Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek. II. Gedichten voor Huygens
(1968)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[Commentaar] Hoofts Dankhebt
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bruiloft in Amsterdam. Dit is zeer waarschijnlijk de bruiloft geweest van Magdalena van Erp (halfzuster van Christina) en Joost Baeck, wier ondertrouw plaats vond op 5 mei 1623 te Amsterdam (A.D. de Vries, Eigen Haard, 1881, 103, 2e kolom, noot 2) en wier huwelijk voltrokken werd op 23 mei (P. Leendertz Jr., Uit den Muiderkring, 32). Dat Hooft uit de richting Amsterdam naar Muiden terugkeerde, blijkt uit vs. 37 van zijn gedicht. Ik meen dus dat alle omstandigheden de opvatting steunen, dat Huygens in de tweede helft van mei zijn tocht naar Muiden maakte, in overeenstemming met zijn eigen aanduiding ‘zess en soo veel weken’ na zijn aankomst uit Engeland. Hooft bleek dus afwezig. Huygens hoort dit voor hij in Muiden is en keert terug. Zijn gedicht op de mislukte Muidse reis is van 23 juni 1623. (Worp I, 305, noot 1). Hooft, veertien dagen na Huygens' vergeefs bezoek thuisgekomen (zie Dankhebt, vs. 30), reageert met zijn gedicht Dankhebt enz. Het is niet toevallig dat er uit mei 1623 geen brieven van Hooft zijn in de uitgave Van Vloten, (1 mei tot 5 sept. geen brieven afgezien van de discussie over de versmaat tussen mei en juli 1623). Van Tricht, P.C. Hooft 87 merkt op dat Hooft hier voor het eerst ‘Huygens' spelevers van vier trochaeën’ gebruikt. Inderdaad volgt Hooft bewust nauwkeurig Huygens' trant, met dit verschil: Huygens opent met twee mannelijk rijmende verzen, die opgebouwd zijn uit drie trochaeën en een betoonde lettergreep, waarna in de twee volgende vrouwelijk rijmende verzen vier trochaeën optreden. Bij Hooft is de volgorde omgekeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
B. Tekst en varianten:In Gedichten 1636 nam Hooft het gedicht niet op. Het werd voor het eerst in een uitgave van Hoofts gedichten gedrukt in Gedichten 1644. Men zie over deze uitgave de Inleiding van L.-St. XXX: ‘Waarschijnlijk geschiedde zij niet zonder voorkennis, maar wel zonder medewerking van den dichter.’ Hiervoor worden verschillende argumenten aangevoerd. Tot de in deze uitgave voor het eerst opgenomen gedichten (na de uitgave van 1636) behoort o.m. Dankhebt, dat reeds eerder was gedrukt in Huygens' Otia (1625). Het blijkt dat de uitgave van 1644 de tekst uit Otia heeft overgenomen (de storende drukfout in vs 7: gewoont, die (i.p.v. geboomt en) keert terug. Bij nauwkeurige vergelijking van de Otia-tekst met de uitgave 1644 blijkt, dat afgezien van onbetekenende spelling- en interpunctieverschillen, de teksten nauwkeurig overeenstemmen. Echter zijn aperte drukfouten in Otia (vs 25 redên voor reden, vs 28 in voor is, vs 58 onthielden voor onthulden, vs 68 Waetr'en en voor Waetr'en) verbeterd. Maar gelijk reeds opgemerkt, bleef vs 7 onveranderd, evenals vs 84 begaet. voor begaet? en vs 105 Waer't voor Waert. Brandt baseerde zijn tekst in Hooft's Werken van 1671 op de uitgave van 1644. De tekst stemt nauwkeurig met die van 1644 overeen, afgezien | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van spelling- en interpunctieverschillen. Slechts werd de fout in vs 7 nu gecorrigeerd (gewoont, die werd geboomt en) en ook die in vs 105 (Waer't werd Waert). Slechts de fout in vs 84 begaet. bleef staan. En er kwam een storende drukfout bij: in vs 99 Bruilofts taarten voor Bruylofts staerten. (L.-St. I, Inl. XXXVIII vergist zich met de bewering, dat deze fout afkomstig is van de uitgave 1644.) Ik meen verder dus te kunnen volstaan met een opgave van de varianten in Otia 1625, verg. met het hs.
