Verzamelde werken. Deel 8. Universiteit, wetenschap en kunst
(1951)–Johan Huizinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 519]
| |
BoekbesprekingenGa naar voetnoot*Libri Librorum: Balzac, Les contes drolatiques. Dante, Opera omnia. Dostojefski, Prestuplenie i nakazanie. Homeros, Ilias, Odyssea. Der Nibelunge nôt, Kudrun. - Insel-Verlag, Leipzig 1921-1922.Het Insel-Verlag heeft van de serieën uitgaven van meesterwerken der wereldlitteratuur in den origineelen tekst de derde, Libri librorum geheeten, spoedig doen volgen op Pandora en Bibliotheca mundi, die ik hier verleden jaar aankondigde. Deze Libri librorum zijn een lust om te bezitten. Wie de twee dunne Dante-deeltjes in de hand neemt, en op den rug leest: Opera omnia I, II, denkt te doen te hebben met een begin waarop nog het meeste volgen moet. Maar jawel, het is, dank zij het dunne maar volkomen ondoorzichtige papier, alles in die twee kleine boekjes compleet: Commedia, Canzoniere, Vita nuova, Convivio, Eclogae, Monarchia, brieven en de rest, in een voortreffelijke, duidelijke en niet te kleine letter, gelijk die ook in de andere deelen met zorg gekozen is. Alleen de druk van Schuld en boete is veel minder goed dan de Russische typen, in Pandora en de Bibliotheca mundi gebruikt. Maar het cyrillische schrift blijft altijd, ook op zijn best, een gebrekkig ding, in aesthetisch en nog meer in ophthalmologisch opzicht. Dat laatste komt omdat het geen echt minuskelschrift is, met talrijke onderscheidende elementen, die het mogelijk maken, het zeer snel op te nemen, doch een verbasterde majuskel, te gelijkvormig en te weinig lenig van vorm, waardoor het Russische schrift bij het lezen veel meer psychischen arbeid vordert dan het Latijnsche. Dat het in aesthetisch opzicht te kort schiet, bewijst het feit, dat de Russische schrijfkunst, om een schoon effekt te bereiken, nooit het schrift zelf in zijn eigen statigheid laat werken, gelijk dat mogelijk is met het Latijnsche en het gothische, maar haar toevlucht neemt tot de zonderlinge verwringingen der letters, den kenners der Russische kunst bekend. Men vergeve deze schriftkundige uitweiding. Of Balzac naast Dante, Homerus en de Nibelungen zich met de Contes drolatiques als Liber librorum toch niet een weinig verlegen voelt, kan ik niet beoordeelen. | |
[pagina 520]
| |
De uitgevers bieden meer dan enkel herdrukken. Ilias en Odyssea, in één deeltje vereenigd, zijn uitgegeven door Paul Cauer, de werken van Dante, hoewel grootendeels naar den tekst van Moore, door Heinrich Wengler, met een fragment uit Croce's nieuwe Dante-werk ter inleiding, de Nibelungen en Kudrun door niemand minder dan Eduard Sievers, die daarbij zijn metrisch-melodische principiën heeft toegepast. Sievers' Nachwort behelst over dat pas aangeboorde terrein der litteratuurwetenschap opmerkingen, die den philoloog van dertig jaar geleden louter onzin zouden hebben geschenen, maar die ieder hedendaagsch lezer met de grootste aandacht dient te bestudeeren. Ook Wengler heeft in Vita nuova en Convivio met het melodische vraagstuk eenige rekening gehouden. | |
A.J. Barnouw, Vondel. Great Hollanders, Edited by Edward W. Bok. Charles Scribner's Sons, New-York-London 1925.Ga naar voetnoot*Slechts een kleine kring van ingewijden kan geregeld kennis nemen van het voortreffelijke werk dat in Amerika door Dr Barnouw, als professor aan Columbia University en bekleeder van het Koningin Wilhelmina-lectoraat, dagelijks wordt verricht ter bevordering van de kennis van en de belangstelling voor Nederlandsche beschaving. Uit het pas verschenen boek over Vondel kan thans ieder die wil zich van die verdiensten een denkbeeld vormen, en van nog iets meer dan dat: van de begaafdheid, waarmee de schrijver erin slaagt, voor den vreemdeling een hem onbekend dichter en een onbekend milieu te doen leven. Want, mij dunkt, als het mogelijk is, Vondel tot den Amerikaan te doen spreken, is het hier gelukt. Uitstekend van bouw en indeeling, geeft het werk Vondel in Amsterdam, van den rederijkertijd tot het eind, met een juist evenwicht van levensbeschrijving en poëtische karakteristiek, in een vorm, die voortdurend verraadt, hoe goed de schrijver zijn Amerikaanschen lezer kent en weet te treffen, zonder dat hij iets te ver gaat in den trant, dien het Amerikaansche publiek verlangt. Hoe weloverlegd treedt Barnouw, waar hij kan, wat nader in bijzonderheden over punten, die Engeland raken: Mattheus Slade, die misschien Vondel's Latijnsche meester was, Milton, Donne, Maria Stuart. Hoe goed gezien, om Vondel als zakenman alle aandacht te | |
[pagina 521]
| |
schenken, en de cijfers van zijn rekening bij de bank te vermelden. Doch de indruk zij verre, alsof onze landgenoot alleen den Amerikaan iets te bieden had. Ook de Nederlandsche lezer zal door dit nieuwe Leven van Vondel geboeid en onderricht worden. De wijze waarop de schrijver, zonder den term Barok te hanteeren, die ons uit Duitschland hoe langer hoe meer als onmisbaar cultuurhistorisch instrument wordt opgedrongen, hier het contrast Vondel-Rembrandt, de bekeering, den Lucifer behandelt en in een treffend licht stelt, schijnt mij meesterlijk. Tenslotte de talrijke proeven van dichterlijke vertaling. Ik heb er de grootste bewondering voor. Hier is als een staaltje het slotcouplet van de Rommelpot. In conclusion, Spittle Peter,
If I asked your ancient bird,
Since this foolish farce occurred,
‘Do these fowl behave much neater
Than the stock of years ago?’
Won 't he crow, O no! O no!
In de uitvoerige passages uit Lucifer heeft Barnouw niet de bestaande vertaling van Van Noppen gevolgd, maar er een geleverd, die naar mijn indruk getrouwer is en dichterlijk hooger staat. Hier volgen twee strofen van de rei van engelen uit het vierde bedrijf. O Father, who dost dearer hold
Than hymns and frankincense and gold
The resignation and the stillness
Of one who, in humility,
Rejoices to be led by Thee,
And, in Thy will resolved, be will-less,
Thou seest, O stem that bore us all,
The highest of the angels fall
From his obedience to the Almighty,
And stir the trumpet and the drum
And, blinded by ambition, come
Upon his chariot to smite Thee.
|