| |
| |
| |
[Commentaar] Huygens' Op een mis-luckte Muydsche reyse
A. Inleiding
Het gedicht Dankhebt ... van Hooft is een antwoord op Huygens' Op een mis-luckte Muydsche reyse, vermits het afwesen des heeren Drossaerts Hooft (Worp I, 303 vlg.), waarvan de titel in het hs. KA oorspronkelijk luidde: Seght hem goeden Avont van mijnent wegen (W. I, 303, noot 1).
De tekst van Huygens' gedicht wordt hier afgedrukt naar het hs in het museum Hofwijck.
| |
B. Tekst en varianten:
Er zijn van Mis-luckte Muydsche reyse, naast de Otia-druk (1625) drie hss:
het hs KA dat copij is geweest voor Otis 1625, door Worp afgedrukt (W.I., 303);
een nog niet opgespoord hs dat Worp bij het uitgeven van KA niet tot zijn beschikking had, maar waarvan hij titel, datum (23 Junij) en onderschrift opgeeft (305, n. 1); dit is vermoedelijk een netafschrift van Huygens.
een hs in het museum Hofwijck, een autograaf van Huygens, gedateerd 23 juni 1623 (zie de beschrijving van dit hs).
Het leek mij juist dat in deze uitgave dit laatste hs wordt afgedrukt. Men heeft dan de beschikking over de drie versies (Otia 1625, KA in Worp, het Hofwijck-hs H).
Vergelijking van KA (drukkerskopij) en de Otia-tekst levert het volgende op: Otia wijkt in hoofdzaak af in spelling en interpunctie (waaronder ook verschil van hoofdletter, kleine letter en al of niet aaneenschrijven van sommige woorden). Deze verschillen laat ik hier buiten beschouwing, aangezien het hier geen Huygens-, maar een Hooftuitgave betreft. Er zijn slechts twee ‘verbale’ afwijkingen:
vs 34 Otia lossen, KA losen;
vs 82 Otia Mogelick of 'tkon geschien, KA Mogelijcken kon 'tgeschien;
Deze veranderingen moeten of door Huygens in de drukproef of door de drukker zijn aangebracht. Het eerste lijkt mij het waarschijnlijkst. Wat de eerste variant betreft: lossen kan ook in de betekenis lozen worden gebruikt (WNT i.v. lossen, kol. 3037). Wat tot de wijziging bewoog is mij niet duidelijk. vs 82: het naar mijn indruk minder gebruikelijke adverbiale mogelijcken werd vervangen door de veelgebruikte wending: mogelick of, die ook reeds in 87, 89 voorkwam.
| |
| |
Groter zijn de verschillen tussen H en KA. De autograaf H, duidelijk een klad, vertoont het onderschrift Constanter. Hag. 23. Iunii 1623. en werd dus geschreven kort na zijn vergeefse bezoek aan Muiden, dat aanleiding was tot het gedicht. (Ik plaats dit bezoek in mei 1623. Zie beneden.) Het vertoont de oudste vorm van het gedicht, die wij kennen. De afwijkingen van KA betreffen niet alleen spelling en interpunctie (hier buiten beschouwing gelaten), maar ook woordkeus en andere verschijnselen. De ‘verbale’ verschillen zijn de volgende: H vs 1 huys, open variant slot: KA Slot; dit laatste indrukwekkender, niet alleen door zijn hoofdletter.