Spelling- en interpunctieverschillen zijn buiten beschouwing gelaten.
Korenbloemen 1658 geeft dezelfde tekst als Otia 1625, slechts zijn de drukfouten in vs 25, 28, 58 en 68 verbeterd. Die in vs 7, 84 en 105 bleven staan. In vs 41 kwam er een drukfout bij. voor i.p.v. voer. Korenbloemen 1672 is geheel gelijk aan Korenbloemen 1658.
Bijzondere aandacht verdient het feit, dat, Hooft na vs 44 12 regels schrapte (*45-*56), die met enige wijziging terugkeren in vs 69-80. Ik vermoed dat hij het gepaster vond deze regels, waarin wat de stemmen zeggen, in de directe rede gegeven wordt, gewijzigd verderop te plaatsen en eerst indirect weer te geven wat de stemmen verhaalden (Huygens' wedervaren, zijn teleurstelling etc.) en daarna zich rechtstreeks tot Vasthart te richten (vs 61), in een climax de macht van diens stem beschrijvend: als de stenen reeds zó door hem worden beïnvloed, dan zal hij licht ook de Zuider Mereminnen kunnen betoveren enz. Wat hemzelf betreft, hij biedt geen weerstand, geeft zich geheel gewonnen aan de macht van Huygens' keel (‘Vwe keel heb al haer' wil,’ vs 80). De geschrapte regels schetsen in de directe rede het gevaar dat de Zuiderzeemeerminnen lopen door Huygens' stem te worden betoverd, evenals Odysseus' makkers, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
waarna de ‘stemmen’ van zichzelf verklaren, geen vrees te koesteren voor zijn verleidingsmacht, zich daaraan gewonnen te geven. In *45-*56 is slechts één wijziging van betekenis in het hs. Vs. *56 luidde eerst: Volghen (?) daer hij 't hebben (wil). Dit werd interlineair Ach zijn keel heb al haer '(wil). Hooft werd begrijpelijkerwijae niet bevredigd door de oorspronkelijke regel met zijn geforceerde samentrekking. De verandering is duidelijk een verbetering (vgl vs 80). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
C. Commentaar
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Menssen woorden hoord' jck vaecken
vaecken - vaak (oude dat., tot adv. geworden: vake, vaken, vgl. Schönfeld6, 31). (10)[regelnummer]
Bauwen nae van laijen daecken;
van laijen daecken - door leien daken. Kalck oock en gebacken klaj
Kalck ... klaj - Ook kalk en baksteen, dus: gemetselde muren. Soo langtongt sijn als de laj.
langtongt - praatziek, babbelachtig. WNT VIII1, 1055 geeft dit citaat zonder bet. opgave. Daarnaast een citaat uit Starter: ‘Men moet het klappen van lang-tonghde menschen vresen’. Voor de afleiding met -(e) de vgl. Schönfeld6, 183. Bergh en daelen staedigh souwen
Bergh ... souwen - hoofdacc. op staedigh (in 14 op onthouwen). Snaetren, konden zij onthouwen
(15)[regelnummer]
Hun' gehoorde les soo fraeij
fraeij - bekwaam, knap. Als een spreeuw oft papegaej.
Hij die 't moeije mal soo kluftigh
't moeije mal - het mooie mal, het ‘costelijck mal’ van Huygens. De spelling met oe doet mij vreemd aan voor deze tijd. Wel vindt men passim de spelling oy (beantwoordend aan een korte ò-klank, vgl. Zwaan, 354). Otia 1625 heeft hier Moye, evenals Korenbl.2 (1672).
Loofde, vondt der soo vernuftigh,Ga naar margenoot+
loofde - ‘op prijs stelde’, aant. van Hooft in margine in het hs (zie bij variantenbespreking). Dat s' hun' les onthielen lang
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
(20)[regelnummer]
Drie maetslaeghen van een zang.
