| |
| |
| |
[Commentaar] Huygens' Weder-Antwoord
A. | Huygens antwoordde op Hoofts Dankhebt met Mijn Wederantwoord (W.I., 308). Het gedicht werd door Worp uitgegeven naar het hs KA. Daarnaast is er nog een hs, enige jaren geleden op een veiling bij Sotheby aangekocht, een autograaf van Huygens, een klad, dat hier wordt afgedrukt. Men beschikt dan over de drie versies: KA (Worp), Sotheby-hs en de eerste druk in Otia 1625. |
| |
B. | Vergelijking van KA en S. (Sotheby) levert in hoofdzaak spellingen interpunctieverschillen op. De enige verbale afwijking is vs 55 de open variant roerende (zie Varianten in het hs) en de grappige titel in S: 'T Steenen-Boeck te Muyden. Op des Heeren P.C. Hoofts Danckhebt voor mijn Goeden Avond. Zie echter p. 33. Vs 43 Bauwt bij Worp is verkeerd gelezen. Er staat in KA Gauwt, in evenals S. |
| |
| |
| |
C. Commentaar
III: Huygens' Weder-Antwoord.
'T steenen-boeck te Mvyden.
$ Op des Heeren P.C. Hoofts Danckhebt voor mijn Goeden Avond.
$
Iae, danck hebt, beleefde moppen,
beleefde moppen - (vgl. Dankhebt, vs. 33) vriendelijke, welwillende, tegemoetkomende bakstenen (Huygens sluit aan bij de laatste woorden van Hoofts gedicht).
Die mij uw' bepuijnde kropp en
bepuijnde kropp - door steen ingesloten keel (stem).
Niettemin bespraeckt gesteent
Niettemin ... gesteent - gesteente, dat desondanks bespraakt is, spreken kan.
Soo gewillich hebt geleent,
(5)[regelnummer]
Trouwer tuijghen van mijn' weening
Tuijghen - getuigen
weening - geween, klacht.
Trouwer tolcken van mijn' meening
meening - bedoeling, voornemen (nl. om Hooft te bezoeken). De getuigen zijn ‘trouwer’, i.z.v. zij geen geheim verklappen, zoals het riet t.a.v. koning Midas deed, maar de hartelijke gevoelens van Huygens voor Hooft vertolkt hebben.
Dan het klapperach(t)ich Riet
klapperachtich - geneigd tot babbelen, babbelachtig.
| |
| |
Dat den Koninck Esel hiet.
Dat ... hiet - dat de koning (Midas) ezel noemde (nl. door te zeggen: ‘koning Midas heeft ezelsoren’).
Maer vergeeft mij, klare klinckaert.
klare klinckaert - helder klinkende klinkerd (gebakken steen) (vgl. Zeestraet, vs. 199: ‘die klaere klinckaert’).
(10)[regelnummer]
Mijn vertrouwen op uw' klinck-aert
klinck-aert - (woordspelend) eigenschap van klinken, van een heldere klank te hebben.
Was geen toegedochte klanck,
Maer een toegedichte sanck:
Mijn ... sanck - Ik verwachtte van u niet slechts een klank die ik u toedacht (en die gij ook werkelijk bezit), maar (de herhaling van) een toegedichte zang, een zang (Huygens bedoelt zijn gedicht ..Op een misluckte Muydsche reyse") die ik u toezong (met het verzoek die voor Hooft te onthouden en weer op te zeggen). WNT XVII, kol. 413 vermeldt dit toedichten met dit (enige) citaat en geeft (minder juist) als betekenis: voor iemand in dichtvorm opstellen.
Recht gelijck de Minnaers pleghen,
Recht - precies
pleghen - verbinden met vs. 18: in te lijven.
verlegen (om) - pijnlijk missend.
(15)[regelnummer]
Om een oogh, en om een oor,
Om een tuijghende gehoor;
een ... gehoor - een gehoor, dat getuigenis kan geven, dat getuige is.
Struijcken, ongezielde lijuen
ongezielde lijven - onbezielde lichamen, dingen.
Ziel en adem in te lijuen
in te lijven - voorzien van, geven.
Om - teneinde.
(20)[regelnummer]
IJet te scheppen van versin.
IJet ... versin - (voor de wanhopige min) iets te scheppen, dat opmerkt, aandacht schenkt (MNW i.v. versinnen: o.m. luisteren naar, letten op, zijn aandacht wijden aan, opmerken enz.), nl. aan de klachten van de minnaar.
| |
| |
Sie ick nu mijn enckel jocken
enckel - (tegenover dubbel van het volgende vs.) simpel, argeloos.
jocken - schertsen.
