47 04 09 1608→ Ged., dl. 1 p. 11
Uit het Grieks van Bion, over Cupidoaant.
Toen eens een vogelaar, een jongen nog, op jacht was en door de dichte bossen de vogels achtervolgde, zag hij de gevleugelde Amor die in een bladrijke buksboom zat. [4] In de mening dat hij een grote vogel heeft gezien, haalt hij zijn pijlkoker naar voren, verzamelt al zijn pijlen weer en zet allerlei listen uit voor de voortvluchtige Amor. Maar toen hij uiteindelijk tot zijn verdriet merkte dat de moeite tevergeefs was, wierp hij pijlen en boog weg. [9] Wanneer hij een oude man ziet die met zijn ploeg de aarde scheurt, vertelt hij hem wat gebeurd is en wijst hij hem de vliegende Amor aan. De ander schudt lachend het hoofd en spreekt hem met deze woorden aan: [12] ‘Verwond deze prooi niet, jongen, want het is een schadelijke prooi, en je bent gezegend als je die niet krijgt. Zodra evenwel straks de krachtige jaren een man van je gemaakt hebben, zal juist hij die nu op de vlucht voor jou nu hierheen, dan daarheen wegwipt, uit zichzelf komen en over jou heersen.’
12 jaar, 1608.