Drie ... zang - drie tellen. De echo kwam drie tellen na de laatstvoortgebrachte klank. Heinsius ontdekte reeds (Pantheonuitg. Korenbloemen, 3e dl, 3e dr., p. 128, ook Ts. 22, p. 295), dat hier bedoeld wordt ‘een echo, die Huygens op zijn reis naar Venetië in 1620, aan de Rijn hoorde’. We vinden een beschrijving van deze echo in zijn Journaal van zijn reis naar Venetië. (Bijdragen en Mededelingen Hist. Genootschap XV, p. 72): ‘Cette apres-dinée nous passames entre deux des rochers, qui enferment le Rhin, d'une hauteur et roideur effroyable, au prix desquels ces premiers ne sont que collines. Nous prismes plaisir à faire sonner la trompette de la cavallerie, pour entendre les admirables ressonances de ces pierres, dont l'echo nous bailloit loisir de distinguer plus de trois mesures apres la derniere cadence de la trompette; quand nous deschargeons nos pistolets le tintamarre en suivit plus creux et long que celoy d'aucun canon’. Hooft wist van het geval, hetzij door lezing van het Journaal, hetzij mondeling van Huygens. Vasthart meen jck. 'T was ten tijde
Als hij Golf zijn' brujdt ontvrijde,
En het huwlijck maekte klaer
Tussen oceaen en haer.
'T was ... haer - L.-St. I, 188 vindt de passage onduidelijk; de Pantheonuitg. geeft reeds de goede verklaring. Zie ook J. Heinsius in Ts. 22, 295. ‘Golf = de Adriatische Zee. De bruid is Venetië, dat jaarlijks door een zinnebeeldig huwelijk met de zee (= “Golf”) werd verbonden. Het gezantschap waarvan Huygens secretaris was, bracht een verbond tot stand tussen Venetië en de Nederlanden, die hun handel op den oceaan dreven.’ (25)[regelnummer]
Trouwe, zijne reeden snerpen;
Trouwe - voorzeker, voorwaar (vgl. het midd. ndl. trouwen) L.-St. geeft als bet. ‘trouwens’, zonder nader bewijs. Ik ken deze bet. niet in de 17e eeuw. (Kil. geeft trouwens = bona fide). Verdam merkt i.v. trouwen op dat in de 17e eeuw een enkele maal trouwe voorkomt in de bet. voorwaar en verwijst naar Uitl. Wbk4, 137 (dat echter als bet. ‘trouwens’ geeft). Soo weet hij 't hun in te scherpen.
Soo - op die wijze (van vs. 25). 'T komt niet staegh bij leerlings geest.
Dickwijls is de meester 't meest.
'T komt ... meest - het resultaat komt niet steeds tot stand door de geest van de leerling, dikwijls is de meester het belangrijkst. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Maer wie daght dat hij sijn klaeghen
(30)[regelnummer]
Soud' doen heughen veertien daeghen
Aen die groote groove romp
romp - Vgl. vs. 1 van Huygens' gedicht. Dien der meenigh schouwt voor plomp:
der - het enclitische bijw. er (uit daar). Vgl. Weijnen2, 33. schouwt ... plomp - beschouwt als ruw, onbeschaafd, dom. Aen dien staepel ruw van moppen
staepel ruw - ruwe stapel. Dien de baeren d' ooren stoppen,
Dien ... stoppen - die verdoofd wordt (antec. van dien is ‘staepel’) door het geluid van de baren (van de Zuiderzee). (35)[regelnummer]
Baeren van het Zujder Zout,
Dat daer op sijn spijt wtspouwt?
spijt - toorn (Kil. Iracundia, stomachus, indignatio). Meer nochtans als t' halver weghe
Meer ... t' halver weghe - Evenwel, meer dan halverwege (van Amsterdam naar Muiden). Van 't onsighbaer bos geleghe'
Met sijn toppen averecht,
't onsighbaer bos ... averecht - Amsterdam, op palen gebouwd (geleghe' bij bos). (40)[regelnummer]
Hoord jck roepen over Vecht.
