| |
| |
| |
| |
[Huygens' ‘Goeden avond’]
$
Muijder huijs ≤slot≥, onthoofde romp,
Zedert v de glimp ontglomp,
Zedert ghij de stercke stralen
Westelijck saecht van v dalen
(5)[regelnummer]
Van het sonne-lijcke hooft
Dat de sterckste sterren dooft.
Stomme steen, bedaeghde muren,
Hebt ghij vande suijcker-uren,
(10)[regelnummer]
Noch een schemerigh gedacht,
Die ick, minste van het ghilde,
Binnen uw' bepaling spilde,
Doe het Son-rad om sijn ass
Drijmael buijtlens t' achter was.
(15)[regelnummer]
Delft in uw' bedoluen boghen
Dese weijnigh' adem-toghen
Die mijn half gebelgt gemoet
En soo haest ghij weer 't gereutel
(20)[regelnummer]
Zult vernemen vande sleutel
Daer uw' vrij en veijlicheijt
Onder is te pand geleijt;
Seght hem die se hem 't bewint heeft
Dat hij bet en bet bemint leeft
(25)[regelnummer]
Van de waerdelooste vrundt
Die hij emmer heeft beghunt;
| |
| |
Dat die zess en soo veel weken
heeft gehongert nae sijn spreken
Sints hij deser zijde 't nat
(30)[regelnummer]
Hollands oeuer jongst betradt,
Dat hij dien geswollen ijuer
Docht te losen in een vijver
Van genietens volle vreucht,
Als ≤Naer≥ hem d' Amstellandsche jeught
(35)[regelnummer]
Met het moeijelijcke melcken
Van haer opgedronghen kelcken
Moed gepijnight, moed gequelt
Vrij en vredich had gestelt.
Dat hij onder dat vertrouwen
(40)[regelnummer]
Sonder achterdencks berouwen
Daer hij eerst gebleken is.
Daer hij, bouen 't aengeboren
Blinde Vaderlands-bekoren
(45)[regelnummer]
En dat kinderlijck gewoon,
Aller schoonheijts schoonste schoon,
Aller haghen soetst behagen,
Aller wagens dichtste wagen,
(50)[regelnummer]
Waerdeloos heeft laten staen,
Gragher nae de ziele-spijsen
Van sijn tuchtich onderwijsen
| |
| |
Dan bekommert metten toij
Van het onnut Haegsche moij.
(55)[regelnummer]
Doe hij nu sijn' pijl sach staken
Eer hij doel-wit con geraecken,
Doe hij nu sijn afscheijt las
Eer hij half ten ancker was,
Dat men hem sijn ooren-lellen
(60)[regelnummer]
Op sijn schouders heeft sien vellen
Euen als de Droomer placht
Die sijn slaperigh gedacht,
Met de swarte nacht-pinceelen
Heeft paleijsen, heeft juweelen
(65)[regelnummer]
Heeft een onbetelbaer gelt
Toegeschildert, opgetelt.
Tot hij, endelijck de knoopen
Van sijn mijmering ontkropen
Door de venster van sijn oogh,
(70)[regelnummer]
Vindt sich van dat blijde hoogh
Inde droeffelijckste dallen
Van vergiste vreucht gevallen,
Dat hij corts geluckich scheen.
(75)[regelnummer]
Grauw gebouw, vereewde wallen,
Soo en moet ghij nemmer vallen,
Soo en moet' v nemmer sien
Kluijstert dese klamme klachten
(80)[regelnummer]
Tot gij wederom uw' nachten
Dagen sult geworden sien:
Mogelijcke con 't geschien
Dat sij onder uijt uw' kelder
Donderlijck, soo holl als helder
| |
| |
(85)[regelnummer]
Voor het 't voorhooft moghten slaen
Dat uw hooftheer heeft gelaên,
Mog'lijck ofs' uijt sijn beweghen
IJet medoogentlijckx verkreghen,
Mog'lijck of s' hem seggen deên,
(90)[regelnummer]
Onverdiende blauwe scheen
'Kben onschuldich aen uw' buijlen,
En dat huijlen en dat pruijlen
En dat Haeghelijck beklach
Sal ick noch een witter dach
(95)[regelnummer]
Met een heuchelijck onthalen,
Achterstell en all, betalen.
