoebus, die uw weg door de ether gaat, vanuit de hemel! Tweemaal heb ik, beklagenswaardige, mijn man verloren, eenmaal, verweesd, mijn vader, opnieuw word ik nu weduwe. Waarom roep ik, dwaze vrouw, het verleden in herinnering? Genoeg is het nu te bewenen wat nu is gebeurd. Maar wie heeft genoeg tranen voor zoveel verdriet? [31] Ach, verslagen ligt hij, uitnemend leider van het vaderland en sieraad van zijn eeuw. Hij wie de ongenaakbare Victoria zo vaak de zegepalm heeft toegekend, hij die, nooit overwonnen, zo vaak zijn vijanden had verslagen, is nu overwonnen door een booswicht: omdat u hem nooit in de strijd hebt kunnen overwinnen, Philips, hebt u hem met list verslagen.
[36] Maar wat stort ik vergeefs tranen? Wat baat het dag en nacht zich over te geven aan geweeklaag, wat baat het de borst te kwetsen met vuisten