Heftelijcken voer het weenen
Heftelijcken - heftig (adv. uitgang -lijken). En het steenen van de steenen,
het steenen ... steenen - het steunen, klagen van de stenen Tegen windt en tegen stroom
Mij te moet aen Diemer zoom.
voer ... te moet - kwam mij tegemoet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
(45)[regelnummer]
Daer verhaelden zij van Vasthart
verhaelden - herhaalden. Woortjes soeter als de bastart
bastart - soort zoete wijn (vgl. ongeveer zelfde rijm in Koelte van Antwoord vs. 1, 2: Vastaert - bastaert) Soeter als de nieuwe most
Dien de Duitsch te Dordrecht lost.
de Duitsch - de Duitser (‘Dordrecht bezat het stapelrecht en dreef veel handel in Rijnwijn’. Pantheon). Daer verhaelden zij zijn deunen,
zij - de stenen (vs. 42). (50)[regelnummer]
En sijn kermen en sijn kreunen
Met een' opgesto/eke klóck,
Met ... klóck - met luider stem, schreeuwend (een klok opsteken = een keel opzetten. WNT XI, kol. 1254). Hallef errenst oft heel jóck;
Hallef... jóck - (appositie bij deunen, kermen, kreunen) half ernstig of geheel schertsend. Om dat eer sijn' jaght de schóóten
Streeck, het sagh sijn' steeven stóóten,
de schóóten streeck - niet in WNT, wel zeilen strijken. Misschien de schoten laten vallen, laten zakken, en dus vaart minderen, aankomen. Vgl. WNT XVI, kol. 51: strijken, abs. gebruikt, in de zin van de vaart minderen, aankomen. (55)[regelnummer]
En moest vaeren over stuir,
over stuir - achteruit, terug (zie WNT i.v. overstuur). Groetende van ver den muir,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Daer de velser ongedulden
velser ongedulden - de wraak van Geraert van Velsen. Volgens WNT slechts hier in het mv. voorkomend. De bet. ‘wraak’, hier passend, en zich aansluitend bij de oorspronkelijke bet.: het niet kunnen dulden. verdragen van iets, niet in WNT. Hollands overheer onthulden:
overheer - opperheer, vorst, souverein (de graaf van Holland). End' hoe dese bijstre ramp
bijstre - vreselijke, ontzettende. (60)[regelnummer]
Overmits mijn afzijn quamp.
End' ... quamp - nevengeschikt lijd. v. bij verhaelden (49). overmits - (voorz.) door. Vasthart weet ghij met vw stemmen
stemmen - woorden. Soo te streelen, soo te kemmen
kemmen - oudere vorm naast kammen. Bij dichters nog lang in gebruik gebleven als edeler vorm. Doen bedaren, kalmeren (baren, golven). Eenen steenhoop wild en woest
Tot zij 't hebben overnoest
zij - de stenen (mv. ad sensum bij ‘steenhoop’). (65)[regelnummer]
Met vw klaghjes wt te schildren?
Weet ghij met vw zang t' ontwildren
ontwildren - tam maken, zijn wildheid doen verliezen. (Dr. C.A. Zaalberg wijst mij op ‘de drukte die vooral in de 16e eeuw gemaakt werd over de kalmerende en andere uitwerkingen van de muziek’. Zie F.A. Yates, The French Academies of the sixteenth century Lond. 1947). Steen dien staegh met hun geroes
geroes - geruis, rumoer. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Watr' en windt den kop maeckt kroes?
watr' en windt - Vermoedelijk apostrof als verbindingsteken, niet weglatingsteken. Lichtlijck soudt ghij dan den zinnen
(70)[regelnummer]
Van de zujder meereminnen
Zujder Meereminnen - woordspelend met Zuider-meer = Zuiderzee (de meerminnen van de Zuiderzee). Er is blijkens WNT IX, kol. 410 iets te doen geweest over meerminnen in de buurt van Muiden. Het citaat uit Antonides luidt: Hoe aen den Muiderkant ... Een schoone zeemeermin ... uit den grond opborrelde. Het WNT verwijst voor dit punt naar Van Lennep en Ter Gouw, De Uithangtekens I, 395, waar men het verhaal leest van een meermin, eens uit de Zuiderzee voor de mond der Vecht opgedoken enz. Daarnaast was er een overlevering omtrent een meermin, in het Purmermeer gevangen. In elk geval is er dus een traditie geweest omtrent meerminnen in de Zuiderzee, dicht bij Muiden. Vgl. nog L.-St. I, 194, vs. 138: ‘U (d.i. Laurens Reael) zullen jancken nae de blancke Meereminnen, Wanneer uw' steven slipt de koele Vecht voorbij.’ Leggen 't vier soo nae, met mój
Zingen, dat s' al 't was van 't Góij
al 't was ... Góij - in het Gooi waren talrijke bijenschansen Opdeên, om vw' woordtjes bujten
opdeén - verzamelen zouden. Het bekoorbaer oor te slujten:
bekoorbaer - verleidbaar (75)[regelnummer]
Als die drógh vol kattequaets
drógh - bedrieger (Odysseus). Eertijds leefde met sijn' maets.
