Regelnummers proza verbergen
| |
5. Het plan van Dagh-werck
Huygens die van zichzelf getuigde: ‘ongeordend heb ik niets uitgegeven’ (De jeugd van C H, vertaling Kan 55) heeft ook voor hij aan Dagh-werck begon een aantal notities gemaakt van wat hij in het gedicht wilde aanroeren. Het bij de Huygens-hss bewaarde blad maakt de indruk van een klad, waarin hij snel en kort noteerde wat hem te binnenviel als behorend tot het onderwerp van zijn gedicht. Nederlands, latijn en frans wisselen elkaar af, al naar zijn luim hem ingaf. Hier volgt nu eerst de transliteratie van deze schets: (afkortingen zijn opgelost).
Post prandium ambulatio in horto. visiten
Oft buyten te koetse, te paerde, quidquid inuidi obloquantur, ego vero solus nonnunquam et ibi versus, preces, cantus, meditatio. Schieten, Wapenen (exercitie) Broers Thuijn, et hic quam et cur ego ad hoc ineptus. Hagae voluptates. At domi potius ego linguas Studia (horum species variè extendi possunt).
Musicam et hijc in templis male non usurpata. Tornen, Boetsen, gieten, Schilderen quod tu me melius.
| |
| |
Etiam virorum doctorum visiten.
En all om eenich tijt(?) te schouwen(?)
Contra ludum, aleam etc.
Versus vesperam iterum in aulam.
Et omni hora ad hoc paratum esse, deploranda conditio.
Caena leuis.
Post caenam preces familiares.
Et hoc cogitare πῇ παρέβὴν, τί δ᾿έρεξα.
Huius diei similes sunt omnes vitae meae.
Generalia
Bonos recipere libenter cuiuscumque religionis, quid enim illis computes! dissidia nostra. et consanguineos. Eleomosunas.
Malos, sycophantas arcere.Ga naar voetnoot1
Pacem cum onmibus et hoc ante caenam domini cogitareGa naar voetnoot2.
Audire conciones et de his aliquid.
Liberos ab infantia timorem domini docere etc.
Geene quade exempelen geven, non in moribus, in pietate etc., vriendelick wesen.
Non in vestitu.
Non in supellectile.
Non in victu aut epulis.
Credant se non divites fore.
Famuli et famulae, quales, quot etc.
Hijc quamdiu deo placuerit
ubi emigrandum, patienter et Christianè tanquam conductores.
Sed sperandum prius fore ut ruri quiescamus.
Franqs de haine en d'envie etc.
Ibique in vitae innocentia, anteactae autem paenitentia expectemus
Diem illum.
Si quid in re Metallica addis, vide aliquot moralia Senecae. ep. 94. ubi musaeum absolvisti, dic te ab arbore scientiae videre ad arborem vitae, in Corenhart. ep. 80(?)Ga naar voetnoot3.
Vertaling:
1Na het ontbijt wandeling in de tuinaant.. Bezoeken.
2Of buiten met de koets of te paard. Wat men mij ook jaloerselijk 3 tegensprekeaant., ik alleen somtijds en daar gedichten, gebeden, ge-4zangen, overpeinzingen. Schietenaant., Wapenen (oefening) Broers 5 tuinaant., en hier hoezeer en waarom ik hiertoe ongeschikt. Genoegens 6 van Den Haagaant..
7Maar ik liever thuis. Talen, studiën (de soorten hiervan kunnen op 8 verschillende wijze worden uitgebreid).
| |
| |
9Muziek (en deze hier in de kerken ongelukkigerwijze niet in ge-10bruikaant.). Draaien, Boetseren, gieten, Schilderen, wat jij beter kunt 11 dan ik.
12Ook van geleerde mannen de visites.
13en overal elke tijd te sparen(?)aant.
14Tegen het spel, dobbelen enz.
15Tegen de avond wederom naar het hof.
16En op ieder uur hiertoe gereed te staan: een jammerlijke toestand.aant.
17Lichte maaltijd.
18Na de maaltijd gebed in de kring van familie en personeel.aant.
19En hiervan uitgaande overdenken, ‘waarin ik heb overtreden, en 20 wat ik heb gedaan.’aant.