19 | haest: ras; dit misschien scherper van betekenis, ook allitererend |
| |
20 | vande sleutel: vanden Sleutel; genusherstel. |
| |
44 | Blinde Vaderlands-bekoren: Blinde vaderlandts bekooren; de samenstelling terecht opgelost in een woordgroep. |
| |
46 | Aller schoonheijts: Aller schoonheijt; gen. op -s hier als hinderlijk gevoeld, bij aanwezigheid van verbogen, adnominaal aller. Vgl. Hooft, Waern. 34. |
| |
48 | dichtste wagen: dichtsten Wagen; genus-n toegevoegd. |
| |
56 | geraecken: genaken; sterkere expressie: niet voor hij zijn doel kon raken, maar zelfs voor hij dit kon naderen! |
| |
65 | onbetelbaer: onvertelbaer; ik kan nergens deze woorden vinden. Het dichtst erbij komt onvertellijc (MNW) = ontellijc en onvertallijc. Betekenis: onbeschrijfbaar. Ook: niet op te sommen, ontelbaar. Ook WNT geeft onvertellijk = onuitsprekelijk groot, veel en derg. Is het te gewaagd hiernaast onvertelbaar aan te nemen, hetzij als toen reeds bestaand woord, hetzij als een analogieformatie door Huygens? Met onbetelbaer weet ik geen weg. |
| |
66 | Toegeschildert: Opgeschildert; Merkwaardig is dat Huygens in H eerst schreef Opgeschildert, en dit veranderde in Toegeschildert. Hiermee heeft hij m.i. willen uitdrukken de toekenning van al de gedroomde heerlijkheden aan de dromer. Zijn droom tovert hem die voor en schenkt ze hem. Later keert hij toch terug tot opschilderen, parallel met het erop volgende optellen en in de betekenis: het een na het ander schilderen (cumulatief, als optellen). Deze bet. niet in WNT. |
| |
77 | Soo en moet' v nemmer sien: Soo en moet ghij nemmer sien; Huygens schreef dus oorspronkelijk: Moge hij die Oranje ‘tegendient’ (= op zijn beurt dient, tegenover de diensten van Oranje de zijne stelt) u (= ‘Grauw gebouw, vereewde wallen’ = Muiderslot) nooit zo (in de staat beschreven in 70 vlgg., gevallen dus) zien. De wens loopt dan parallel aan die in 76. We moeten aannemen dat Huygens
|
| |
| |
| bewust door verandering van één woord een gans andere bet. aan de vss. gegeven heeft, nl.: Moogt gij (Muiderslot) nooit in die toestand zien hem enz. (= Hooft). De tekst wordt dus verrijkt met een nieuwe wens, direct Hooft rakend (tegendienen wordt in WNT genoemd i.v. tegen, kol. 1260, met dit citaat, echter zonder opgave van bet. Ik acht de bet. dienen tegen, bestrijden, tegenwerken onwaarschijnlijk, al zou die in de H-tekst óók passen. De KA-tekst eist echter onze bet.) |
| |
82 | Mogelijcke con 't geschien: Mogelijcken kon 'tgeschien; Misschien was de vorm op -en duidelijker adverbiaal. |
| |
| |
| |
C. Commentaar
I: C. Huygens: Op een' mis-luckte Muydsche reyse.
Hs H heeft geen titel, wel op de onbeschreven rechterkolom van de versozijde, de inscriptie ‘Zegt hem goeden avond van mynent wegen’. De titel luidde in KA oorspronkelijk: ‘Seght hem goeden Avont van mijnent wegen’ (Worp I, 303, noot 1), daarna: Op een' mis-luckte muydsche reyse, vermits het afwesen des Heeren Drossarts Hóóft. Worp deelt verder nog mee (I, 305, noot 1) dat in het klad, dat hij niet ter beschikking had, de titel luidt: ‘Misluckte Muydsche reyse vermits het afwesen van den Drost.’ Het klad heeft de datum 23 juni en onder het vers de woorden: ‘Seght hem goeden avont van mynentwegen.’ (Worp t.a.p.)
vermits het afwesen - door de afwezigheid (bijw. bep. bij mis-luckte)
Muijder huijs ≤slot≥, onthoofde romp,
onthoofde - van Hooft beroofde (dus een romp).
Zedert v de glimp ontglomp,
glimp - glans, nl. van het sonne-lijcke hooft (vs. 5).
ontglomp - verging, verdween (WNT V, kol. 101: ‘door Huygens in scherts gebezigd’).
Zedert ghij de stercke stralen
Westelijck saecht van v dalen
Westelijck - Hooft was in de richting Amsterdam vertrokken. Dit blijkt ook uit zijn antwoord, vs. 37 vlgg. Zo is er een mooi samenvallen met het ondergaan van de zon in het Westen.
(5)[regelnummer]
Van het sonne-lijcke hooft
sonne-lijcke - zon-gelijke. Samenstelling van zon en -lijk (= gelijk), geen afleiding met suffix -lijk. Vgl. Verdam: Sonnelyc = van of als van de zon. Vocab. Copia: Sonleke, solaris. Accentuëring: sónnelijcke.
Dat de sterckste sterren dooft.
Stomme steen, bedaeghde muren,
Hebt ghij vande suijcker-uren,
suijcker-uren - zoete, heerlijke uren.
halue - men ging laat naar bed.
(10)[regelnummer]
Noch een schemerigh gedacht,
gedacht - herinnering
| |
| |
Die ick, minste van het ghilde,
Die - antecedent is suijcker-uren, honich-nacht.
minste van het ghilde - bescheidenheid van de jeugdige Huygens, die pas voor de tweede maal in Muiden zal komen.