Constanter. Hag. 23. Iunij
1623.
Inscr:
Segt hem goeden avond van mynent wegen. |
-
-
[tekstkritische noot]translitteratie
vs. 5 sonnelijcke (?) - Zie de manuscriptologische aantekening.
vs. 23 se hem (sic) - Vgl. de manuscriptologische aantekening.
manuscriptologische aantekeningen
vs. 1 huijs ≤slot≥ - huijs is onderstreept, maar niet doorgehaald. Tussen huijs en slot werd dus geen definitieve keuze gedaan. Vgl. bij vs. 28 en 34.
vs. 5 het sonne - [-glinstrend]≤lijcke≥ hooft - Het is gezien deze correctie niet geheel zeker of Huygens wel sonne-lijcke en niet sonnelijcke als laatste redactie bedoelde.
vs. 6 de sterckste [-stralen]≤sterren≥
vs. 9 [-Hebt ghij]≤Vande≥ halve honich-nacht
vs. 10 [Di+]och een schemerigh gedacht,
vs. 17 Die mijn [-uij(t?)geperst][-≤opgekropt≥]≤half gebelgt≥ gemoet
vs. 22 te [-rust]≤pand≥ geleijt;
vs. 23 die se [-in]≤hem≥ 't bewint heeft - Huygens schrapte dus abusievelijk in in plaats van se. Vgl. bij vs. 85.
-
-
[tekstkritische noot]translitteratie
vs. 28 heeft (sic; met minuskel) - Vgl. de manuscriptologische aantekening.
vs. 50 staen punt (?)
manuscriptologische aantekeningen
vs. 27 Dat [-ick]≤die≥ zess en soo veel weken - Deze wijziging van le naar 3e persoon zet zich voort in de reeks hierna volgende wijzigingen.
vs. 28 [-Hebb]≤heeft≥ gehongert - Hebb is onderstreept en doorgehaald. Vgl. bij vs. 1 en 34.
vs. 29 [-Zedert ick]≤Sints hij≥
vs. 31 [-ick]≤hij≥
vs. 34 Als [-mij]≤Naer hem≥ - Als is niet doorgehaald, maar wel onderstreept. Dit kan een correctieteken zijn gezien vs. 28 maar ook het teken voor een ‘open variant’ als in vs. 1. Vgl. ook de aantekeningen bij Huygens' Wederantwoord, vs. 55 en de vss. 21, 23, 63 en 64.
vs. 39 [-ick]≤hij≥
vs. 41 [-ben]≤is≥
vs. 42 [-ick]≤hij≥ ... [-ben]≤is≥
vs. 43 [-ick]≤hij≥
vs. 48 Deze versregel werd eerst overgeslagen en daarna tussen vs. 47 en 49 in geschreven.
vs. 50 [-heb]≤heeft≥
-
-
[tekstkritische noot]translitteratie
vs. 59 sijn - Zie voor het ontbreken van een apostrof de manuscriptologische aantekeningen bij dit vers en vs. 55.
manuscriptologische aantekeningen
vs. 55 [-ick]≤hij≥ ... [-mijn']≤sijn'≥
vs. 57 [-ick]≤hij≥ ... [m +]ijn
vs. 58 Eer [-ick]≤hij≥ half [-gekomen]≤ten ancker≥ was,
vs. 59 Dat men [-mij mijn]' ≤hem sijn≥ ooren - [v+]ellen
vs. 60 [-mijn]≤sijn≥
vs. 61 d[(i)en +]
vs. 66 [-Op]≤Toe≥ geschildert,
vs. 70 dat [-hooghe]≤blijde≥ hoogh
vs. 82 Moglijcke [-mach]≤con≥ 't geschien
-
-
[tekstkritische noot]translitteratie
vs. 85 Voor het 't voorhooft (sic) - Vgl. de manuscriptologische aantekening.
Inscr: Zie de Inleiding tot de teksten.
manuscriptologische aantekeningen
vs. 85 [-Tegen]≤Voor het≥ 't voorhooft - Huygens vergat kennelijk 't te schrappen. Vgl. bij vs. 23. mogh[e +]n (?)
Inscr: S[eg +]T
|