21Aan deze dag gelijk zijn alle dagen van mijn leven.
22Algemene thema'saant.
23De goeden gaarne ontvangen van welke godsdienst dan ook, wat 24 immers kunt ge hun toerekenen!aant. onze geschilpunten, en onze 25 bloedverwanten. Aalmoezen.
26Bozen en arglistigen weren.aant.
27Vredehouden met alle mensen en dit vóór de Tafel des Heren 28 overdenken.aant.
29Luisteren naar de predicaties en over deze preken een en ander.aant.
30De kinderen van de eerste kindsheid aan de vreze des Heren leren 31 enz.
32Geen slecht voorbeeld geven, niet op het gebied der zeden, noch in 33 vroomheid enz. Vriendelijk zijn.
34Niet op het gebied van kleding.
35Niet op het gebied van huisraad.
36Niet op het gebied van voedsel of maaltijden.
37Laten ze geloven dat ze niet rijk zullen worden.aant.
38Dienaren en dienstmeisjes, hoedanig, hoeveel enz.
39Hier (leve ik) zolang het Gode behaagtaant.
40alwaar ik eens zal hebben te verscheiden, lijdzaam en op christe-41lijke wijs, gelijk pachters (huurders).aant.
42Maar ik moet hopen, dat het tevoren zal geschieden dat op het 43 land ik rust zal genieten.aant.
44Bevrijd van haat en van afgunst enz.aant.
50En daar op het land moge ik in onschuld van leven, in berouw 51 echter over het tevoren door mij geleide leven wachten op dieaant. 52 grote Dag des Heren.aant.
53Als ge iets op het gebied van metalenaant. toevoegt, zie dan de voor-54treffelijke zedekundige opmerkingen van Seneca brief 94.
55Waar ge uw dichtstuk voltooid hebt, zeg daar dat ge van de boom 56 der kennis ziet naar de boom des levens, in Coornhert brief 57 80.aant.
| |
| |
Commentaar: bij plan van Dagh-werck:
Algemene opmerking:
Een aantal punten die Huygens in deze schets noemt zijn verwerkt in het fragment van Dagh-werck dat hij voltooide. Het lijkt me niet nodig ze alle aan te wijzen en de plaatsen waar ze verwerkt zijn. Van wat hij nog niet had behandeld, keert veel terug in het proza-slot van Dagh-werck waarin hij vertelt waarover hij nog had willen spreken. Ik volsta hier met enige toelichting op het oorspronkelijke plan met zijn zeer summiere aanduidingen.
1 | in de tuin: Hier moet men dus de Wandeling van dusend treên 983 denken. |
2 | tegenspreke zie 1100 vlgg. |
3 | schieten enz. Dit punt werd blijkbaar verschoven en kwam in het slotprozaplan terecht. |
4 | Broers tuin: de tuin van zijn broer Maurits (vgl. W. II, 207) |
5 | Genoegens van Den Haag: hierover vindt men niets in Dagh-werck, wel over de genoegens in de omstreken van Den Haag genoten op een rit met de koets (1065 vlgg.). |
9 | en deze... gebruik: reeds hier een toespeling op wat hij later uitvoerig zou betogen in zijn verhandeling over Gebruik en ongebruik van het orgel enz. |
13 | Het vierde woord van deze notitie is in het hs zeer onduidelijk. Vermoedelijk staat er eenich tijt. Ook het zesde woord is dubieus: schoonen of schouwen. En all om eenich tijt te schoonen levert geen redelijke zinsinhoud op Misschien: En all om eenich tijt te schouwen = en over alles wat dient om te vermijden dat men de tijd alleen doorbrengt. |
16 | Vgl. de klacht in het prozaslot. |
18 | Het latijnse familiaris omsluit ook het huispersoneel. Vgl. het prozaslot. |
19 | De bron van het griekse citaat onbekend. |
22 | Algemene thema's: vgl. prozaslot: De ontledinghe van dien eenen dagh hadd ick voor, met allgemeener lessen bedenckinghen ende voorraed te besluyten (onder Huius diei enz. zette Huygens een streep. Daarna op het midden van het blad Generalia). |
23 | van welke... toerekenen: typerend voor Huygens' open omgang met andersdenkenden. Met onze geschilpunten zal Huygens wel doelen op de twisten binnen de reformatorische kerken. en onze bloedverwanten zet het objekt de goeden voort. |
26 | Hierbij in de marge verwezen naar Romeinen 12. Vgl. prozaslot waarin hij meedeelt van plan te zijn geweest een groot deel van Romeinen 12 te gebruiken voor zijn behandeling van de generalia.