Binnen uw' bepaling spilde,
bepaling - begrenzing.
spilde - doorbracht.
Doe het Son-rad om sijn ass
Drijmael buijtlens t' achter was.
Doe ... was - drie jaar geleden. Vgl. het begin van Voorhout (1621): ‘'TSonnen-radt begint te stooten / Tegens Noorder Kreeften heck,’ enz. buijtlens - partit. gen., afhankelijk van drijmael.
Volgens deze plaats zou Huygens dus in 1620 voor het eerst (en het laatst, vanuit 1623 gerekend) Muiden hebben bezocht. Van dit feit is echter nergens bevestiging te vinden, noch in een gedicht, noch in het Dagboek. Het eerste gedicht waarin van een bezoek aan Muiden sprake is, is de Muydsche Reis van aug. 1621 (W. I, 211), die dus niet zou hebben plaatsgehad, als we vs. 13, 14 van Op een' mis-luckte Muydsche reyse geloven mogen.
Merkwaardig is dat Huygens in zijn Dagboek, op 30 april 1621, na een aantekening ‘reversus’ (nl. uit Engeland), wederom schrijft: ‘Hoofdio innotui’ (uitg. Unger, p. 10). (Vgl. de aantekening op 11 febr. 1619: ‘Annae Roemer innotui, et Hoofdio ceterisque’, Unger, 9). Ik vermoed dat pas in dit jaar 1621 Huygens en Hooft elkaar werkelijk hebben leren kennen, na de eerste oppervlakkige kennismaking in 1619. Wij horen ook niets over Hooft sinds febr. 1619, tot hij in dec. 1620 zijn gedicht op het overlijden van Roemer Visscher tot hem en de dochters Visscher richt (W. I, 195). Dan volgen de Achilles-sonnetten van begin 1621. Huygens is in Engeland van 23 jan.-30 apr. 1621. Van 26 juli tot 17 aug. 1621 is de hele familie Huygens in Amsterdam (Dagboek, p. 4: 26 July Ick [d.i. vader Christiaen], mijn huysvrouw, soonen en dochters vertrokken nae Amsterdam. 17 Augustus. Wedergekeert van Amsterdam.) In Amsterdam schrijft Huygens zijn gedichtje Naem-versett van Joffw. S.D.V. (d.i. zijn nichtje Suzanna de Vogelaer; zie W. I, 211, noot 1) en dan volgt chronologisch zijn Muydsche Reis.
Huygens heeft dus van zijn verblijf in Amsterdam gebruik gemaakt voor een bezoek aan Muiden. Dat dit bezoek inderdaad plaatsvond, blijkt uit het gedicht Muydsche Reis van aug. 1621, dat een reële reis beschrijft. Als hij dus in zijn Op een misluckte Muydsche Reyse van 23 juni 1623 (W. I, 303) zegt 3 jaar daarvoor het laatst in Muiden te zijn geweest, moet hij zich vergissen. Huygens vergist zich meer met getallen (bv. in Nieuwe Jaer, W. IV, 13). Ik ben geneigd aan te nemen dat Huygens Muiden voor het eerst bezocht in aug. 1621 en voor de tweede maal in mei 1623.
(15)[regelnummer]
Delft in uw' bedoluen boghen
Delft ... boghen - hfdzin, na de cond. bijzin, die vs. 8 begint.
Delft - begraaf (imp.) Vgl. vs. 83 vlgg.
bedoluen - onderaards, diep in de grond ingegraven. Vgl. Michels, Filologische Opstellen II, 280: met bedolven boghen zijn de keldergewelven bedoeld. Vgl. vs. 83.
| |
| |
Dese weijnigh' adem-toghen
Dese ... adem-toghen - deze luttele woorden (op de ademteugen gezegd): (de klacht die hij gaat uiten, het vervolg van het gedicht dus).
Die mijn half gebelgt gemoet
Onder ... moet - aan u (onder! u) moet toevertrouwen.
En soo haest ghij weer 't gereutel
soo haest - zodra.
gereutel - gerammel.
(20)[regelnummer]
Zult vernemen vande sleutel
Daer uw' vrij en veijlicheijt
Onder is te pand geleijt;
Daer ... geleijt; - waar uw vrijheid en veiligheid van afhangen, waaraan zij zijn toevertrouwd.
Seght hem die se hem 't bewint heeft
Seght - Deze imp. bepaalt verder de structuur van het gedicht tot vs. 75: objectszinnen, aanvangend vs. 24, 27, 31, 39 en 59 (55).
in 't bewint heeft - ‘onder zich’ heeft, er meester van is.
