Op het Orghelgebrujk vanden Heere van Zujlichem, Constantijn
Hujghens, Ridder,
Raedsheere en gehejmschrijver Zijner
Hooghejt van Oranje.
Wie vlijtigh 't oogh op 't boek der wereldt velt,
Jn elke soort van schepsels vindt gespelt
Des Scheppers lof. De bijen en de mieren
Getujghen 's met haer' geest. De domme dieren,
(5)[regelnummer]
Van groot tot kleen, jae d' alderminste worm,
Verklaeren 't, met geschikthejt hunner form.
'T onroerend tujgh, de leevenlooze dingen,
Die zeggen 't niet alleen, maer leeren 't zingen.
Het drooghe been, het dorre hout, het tin,
(10)[regelnummer]
Verheft zijn' stem, en zwaejt des menschen zin
Tot deftighejt, tot ootmoedt, tot eerbieding
Aen zijnen God; met wonderlijk' ujtwieding
Der woestighejt: en preekt in tael, verstaen
Van Noor en Moor, Oost- en Westjndiaen.
(15)[regelnummer]
Dank heb 't vernuft, ujtvinder van de keelen
Des Orghels, dat de zielen weet te streelen,
[pagina 193]
[p. 193]
En ment ze, met geneughte, tot het pujk
Haers hejls. Het plejt, gevoert om 't slim gebrujk,
Waerujt, voorheen veel aenstoots was gerezen.
(20)[regelnummer]
Heeft Hujghens nu beslecht; en 't Recht gewezen.
1640.
P.C. Hóóft.
[tekstkritische noot]translitteratie Opschrift
r. 1 van den (?)
manuscriptologische aantekeningen Het handschrift is een los folioblad dat weliswaar (op onzorgvuldige wijze) overdwars gevouwen is geweest, maar geen sporen vertoont dat het langere tijd in gevouwen toestand bewaard of van hand tot hand gegaan is. Wel zijn er enkele aanwijzingen dat het als kopij gebruikt kan zijn, althans te eniger tijd mogelijk gereed gemaakt is als kopij, dan misschien voor de editie-1671. Deze aanwijzingen kunnen echter slechts zinvol worden behandeld in het breder verband van de voorbereidingen tot de editie-1671. Bespreking ervan blijft hier dan ook achterwege. Wel moet worden opgemerkt dat (het herstel van) de doorhaling van het jaartal misschien eerst toen en dan dus niet door Hooft is geschied.
De versozijde, blz. 568 in hs. A, is blanco.
Opschrift:
r. 1 [-Op het [-schrift] van H.]≤Op het Orghelgebrujk vanden Heere van Zujlichem,≥ Constantijn
r. 2 Hujghens, Ridder, [-Heere van Zujlechem,]
r. 3 Raedsheere en gehejmschrijver Zijner
r. 4 Hooghejt van Oranje.
vs. 9 [-De]≤Het≥ drooghe [-pee(z?),]≤been≥, het
vs. 13 [-Van]≤Der≥
vs. 16 Des [o+]rghels
[tekstkritische noot]translitteratie vs. 19 Achter gerezen staat een punt, echter als afsluiting van een later aangebrachte correctie. In de eerste versie was de regel afgesloten door een komma. Vgl. de manuscriptologische aantekening.
manuscriptologische aantekeningen vs. 17 En [-sleept]≤ment≥ ze <komma> (?) met
vs. 18 Ha[r?+]rs hejls. [D+]et om [-het] 't slim
vs. 19 [-Dat oorzaek van]≤Waerujt, voo[∼+]heen≥ veel aenstoots [-plagh te wezen,] was gerezen.
Tussen jaartal en ondertekening een sluitteken onder het gedicht.
Het jaartal 1640 is doorgehaald geweest, waarna het doorhaallijntje tussen de afzonderlijke cijfers weer zoveel mogelijk is weggewist. Dit kan zijn gedaan bij het gereedmaken tot kopij voor de editie-1671, waar er geen jaartal onder staat. Ook in Responsa prudentum van 1641 staat er geen jaartal onder. De ondertekening luidt daar Omnibus idem., het opschrift Op het Orgel-Gebruik van ***. In vs. 20 is daarin Huygens' naam eveneens vervangen door deze drie sterretjes.