Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek. II. Gedichten voor Huygens
(1968)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||
Inleiding tot de tekstenHoofts afschrift van Huygens' Vier en vlam.Hoofts afschrift bestaat uit een afzonderlijk genaaid katern van drie folio-diplomata, waarvan de tekst blz. 1 (= hs. G, fol. 57 R) tot halverwege blz. 10 (fol. 61 V) beslaat. Fol. 62 (blz. 11-12) bleef blanco. Het stuk is, afgezien van de bij Hooft gebruikelijke vouwen ter verkrijging van een marge-vouw, in achten gevouwen geweest en vertoont buitenzijdesporen op fol. 62 V (blz. 12). Opmerkelijk is dat Hooft tussen de regels 6 en 7 van het opschrift Huygens' S fermé plaatste. Hoewel Hoofts afschrift met de beide onder de Hugeniana van de Koninklijke Akademie overgeleverde handschriften werd vergeleken, zou een verslag van de bevindingen het kader van deze Hooft-editie te buiten gaan daar het voor de waardering van de varianten een gedetailleerde bespreking van beide Huygens-handschriften zou moeten impliceren. Er werd dan ook voor deze editie geen poging gedaan om, binnen de Huygens-filologie, Hoofts afschrift te situeren in de tekstgeschiedenis van Huygens' gedicht. Wel richtte de vergelijking de aandacht op die punten waar Hoofts afschrift afwijkt van (een van) beide Huygens-handschriften. De in het afschrift voorkomende letterverduidelijkingen en de in margine gestelde getallen worden hieronder besproken bij de autograaf van Koelte van antwoordt. | |||||||||||||||||||||||||||
Hoofts Koelte van antwoordt.De overgeleverde autograaf in het zg. hs. G bestaat uit twee ineengelegde maar naderhand tot vier losse folia doormidden gedeelde diplomata van hetzelfde papier als waarop Hooft Huygens' Vier en vlam afschreef. Het stuk is thans nr. 5, vroeger in blauw potlood per folium genummerd als stukken 5, 6, 7 en 8.Ga naar voetnoot1) De huidige foliering in zwart potlood van 63-66 loopt daarmee parallel. Een oude paginering in inkt vertoont echter een hiaat: 2, a - 2, b - 2, e - 2, d ... 2, i - 2, k - 2, 1 - 2, [-1]m.Ga naar voetnoot2) Aan deze reeks ontbreken 2, e - 2, f - 2, g - 2, h, dus vier bladzijden oftewel 1 diploma oftewel 2 folia, nl. het middendiploma tussen de huidige folia 64 (olim stuk 6) en 65 (olim stuk 7).Ga naar voetnoot3) | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||
De aantallen versregels op één bladzijde zijn, doorgehaalde er bij opgeteld: fol. 63 R: bovenschrift +14+1, 63 V: 26, 64 R: 26, 64 V: 26, ... hiaat ..., 65 R: 26, 65 V: 30, 66 R: 34, 66 V: 42+1 (+2+6 in een tweede ‘kolom’ ernaastGa naar voetnoot1)). Op het verdwenen diploma kunnen derhalve naar verwachting 4 × circa 26 regels = circa 104 versregels gestaan hebben. In de editie-1671 zijn er echter slechts 62 (nl. in de huidige telling vs. 93-154) meer dan in handschrift overgeleverd, zodat circa 42 versregels ontbreken. Behalve in de oude paginering is er ook een hiaat in de reeks van (oude) getallen die, evenals in het Vier en vlam-afschrift en daarop aansluitend, in de marge in inkt gesteld zijn en wel, evenals daar, binnen de tekst om de 52 regels, doorgehaalde niet meegerekend. Bij Vier en vlam staan de getallen 9-13 met vier intervallen van 52 versregels, begin en eind van het gedicht buiten beschouwing gelaten. Bij Koelte van antwoordt zijn het 14 bij regel 1 van het opschrift, vervolgens 15 onder vs. 38, 16 onder vs. 90, 19 onder vs. 202 en 20 onder vs. 254, uit welke reeks 17 en 18 ontbreken. In tabel gebracht:
Uit deze tabel blijkt dat precies 106 versregels, eventuele doorgehaalde niet meegerekend, verondersteld moeten worden nog aanwezig geweest te zijn toen de marginale getallen werden geplaatst. 62 werden er gedrukt in 1671: 44 verzen zijn dan dus verdwenen. De thans nog aanwezige vier losse folia zijn blijkens enkele kenmerken als kopij gebruikt voor de editie-1671: formaatsignatuur, deling en smet. Ten eerste komt op de overgang van p. 295 naar 296 in de editie-1671 tussen vs. 33 en 34 in het handschrift een vrij forse ‘blinde’ kras voor, beginnend in de marge tot aan de achterrand van het papier, echter noch overlopend op het in het katern volgende folium, noch op het folium waarmee het oorspronkelijk één vel vormde en dus hoogstwaarschijnlijk eerst aangebracht na de deling van de diplomata. (De overgang van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||
p. 296 naar 297, tevens overgang van katern oo op pp, valt in het gedeelte dat aan het handschrift ontbreekt.) Er ontbreekt echter een formaatsignatuur op de overgang van p. 297 naar 298 tussen vs. 237 en 238.Ga naar voetnoot1) Ten tweede zijn de diplomata doormidden gedeeld tot losse folia, waarbij de op het eerste folium over de vouw doorlopende slotverzen bij het in tweeën delen van het buitendiploma voorzichtig zijn mee-‘gedeeld’ (zie de manuscriptologische aantekeningen bij vs. 285-290).Ga naar voetnoot2) Ten derde vertoont het handschrift smet.Ga naar voetnoot3) In enkele wijzigingen in het handschrift is de hand te herkennen van Gerard Brandt: zie de manuscriptologische aantekeningen bij regel 9 van het opschrift en bij vs. 13. Deze zijn gevolgd in de door Arnout Hellemans Hooft en Gerard Brandt bezorgde editie-1671. Het vermoeden lijkt dan ook gewettigd dat de wijzigingen in regel 8 en 11 van het opschrift eveneens door Brandt, althans door zijn toedoen, werden aangebracht. In elk geval lijken zij voor de editie-1671 bestemd te zijn geweest. Al deze wijzigingen, die niet of hoogstwaarschijnlijk niet van Hoofts hand zijn, werden niet in de tekstredactie opgenomen, maar alleen in de manuscriptologische aantekeningen vermeld. In Hoofts afschrift van Vier en vlam en in het handschrift van Koelte van antwoordt werd in een aantal gevallen een letter met de pen ‘bijgewerkt’, veelal een h. Vermoedelijk werd daarmee een verduidelijking beoogd, misschien ten behoeve van een copiist of zetter. Het is meestal niet uit te maken van wiens hand deze pennestreken zijn, maar althans voor Koelte van antwoordt kan worden verondersteld dat zij afkomstig zijn van degeen die het stuk als kopij gereedmaakte om te voorkomen dat de zetter iets anders zou lezen en dan zijn zij dus niet van Hooft.Ga naar voetnoot4) Deze gevallen werden slechts dan in de manuscriptologische aantekeningen genoteerd wanneer het mogelijk een letterwijziging betrof. De 62 verzen die naar de editie-1671 werden uitgegeven, nl. vs. 93-154 in de huidige verstelling, zijn afgedrukt naar het exemplaar van de Commissie voor de uitgave van het Verzameld Werk van P.C. Hooft. In het voor de uitgave van deze Proeve ingestelde voorlopige onderzoek, kwamen bij collatie met een tiental andere exemplaren geen verschillen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||
aan het licht.Ga naar voetnoot1) Het is echter mogelijk dat het voortgezette onderzoek van de editie-1671, waarvan elders verslag gedaan zal worden, gegevens zal opleveren op grond waarvan in de hier gepubliceerde redactie correcties zullen moeten worden aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||
Huygens' afschrift van het slot van Koelte van antwoordt.In het handschrift van Vier en vlam dat tot kopij voor de Otia van 1625 heeft gediend, voegde Huygens eigenhandig achter zijn eigen gedicht de acht slotverzen van Hoofts Koelte van antwoordt toe onder het opschrift:
Onder de dan volgende acht verzen schreef Huygens nog, inspringend en afgescheiden door een streep er boven en er onder: OEY! DAER WAGGELT MIIN VERMOEYEN. |
|