Dat hij bet en bet bemint leeft
bet en bet - meer en meer.
(25)[regelnummer]
Van de waerdelooste vrundt
Van de - door de
Die hij emmer heeft beghunt;
beghunt - begunstigd (WNT II, 1, kol. 1448: ‘iemand bevoordelen, door hem iets te gunnen, hem begunstigen’, geeft slechts deze plaats. Vgl. Verdam op gonnen (jonnen), o.a. in de bet. begunstigen, genegen zijn met derde naamval van de persoon, die men begunstigt: Si gonde him wael heimelijck enz. Geen afleiding met be- bij Verdam.
Kil. heeft het evenmin. Vgl. nog midd. ndl. gonner = begunstiger. Kil. gunner, fautor gunnersse, fautrix. ‘In de 17e eeuw vindt men hiervoor gunstenaar’ (Oudemans, Wbk op Hooft). Ik vermoed dat H. de afleiding begunnen zelf vormde, van het hem in de 17e eeuw nog bekende 17e-eeuwse gunnen in de zin van genegen zijn, gunst betonen. WNT V, kol. 1281 acht dit gunnen na de M.E. zeldzaam).
| |
| |
Dat die zess en soo veel weken
die - dem pron.? Eerder relatief pron., met hervatting in vs. 31 Dat hij, parallel aan vs. 24, 39, 55 (Dat men hem ...).
zess en soo veel weken - zes en evenveel, dus twaalf, weken. H. keerde 13 febr. 1623 uit Engeland terug. Hij bracht dit bezoek dus ongeveer midden mei 1623 (vgl. Worp, I, 302 noot 2).
heeft gehongert nae sijn spreken
Sints hij deser zijde 't nat
deser zijde - (adv. gen. of dat.): aan deze kant (van de Noordzee). Hier als voorzetsel aangewend (aan deze kant van). Dit gebruik niet in WNT vermeld (slechts het jongere ‘dezerzijds’ komt hier voor), ook in MNW niet door mij aangetroffen.
(30)[regelnummer]
Hollands oeuer jongst betradt,
jongst - het laatst, de laatste keer.
Dat hij dien geswollen ijuer
geswollen ijuer - sterk gegroeide verlangen.
Docht te losen in een vijver
Van genietens volle vreucht,
Als ≤Naer≥ hem d' Amstellandsche jeught
Naer - nadat (meermalen bij H. zo gebruikt). Dit gebruik niet in WNT vermeld.
(35)[regelnummer]
Met het moeijelijcke melcken
Van haer opgedronghen kelcken
Moed gepijnight, moed gequelt
Vrij en vredich had gestelt.
Naer ... gestelt. - Nadat de Amsterdamse jeugd hem, moe gepijnigd moe gekweld door het moeizaam opdrinken van de kelken, die zij hem opdrong, in vrijheid had gesteld en met rust gelaten.
Voor melken = opdrinken ken ik geen bewijsplaatsen. Het lijkt mij hier de enig mogelijke bet. Ik vermoed dat H. het woord hier op een zeer persoonlijke en vrije manier gebruikt, aansluitend bij melken in de zin van uitzuigen (van mensen etc.) en (letterlijk) leeghalen.
Dat hij onder dat vertrouwen
onder - in.
(40)[regelnummer]
Sonder achterdencks berouwen
Sonder ... berouwen - zonder het verdriet van het wantrouwen (nl. in het succes van zijn reis, ontmoeting met Hooft). Berouwen in de zin van spijt enz. over iets wat men misdaan heeft, past hier niet. De algemene bet. verdriet, droefheid, die ik hier aanneem, niet in WNT. Verdam geeft i.v. berouwen, bedr., de bet.: een reden tot droefheid of berouw zijn voor iemand.
| |
| |
Daer hij eerst gebleken is.
Daer ... is - waar hij het eerst verschenen (geboren) is. ‘Blijken’ hier door H. speels op personen (zichzelf) toegepast. In WNT alleen vbb die op zaken enz. betrekking hebben.
Daer hij, bouen 't aengeboren
bouen - boven ... uit, zich losgemaakt hebbende van, ondanks, in weerwil van.
Blinde Vaderlands-bekoren
Blinde - automatische, door vooringenomenheid bepaalde.
Vaderlands-bekoren - bekoring, aantrekking van de vaderstad (vgl. WNT i.v. vaderland, kol. 177).
