Dagh-werck
(1973)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd6. De dood van SterreEen afzonderlijke paragraaf over de dood van Suzanna van Baerle past in deze inleiding tot een nieuwe uitgave van Dagh-werck, Haar leven èn haar dood heeft immers het gedicht bepaald. Het werd naar Huygens' eigen woord voor haar en op haar aandrang geschreven, het werd beëindigd door haar sterven, in het slot betreurd in verzen die, hoe vaak men ze ook leest, altijd weer aangrijpen. Van de tien gelukkige jaren met Susanna en de kinderen horen we in Huygens' brieven en gedichten niet veel. Het meest in Dagh-werck. Over haar dood zijn Huygens' uitingen even sober. Ik wil ze hier bijeenvoegen, na een kort relaas van Suzanna's sterven (vgl. Br. II, blz. XI). De feiten zijn: februari 1637 verkoopt Huygens zijn huis aan de Houtstraat, omdat hij spoedig zijn nieuwe huis aan het Plein, dat bijna voltooid is, zal betrekken. 13 maart bevalt zijn vrouw van een dochter, hun eerste na vier zoons, Susanna gedoopt. 30 maart wordt de moeder ernstig ziekGa naar voetnoot1. 13 april schijnt er enige verbetering te zijn, althans Huygens begint een brief aan E. Diodati aldus: Sorti á peine du nuage d'une calamité domestique dont il a pleu á Dieu me menacer seulement,... (Br. II, nr. 1542). Maar 15 april schrijft hij aan D. Heinsius: Mijne vrouw die bevallen is, is ernstig ziek en ik maak mij zeer ongerust (Br. II, nr 1544, samenvatting van Worp). 20 april meldt hij aan P. Magerus: De ziekte van mijne vrouw en mijne drukke bezigheden verhinderen mij u een lofdicht te zenden (Br. II, nr 1545, samenvatting van Worp). 24 april schrijft T. Maurice hem dat hij niet durft komen ‘puisque j'entens avec beaucoup de regret que Madame vostre femme ne se porte pas bien’, en dat hij daarom maar schrijft. 29 april wordt Suzanna naar het huis van haar zwager admiraal van Dorp vervoerd. 1 mei brengt Huygens zijn kinderen naar het nieuwe huis over. 10 mei sterft Suzanna. 16 mei wordt zij begraven. Huygens, 40 jaar oud, staat alleen met zijn vijf kinderen. 17 mei betrekt hij zijn | |
[pagina 29]
| |
nieuwe huis. Ik herhaal hier wat H. in zijn dagboek schreef (uitg. Unger, p. 30): 10 May Spiritum Deo reddit 30 min: post quintam vespertinam Heu! delicium meum. Heu anima mea. 14 mei wordt H. door de prins naar zijn werk teruggeroepen. 7 juli verlaat hij Den Haag om deel te nemen aan de tocht naar Zeeland. 23 juli is hij voor Breda, dat 6 oktober overgaat. In november is hij in Den Haag terug. 24 januari 1638 schrijft hij zijn Cupio dissolvi, in juni maakt hij het slot aan Dagh-werck. Schaars zijn zijn uitingen in brieven over zijn verlies. Hij ontvangt condoleantiebrieven van Barlaeus (Br. II, nr. 1555), van Descartes (nr. 1558), van A. van Hilten (nr. 1561, juni 1637), van Sauzin uit Orange (nr. 1684 van 10 sept. 1637); hij dankt D. Nijs voor zijn medeleven (nr. 1560, 7 juni 1637), wordt ontroerd door Tesselschade's troostdicht, dat Hooft hem met een brief van 19 oktober 1637 (nr. 1746) toezendt (zie J.A. Worp, Een onwaerdeerlijcke vrouw, 175) en dat hij zich in 1681 nog herinnert om die ene regel: Heer, stelt uw leed te boeck, soo