I/Jn een dubbel ernst betrocken,
In ... betrocken - omgezet in, opgevat als een dubbele ernst, nl. wat jok was wordt ernst (zijn speelse klacht komt serieus door) en zijn schertsende veronderstelling dat de stenen zijn klacht zullen doorgeven, wordt waarheid: de stenen blijken inderdaad te leven.
Sie ick leuen ‘tgen’ ick docht,
Amij! off het leuen mocht!
‘tgen’ ... mocht! - datgene waarvan ik dacht Ach of het zou kunnen leven of wensend: Leefde 't! (zinsvervlechting, waardoor het onderwerp van ‘leven mocht’ proleptisch komt te staan, hervat in ‘het’).
(25)[regelnummer]
Soo wel eer de Griecksche Luijten
Soo - zoals.
Griecksche Luijten - Griekse zangers, dichters.
Vande Marmer-hacker fluijtten
Marmer-hacker - beeldhouwer in marmer (Pygmalion).
fluijtten - zongen, dichtten. (Komisch bij Luijten!); tegelijk: logen (WNT, s.v. fluiten, 4588).
Die de vrijster van sijn snè
Vrijster ... snè - door hem gebeeldhouwde jonge vrouw.
'Tleuen in soogh met sijn bé?
Welkom dan, en welkom, klinckers,
Welkom dan - Te zien als hoofdzin na de voorgaande vraag (21-28), die als voorwaardelijke bijzin (een reële veronderstelling bevattend) fungeert.
(30)[regelnummer]
Welkom luijster-leepe linckers,
luijster-leepe - schrander, scherp in het luisteren.
linckers - slimmerds.
| |
| |
welbelesen - met succes overgehaald, bepraat.
tras - cement; metonymisch voor wat met tras gemetseld is, dus aanduiding van het Muiderslot.
Welkom rijcke letter-kas,
letter-kas - kast waar de zetter de letters uit neemt (het Muiderslot gaf alle woorden van Huygens weer terug, reproduceerde ze).
‘Kwil van nu af niet meer dagen
Die uw dagen moet doen dagen,
(35)[regelnummer]
Met het stijgen van sijn son
Die ick onlanx onder von’.
‘Kwil ... onder von’. - Ik wil voortaan niet meer oproepen (hem, nl. Hooft), die u uit het duister moet halen (de dag voor u doen opgaan), als zijn zon verrijst (als hij verschijnt, in Muiden komt), die ik kort geleden ondergegaan aantrof (Hooft was immers afwezig!)
'Khouw mij ruijm en vol te vreden
Metten romp der holle steden
Die de schaduw van uw Heer
(40)[regelnummer]
Somtijdts met haer volheijt eer;
'Khouw ... eer - Ik acht mij ruim en ten volle tevreden gesteld met de omhulling van de holle ruimten (omschrijving van Muiderslot), die (obj.) de lichamelijke aanwezigheid van Uw heer (Hooft) soms met haar volheid eert. Ik meen dat met schaduw van uw heer hier het lichaam wordt aangeduid, dat in het slot verschijnt; met haer volheijt ziet dan op de rijke geest die in dat lichaam huist (tegenover de holle steden).
| |
| |
Hebben v mijn krancke knepen
krancke knepen - (tegenover ‘het krachtighe beknijpen’ van vs. 50) zwakke knepen.
'Tleuen uijt de borst genepen,
Gauwt ghij door den flauwen galm
Gauwt ghij - Indien gij in beweging komt (gauwen, volgens WNT reflexief, hier intr. ww. = zich reppen, in beweging komen, ‘gauw’ worden).
Van mijn klachten ouer 't kalm
(45)[regelnummer]
Vande vlacke Zuijder ebbe,
Zuijder ebbe - lage Zuiderzee, de Zuiderzee bij eb.
Die ick maer besien en hebbe
Die ... hebbe - die ik maar (even) bekeken heb (antec. ghij!).
Doe ... las - vgl. Op een' mis-luckte Muydsche reyse, vs. 57.
Dat mijn reijs verloren was;
verloren - vergeefs.
Wat en kan ick niet begrijpen
Wat ... begrijpen - hoofdzin na de functioneel condit. zinnen 41-48, die weer een realiteit veronderstellenderwijs uitdrukken.
begrijpen - m.i. hier omvatten, in de zin van mij voorstellen, en dus: verwachten.