leefde - deed, handelde, omging, te werk ging. Jck verleckert op vw vlejen
Voel de vreese voor verleijen
Staen in mijnen bosem stil.
Voel ... stil - voel geen vrees in mijn binnenste om verleid te worden. (80)[regelnummer]
Vwe keel heb al haer' wil.
Uwe keel ... wil - uw stem (lied, zang) doe wat haar lust. Maer is 't reên dat ick sal moeten
is 't reén - is het redelijk, billijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Tegens vwe belghsught boeten
Tegens uwe belghsught - tegenover uw lichtgeraaktheid Breucken, die des Noodlots raedt,
breucken - overtredingen, vergrijpen. Oft het reukloos Luck begaet?
het reukloos Luck - het zonder overleg te werk gaande, onbezonnen, blinde lot (85)[regelnummer]
'K was verseilt aen Circes haeven
Circes - Circe, nimf uit de Griekse sage, toverde Odysseus' makkers om in zwijnen en hield hem een jaar lang bij zich. Die met haer' vergifte gaeven
Bej bedaeghtheidt ende jeughdt
Wentelt in een verkensvreughdt.
wentelt - doet wentelen. Tuisschen, teemen, slempen, slaepen,
tuisschen - dobbelen (90)[regelnummer]
Js het oorlogh daer. Dat waepen
Js het oorlogh daer - doet men daar om strijd. Jck en leerde t' geener tijdt
Voeren. En in sulcken strijdt
Had jck noijt oft hart oft handen.
Had ... handen - had ik nooit moed of bekwaamheid (kracht) Bet mijn' ooren watertanden
bet - meer | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
(95)[regelnummer]
Nae de leckernij van een
Kort ontbijten vwer reên,
een kort ontbijten uwer reén - een klein hapje van uw woorden (ontbijten = even van iets proeven, etc. WNT X, 1811). Als nae, wat men op kan zetten
op ... zetten - opstapelen, ophopen (hier passender dan: op tafel zetten, opdienen). Jn een brujloft, in bancketten
Brujlofts staerten, die zoo wel
Bruilofts staerten - nasleep van de bruiloft (bijstelling bij ‘bancketten’). (100)[regelnummer]
Meenigh' mesten wt sijn vel.
Meenigh' ... vel -menigeen al te goed doen, zich te barsten doen eten. Maer wat is 't? des werelds winden
Zijn in geenen sack te binden.
des Werelds ... binden - 's werelds zaken moeten nu eenmaal hun beloop hebben. Toespeling op het bekende verhaal van Aeolus, die de winden in een zak gebonden, aan Odysseus meegaf. Vlak bij Ithaca, openden zijn mannen de zak, waarop de winden huiswaarts stormden, naar Aeolus' eiland, het schip meevoerend. Beter, somtijts loopen aen,
Daer zij drijven, als vergaen.
loopen aen ... drijven - daarheen varen waarheen zij drijven. Vgl. ‘aanloophaven’. (105)[regelnummer]
Waert ghij mij in tijds verscheenen
Vaste star, jck had daer heenen
Vaste star - toespeling op H. (Constantijn, constanter). Daer ghij lejde, loop gewent.
lejde - leidde (beeldspraak ‘star’ voortgezet, ook in 109). En is 't dat jck hier ontrent
V een rejs magh sien geresen,
(110)[regelnummer]
Dan sal 't die goed' avont wesen
die goed' avont - toespeling op de oorspronkelijke titel van Huygens' gedicht (zie Inleiding). Daer vw sang van heeft gerept.
Ondertussen veel' danck hebt.
|
|