|
| |
| |
|
Dit hoofdstuk geeft allerlei voorschriften voor een aan God toegewijd leven. |
27 | In de marge Romeinen 12:18. Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle menschen. |
29 | Dit punt komt noch in Dagh-werck zelve noch in het prozaslot ter sprake. De zaak lag Huygens wel zeer na aan het hart, getuige zijn vele gedichten met critiek (en waardering) voor de wijze van preken van de gereformeerde dominees. |
37 | Vgl. Dagh-werck 1902 vlgg. in ander verband overigens: afkeer van het goud maken enz. |
39 | Na het punt famuli enz. een horizontale streep. Er begint een nieuwe afdeling, het einde van het gedicht. |
41 | conductores huurder, zetbaas, pachtboer (H denkt vermoedelijk aan de gelijkenis der wijngaardeniers Matth. 20!). |
42 | Vgl. het prozaslot: doch met eenen voor-wensch van noch eens all levendich de ydelheden van 'thof te moghen ontsteruen enz. |
49 | Prof. D. Kuijper die het zeer moeilijk te lezen hs hier ontcijferde merkt bij deze plaats op: De gedachte aan de ijdelheden van 't Hof voert tot een Frans citaat, het begin van een chanson uit de Bergeries van Philippe Desportes (Oeuvres ed. A. Michiels, Paris 1858, p. 431):
O bien-heureux qui passe sa vie
Entre les siens, franc de haine et d'envie,
Parmy les champs, les forets et les bois,
Loin du tumulte et du bruit populaire,
Et qui ne vend sa liberté pour plaire
Aux passions des princes et des rois!
|
50-51 | Ik los a. op als autem. Dit geeft een redelijke zin. Onschuld is er bij hem niet en bij geen mens, onschuld is er alleen door het berouw en de vergeving die daarop volgt. |
52 | Diem illum: men denke aan Dies irae, dies illa en zo aan Zefanja (Vulgaat: Sophonias) 1,15: Die dag zal een dag der verbolgenheid zijn, een dag der benauwdheid en van angst, een dag der woestheid en verwoesting, een dag der duisternis en der donkerheid, een dag der wolk en der dikke donkerheid. |
53 | metalen: Het enige in deze uitvoerige brief waarvan men misschien iets terugvindt in Dagh-werck is de passage waarin Seneca erop wijst dat de natuur het goud en zilver in de aarde verborgen heeft teneinde onze begeerte niet te prikkelen, terwijl ze al het heerlijke voor ons tentoongesteld heeft aan de hemel. Seneca Brieven 432, r 57 vlgg., ed. O. Hense, Lipsiae 1914. Vgl. Dagh-werck vs 1892/3 en de vertaling van Glazemaker, Alle de Brieven van Seneca, Amsterdam, 1654, blz. 496 vlg. |
56 | We vinden de treffende opmerking van Coornhert niet in Dagh- |
| |
| |
| werck terug, ook niet in het prozaslot. Na veel zoeken lukte het mij de plaats te vinden in D.V. Coornharts Hondert Brieven, 1626, zonder plaatsnaam, in brief 84, blz. 264/5: Ghelooft mij hier inne, ende versoecket (ick bids u) ghij sult bevinden, dat een uijr doens meer leerdt dan duijsendt boecken lesen. Laet den Boom des wetenschaps vaeren, eet van den Boom des Levens, dat Christus is, in het naevolghen van sijn ware ghehoorsaemheijt onder den Vader, als die niet en was ghekomen om zijnen, maer om des Vaders wille te doen. (H. citeert niet letterlijk). |
|
-
voetnoot1
- marge: Vide huc totum caput Rom. 12.
|