(45)[regelnummer]
En dat kinderlijck gewoon,
En dat ... gewoon - en de genegenheid, die veroorzaakt wordt, doordat men van kindsbeen aan iets gewend is.
Aller schoonheijts schoonste schoon,
Aller haghen soetst behagen,
Aller Hagen ... behagen - 's-Gravenhage (woordspelend).
Aller wagens dichtste wagen,
Aller ... Wagen - de ‘dichtste’ weegschaal van alle weegschalen, omschrijving van Den Haag als zetel van de Staten-Generaal, waar alles gewogen wordt. Vergelijk de ‘Dorpsstem’ 's-Gravenhage met de omschrijving: ‘de Wage vanden Staet’ voor Den Haag.
‘dichtste’ m.i. hier: zuiverste, beste (uit bet. massief en zonder gaten, zonder lek). ‘Wagen’ voor ‘wage’ blijft vreemd (geïsoleerd uit mv. ‘wagens’?; ‘wagens’ is 't bekende -ns meervoud van woorden op -e (Schönfeld6. 125), dat men meer bij Huygens aantreft).
Aller ... L/laen - het Voorhout.
(50)[regelnummer]
Waerdeloos heeft laten staen,
Waerdeloos ... staen - als waardeloos in de steek heeft gelaten.
Gragher nae de ziele-spijsen
Gragher ... Z/ziele-spijsen - causaal te omschrijven praedic. toevoeging bij hij (43:) daar hij begeriger was naar het geestelijk voedsel.
Van sijn tuchtich onderwijsen
sijn - d.i. Hoofts.
tuchtich onderwijsen - opvoedend, leerzaam onderricht. Kil. modestus, honestus, urbanus, verecundus, castus, pudens. Plant. modeste, honeste et bien apprins, moriginé. Van tucht. Vgl. MNW i.v.: ‘Uit de betekenis “opvoeding”, ... zedelijke leiding (Plant. Kil. “disciplina, doctrina”) ... heeft zich ontwikkeld de opvatting gemoedsbeschaving, fijne manieren, beschaafde zeden ...’
Dan bekommert metten toij
bekommert ... toij - in beslag genomen door de opschik (smuk).
| |
| |
Van het onnut Haegsche moij.
(55)[regelnummer]
Doe hij nu sijn' pijl sach staken
Eer hij doel-wit con geraecken,
Doe ... geraecken - Toen hij nu, voor hij zijn doel bereikt had, zag dat zijn streven daarnaar mislukt was.
Doe hij nu sijn afscheijt las
sijn afscheijt las - uit wat hij waarnam (vernam) opmaakte dat hij maar terug moest gaan.
Eer hij half ten ancker was,
Doe ... was - bijw. bep. bij vs. 59 vlgg. (proleptisch).
Eer ... was - (nog) voor hij halverwege zijn doel was.
Dat men hem sijn ooren-lellen
(60)[regelnummer]
Op sijn schouders heeft sien vellen
vellen - laten zakken, laten hangen (teken van neerslachtigheid, teleurstelling) Vgl. WNT XVIII, kol. 1615 met slechts dit citaat. In MNW vindt men als vbb de tong vellen, de staart vellen (laten zakken, naar beneden doen gaan).
Euen als de Droomer placht
Die sijn slaperigh gedacht,
Met de swarte nacht-pinceelen
Heeft paleijsen, heeft juweelen
(65)[regelnummer]
Heeft een onbetelbaer gelt
Toegeschildert, opgetelt.
Tot hij, endelijck de knoopen
Van sijn mijmering ontkropen
Door de venster van sijn oogh,
Euen als ... oogh, - Evenals de dromer placht (te doen), voor wie zijn slaperige geest met de zwarte nachtpenselen paleizen en juwelen en onnoemelijk veel geld heeft geschilderd en opgeteld, tot hij eindelijk, bevrijd van de boei van zijn fantasie door het opendoen van zijn ogen.
(70)[regelnummer]
Vindt sich van dat blijde hoogh
Inde droeffelijckste dallen
Van vergiste vreucht gevallen,
vergiste vreucht - gewaande vreugd, vreugd zonder grond (die dus omgeslagen is in het verdriet van de teleurstelling) Kil. Ver-ghissen. Male coniicere, male coniectare. Nog niet in Midd. ndl., althans niet in MNW. Wel ‘gissen’.
des - daarom.
| |
| |
Dat hij corts geluckich scheen.
corts - kortgeleden.