(50)[regelnummer]
Van het krachtighe beknijpen
het ... beknijpen - de krachtige, overal op u uitgeoefende druk, stuwing.
Van Sijn dagelij(c)ksche stem,
krakende - duidelijk klinkend? (Huygens spreekt enige malen van 't kraeken van een Luyt, zonder ongunstige betekenis. (WNT VIII, 1, kol. 71). Ik meen dat kraken ook hier niet ongunstig mag worden opgevat; het zal een doordringend geluid aangeven).
gehem - hm zeggen, voor men gaat spreken (WNT i.v.); hier toch wel aanduiding van het spreken zelf.
Door vw' lagen heen moet booren;
Wat ghij tonghen, wat ghij ooren
Wat...leent - evenals 52, 53 uitwerking van Wat in 49) hoe (in welke mate) gij oren en tongen van hem leent (van hem leert luisteren en spreken) en hoe (in welke mate) gij rammlens in 't gebeent (geluid door u voortgebracht) van hem leert en aan hem ontleent.
| |
| |
(55)[regelnummer]
Wat ghij roerende ≤rammlens in 't≥ gebeent
Van Hem leert, en van Hem leent.
Wat Hij uw' vermurwde schoncken
vermurwde schoncken - zachtgemaakt gebeente, skelet, daardoor geschikt om te luisteren, in zich op te nemen en weer te geven. (Het valt op dat Huygens hier het beroemde rijmwoord uit de ‘Schonkenreeks’ hanteert, al zal hij niet opzettelijk willen herinneren aan deze dichterlijke wedstrijd van begin 1621).
Leer en leersaemheijts geschoncken
Leer en leersaemheijts - onderricht en begeerte om onderricht te worden als eenheid verbogen, met de -s van de partit. gen. aan het einde). geschoncken - geschonken heeft (samentr.).
Wat Hij letters, monde voll,
monde voll - niet in WNT; m.i. hier bijw. bep.: met mondenvol.
(60)[regelnummer]
Heeft vergoten in uw holl.
holl - holle ruimte.
'Kweet het, kalck, ick weet het, steenen,
Dat ghij leent, dat kont ghij leenen,
Dat ... leenen - wat gij aan hem (Hooft) ontleent, kunt gij (weer) uitlenen, aan een ander geven.
En soo veel ghij bergt en draegt
| |
| |
V ≤D≥ eijlen die 't v vergt en vraegt;
Veijlen - ter beschikking stellen, aanbieden, ten beste geven aan. vergt - verzoekt.
(65)[regelnummer]
Ksal 't u vragen, 'ksalt u verghen,
'Ksal uw' weerklanck komen terghen,
weerklanck - echo.
terghen - opwekken, gaande maken, uitlokken.
'Ksal als in een Bijen-fuijck
Bijen-fuijck - bijenkorf (WNT II, 2, kol. 2566).
Komen smoddren in het puijck
smoddren - smullen, smikkelen.
Van de Goijsche Honich-raden,
Goysche Honich-raden - vgl. vs. 72 van Dankhebt met de aant.
(70)[regelnummer]
Ksalder mijn begeert' in baden,
baden - koelen, bevredigen.
En mijn snacken in verslaen,
snacken ... verslaan - hevige begeerte in bevredigen, lessen.
Sonder seggen, op het gaen,
Sonder ... gaen - zonder iets anders te zeggen bij het weggaan.
Dan, Danck hebt beleefde moppen
Die mij uw' bepuijnde kropp; en
(75)[regelnummer]
Niettemin bespraeckt gesteent
Soo gewillich hebt geleent.
Constanter.
Hag. XI.o Iulij
1623. |
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
2 bekalckte werd bepuijnde: vgl. vs. 74, waar dezelfde verandering werd aangebracht. Betere woordkeus: de keel is door steen, puin ingesloten, niet met kalk bedekt.