hoeft ghij 't niet t'onthouwen (W. VIII, 258) (Huygens citeerde uit het hoofd; het vs luidt, door hem geciteerd in zijn brief aan Hooft van 2 november 1637: En stell' syn leed te boeck, soo hoeft hij 't niet t'onthouden. Br. II, nr. 1758). Er is ongetwijfeld verband tussen Tesselschade's schrijven van dit troostdicht en Huygens' prachtige troostdicht aan haar bij het overlijden van haar man en oudste dochter in 1634 (zie Voet-maet2, 29 vlgg.). In een brief aan N.N. (Br. II, nr. 1765) dankt hij deze voor zijn schrijven: ‘De dood van mijn vrouw is een heel erge slag; ik voed nu mijne kinderen op met een goeverneur’ (samenvatting Van Worp). Voor wat hij 7 februari 1639 aan J. van Beverwijck over zijn verlies schrijft zie boven p. 6. Eveneens voor zijn brief aan Barlaeus van 21 maart 1639. Uit een brief aan Rubens van 2 juli 1639 (nr. 2419) citeer ik: Quand je l'entamoy (nl. zijn nieuwe huis op het Plein), la main de l'Eternel ne s'estoit encor appesantie sur moy. Je vivoy doublement, dans la saincte compagnie de Lei, ch'e salita A tanta pace, e m'ha lasciato in guerraGa naar voetnoot1, et d'oùGa naar voetnoot2 je ne puis seno haver l'alma trista, Humidi gl' occhi sempre, e'l viso chinoGa naar voetnoot3. | |
[pagina 30]
| |
In een brief aan J.L. Calandrini van 1 april 1640 (Br. III, nr. 2336) schrijft hij: ‘Het gaat mij goed in de wereld, maar drie jaar geleden heb ik mijne vrouw verloren’ (samenvatting van Worp). Schaars is ook de poëzie waarin Huygens zich geuit heeft over het sterven van zijn vrouw. Daar is in de eerste plaats het slot van Dagh-werck. Voorts een vierregelig latijns gedichtje van december 1637 (W. III, 43); (Ad Stellam, vxorem charissimam defunctam)Ga naar voetnoot1
Confundunt elementa vices, natura nouerca,
Ut paterer, voluit me patiente pati.
Nascitur alba dies, nigra nox perit, ut perit omnis
Stella, mei pereunt te pereunte dies.
Vertaling:
De wisseling der elementen loopt verward; de natuur gedraagt zich als een stiefmoeder:
zij wilde bij mijn lijden het lijden, dat ik leed.
De dag, als hij geboren wordt, pleegt wit te zijn; de nacht, als hij vergaat, is zwart;
zoals iedere ster vergaat, zo vergaan, nu gij vergaat, mijn dagen.
Op 24 januari 1638 dicht hij het bekende sonnet Cupio dissolvi. Op de dood van Sterre, waarvoor ik verwijs naar mijn Voet-maet2 32-34. Op 9 december 1638 voltooit hij zijn latijnse klaagzang (vgl. boven p. 4) Naeniae ἐπίμικται in morte uxoris delectissimae (W. III, 114). Worp deelt hiervan mee: ‘Het gedicht is blijkbaar op verschillende tijden geschreven. Vs 1-37 staat op een klad, vs. 37-42 op een ander, vs 42-198 op een derde. Onder vs 42 staan de drie kruisjes die H. gewoonlijk plaatste, om aan te duiden, dat hij een gedicht niet voltooid had. Op het derde blad staat midden tusschen het gedicht het versje In receptum a Geldria van 1 Oct. In M.D. (Momenta Desultoria) is het gedicht op het jaar 1637 gesteld; waarschijnlijk is H. in dat jaar met het schrijven er van begonnen, om het eerst in Dec. 1638 te voltooien.’ Ik druk hier het gedicht naar Worp af, gevolgd door een metrische vertaling in hetzelfde aantal vss van Prof. D. Kuijper Fzn. |
|