(75)[regelnummer]
Grauw gebouw, vereewde wallen,
vereewde - eeuwenoude.
Soo en moet ghij nemmer vallen,
Soo en moet' v nemmer sien
Soo ... tegendien - Moogt gij nooit zo (als die dromer) vallen, moge u nooit zo zien, die Orange dient (Hooft). Vgl. variantenbespreking boven.
Kluijstert dese klamme klachten
klamme - misschien hier in de oorspronkelijke bet. van klevend, taai, zich vasthechtend. Ook de bet. ‘vochtig’ zou passen of figuurlijk ‘benauwd’.
(80)[regelnummer]
Tot gij wederom uw' nachten
Dagen sult geworden sien:
Tot...sien - tot Hooft (de zon) terug is. (Vgl. het begin van het gedicht.)
Mogelijcke con 't geschien
Mogelijcke ... geschien - Misschien zou het kunnen gebeuren.
Dat sij onder uijt uw' kelder
sij - nl. die klachten (vs. 79).
Donderlijck, soo holl als helder
Donderlijck - als de donder.
(85)[regelnummer]
Voor het 't voorhooft moghten slaen
Voor ... slaen - Hooft plotseling, bij verrassing tegenklinken (slaan tegen het voorhoofd, dat uw hoofd (d.i. ook Hooft, uw Heer) bezit (geladen hebben = bezitten. Vgl. WNT VIII, 904.
Dat uw hooftheer heeft gelaên,
Mog'lijck ofs' uijt sijn beweghen
IJet medoogentlijckx verkreghen,
Mog'lijck ... verkreghen - Misschien dat ze, doordat hij erdoor aangedaan wordt, zijn medelijden zouden wekken.
Mog'lijck of s' hem seggen deên,
(90)[regelnummer]
Onverdiende blauwe scheen
Onverdiende ... scheen - (aanspreking): onverdiende (niet door Huygens verdiende) afwijzing, teleurstelling.
| |
| |
'Kben onschuldich aen uw' buijlen,
En dat huijlen en dat pruijlen
En dat Haeghelijck beklach
En ... beklach - obj. bij sal betalen.
Haeghelijck - woordspelend: behagend, aangenaam en: uit Den Haag.
Sal ick noch een witter dach
een witter dach - (adv. bep.) op een vrolijker dag, op een gunstiger dag.
(95)[regelnummer]
Met een heuchelijck onthalen,
heuchelijck onthalen - blij onthaal, blijde ontvangst.
Achterstell en all, betalen.
Achterstell en all, betalen - met alles wat ik achterstallig ben, wat gij tekortgekomen zijt, betalen (goedmaken).
Constanter. Hag. 23. Iunij
1623.
Inscr:
Segt hem goeden avond van mynent wegen. |
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
Van de verbeteringen die Huygens in zijn autograaf van 1623 aanbracht verdienen m.i. bespreking:
6 stralen werd sterren; een verbetering die herhaling van vs. 3: ‘stercke stralen’ vermeed en bovendien treffend de zonnewerking (doven van de sterren) aangaf.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
17 uijtgeperst werd eerst opgekropt, toen half gebelgt. Betere woordkeus. Het wel krasse uitgeperst beviel niet. Ook opgekropt (vaag, traditioneel) kon niet bevredigen. Half kwaad (door de teleurstelling) moest het zijn.
22 te rust werd te pand. Treffender. Van deze sleutel zijn hun vrij- en veiligheid geheel afhankelijk.
23 se werd hem (al bleef de sleutel in 20 staan). Huygens haalde daarna absusievelijk ‘in’ i.p.v. ‘se’ door.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
27 Dat ick ... Dat die; Huygens vond beter, in overeenstemming met 25 ‘de waerdelooste vrundt’, de derde persoon te blijven gebruiken. Dit bracht mee dat in de volgende vss. overal de eerste persoon werd veranderd in de derde.
29 Zedert ick werd Sints hij; trochaeïsch metrum hersteld.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
66 Opgeschildert ... Toegeschildert; zie boven p. 50
70 hooghe hoogh ... blijde hoogh; treffender in contekst.
-
-
[tekstkritische noot]varianten in het hs.
82 mach ... con en i.v. daarmee 85: moghen ... moghten; modaliteit van de mogelijkheid bescheidener en met meer twijfel uitgedrukt door de praet. vormen. Ik vermoed dat de verbetering moghten (85) primair is en de andere (variërend con 82) met zich meebracht.
85 Tegen werd Voor het. Huygens vergat kennelijk daarna ‘'t’ door te halen.
|