7 't versierde klappers Riet werd het klapperachtich Riet: ik vermoed dat Huygens niet tevreden was met de combinatie: het verzonnen babbelachtige riet (verzonnen, nl. niet historisch, mythologisch; klappers = tot babbelen gezind, afl. op -s van klapperen (vgl. stoots, waaks etc. en Schönfeld6, 212) niet in WNT, lijkt mij zeker aannemelijk). De woordgroep kon ook, onjuist, worden opgevat als: het riet van de verzonnen klapper. De oplossing bood klapperachtich, met vermijding ook van het neologistisch aandoend adj. klappers.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
20 de open variant banen voor scheppen werd weer geschrapt.; scheppen was toch betere woordkeus, in de kontekst.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
21, 22
Sien ick nu mijn weeldrigh jocken
In volmaeckten ernst betrocken,
werd:
Sie ick nu mijn enckel jocken
In een dubbel ernst betrocken,
Keurde hij de veel voorkomende vorm op -n ( Sien) in hiaat af, als toch minder beschaafd? Wat de overige wijzigingen betreft: in de eerste versie werd het dartel, lichtvaardig schertsen volmaakt ernstig opgevat; in de tweede versie wordt, zinrijker, het simpele, argeloze schertsen tot een dubbele ernst gemaakt (zie woordcommentaar.)
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
31 welkoms waerde werd welbelesen: tweede versie sprekender: met succes overgehaald, bepraat i.p.v. het herhalende: een welkom waardige.
33 niet meer bleef nadat nimmer was geprobeerd; niet meer paste beter na van nu af(?)
33, 34
‘Kwil van nu af niet meer vragen
Naer het dagen van uw’ dagen,
Dit werd:
'Kwil van nu af niet meer dagen
Die uw dagen moet doen dagen,
De eerste versie is vager, de tweede concreter, Hoofts persoon oproepend. In vs. 33 kan wagen gelezen worden in de eerste versie. Dit leidt echter niet tot een interpretabele combinatie met de volgende woorden.
35 In verband met de wijziging in 33, 34 werd Naer het stijgen van uw' son tot: Met het stijgen van sijn son.
39 Daer werd Die: Er zijn twee mogelijkheden: Huygens zweefde eerst een versie voor aanvangend met Daer. Deze versie kunnen wij op grond van de volgende woorden niet achterhalen; of: Daer is een verschrijving die meteen hersteld werd. volheijt werd schaduw.: er heeft blijkbaar een omwisseling plaats gehad.
Eerst: Die de volheyt van uw Heer / Somtydts met haer schaduw eer;
Daarna: Die de schaduw van uw Heer / Somtydts met haer volheyt eer;
De volheyt van uw Heer is aanduiding van Hoofts geestelijke rijkdommen; haer schaduw is de lichamelijke verschijning van die geestelijke volheid. Het leek Huygens beter de orde lichaam, geest te nemen: de schaduw eert het slot Muiden met de geestelijke volheid die erachter zit.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
43 den voor de: correctie om mnl. genus.
54 oogh werd tonghen: een vergissing, misschien veroorzaakt door het naburige ooren.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
55 roerende kreeg als open variant roerens in 't, waarin roerens werd geschrapt en rammlens naast zich kreeg. De eerste versie was dus: Wat ghij roerende gebeent. De open variant: Wat ghij rammlens in 't gebeent. Deze vindt men in KA en Otia. Huygens gaf dus de voorkeur aan de tweede versie. De aanspreking roerende gebeent verwierp hij voor een constructie: object (waarin part. gen. rammlens) met een voorzetselgroep als nabepaling.
59 monden voll werd monde voll: misschien wilde Huygens de opvatting monden voll als mv. van mondvol, betrokken op letters, dus als maatbepaling bij letters, vermijden, en met monde voll een bijw, bepaling aangeven bij het gezegde: met mondenvol uitgieten.
62 Interlineair hij voor ghij werd weer verworpen. Huygens overwoog dus: Wat hij (Hooft) (aan u) leent, kunt gij op uw beurt weer aan anderen lenen. Hij gaf de voorkeur aan de versie: wat gij van hem leent enz., spelend met de twee betekenissen van lenen.
63, 64 Er zijn allerlei manuscriptologische complicaties (zie de manusc. beschr.). De onderstreping van dat en ghij in 63 kan aanduiding zijn van de wenselijkheid herhaling te vermijden (dat 2 maal in 62, ghij 2 maal in 62). Door soo veel werd dan dat weggewerkt.
In 64 is een mogelijke D overschreven met V. De eerste versie kan geluid hebben: Deijle ghij die 't v vergt en vraegt. Dit klopte metrisch niet, doordat u tussen de drie trochaeën overschoot. Een conj. Deijle ghij acht ik niet onmogelijk. De tweede versie werd: Deijlen die 't u vergt en vraegt. Metrisch in orde en de toch wat vreemde conj. vorm verwijderd. Tenslotte werd Deijlen tot Veijlen, dat ook in KA en Otia voorkomt.
|