Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek. II. Gedichten voor Huygens
(1968)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Inleiding tot de tekstenHoofts DankhebtNaast hetgeen in de Verantwoording van de teksteditie over de keuze der gepubliceerde redactie en over de bronnen reeds is gezegd, kan hier worden volstaan met het volgende. Om in eerste instantie te bepalen welke fase in de geschiedenis van de tekstwording de redactie in het derde rijmkladboek vertegenwoordigt, werd deze vergeleken met de Otia-redactie.Ga naar voetnoot1) Als geheel is de tekst daarin dezelfde en overal waar Hooft in zijn rijmkladboek wijzigingen aanbracht stemt de Otia overeen met de gewijzigde redactie, behalve in vs. 8 (nae geen komma), vs. 32 (Dien 'er), vs. 40 (Vecht komma) en vs. 51 (opgesteken).Ga naar voetnoot2) Daar het onwaarschijnlijk is dat alle wijzigingen in het derde rijmkladboek, daarbij inbegrepen de schrapping van vs. *45-*56 en gewijzigde opname daarvan als vs. 69-80, een terugkeer zouden zijn tot de redactie van zijn klad en verwerping van eerst bij het inschrijven beproefde variëring, lijkt uit deze overeenstemming tussen Otia 1625 en de eindredactie in het derde rijmkladboek de veronderstelling gewettigd dat de redactie die ten grondslag heeft gelegen aan de Otia-tekst secundair is ten opzichte van die in het rijmkladboek. Dit houdt overigens niet in dat Huygens niet in eerste instantie in 1623 een nog andere redactie van Hooft ontvangen kan hebben waarvan in het derde rijmkladboek verworpen lezingen deel hebben uitgemaakt: voor de Otia kan immers gebruik gemaakt zijn van een nieuw verkregen afschrift. Opname en bespreking van de verschillen tussen Otia 1625 en het derde rijmkladboek vielen buiten de opzet van deze teksteditie daar de evaluering hiervan slechts zou kunnen geschieden binnen het kader van een onderzoek van kopij en druk van de Otia als geheel. | |
Huygens' Goeden avond en WederantwoordHoewel voor deze Hooft-editie geen programmatisch onderzoek naar Huygens-handschriften werd ingesteld, werden toch twee tot dusver | |
[pagina 32]
| |
ongebruikte Huygens-autografen opgemerkt en wel één op Hofwijck en één in de veiling-Asscher bij Sotheby in april 1961 te Londen. De autograaf van Huygens' Goeden avond bevindt zich, zonder nadere signatuur, in het Huygensmuseum Hofwijck te Voorburg en werd met welwillende toestemming van de conservator Dr. H. Enno van Gelder afgeschreven ten behoeve van deze uitgave. Het is een enkelblad van slechts circa 20 bij 15 cm., waarvan de rectozijde in twee kolommen, de versozijde slechts in één kolom links beschreven is. De kolommen beginnen bovenaan het papier, de linker direct aan de kant van het papier, de rechter aan de middenvouw. Het blad is in achten gevouwen geweest. Boven het gedicht staat geen opschrift. Op de versozijde staat in het midden onderaan, rechts naast de slotverzen van het gedicht, de ondertekening ‘Constanter. Hag. 23. Iunij // 1623.’ Op de rechterhelft staat daarbij, binnen de vouwen die het op één na onderste achtste-deel van het blad omsluiten: ‘Inscr: //S[eg+]<EG>T HEM GOEDEN AVOND VAN// MYNENT WEGEN.’ De aanwijzing Inscr: dat het er onder staande als opschrift bedoeld was, kan worden opgevat als instructie voor een copiist.Ga naar voetnoot1) Het blad kan dusdanig opgevouwen zijn geweest dat dit ‘opschrift’ buiten kwam en als het ware het ‘adres’ vormde. De mogelijkheid bestaat derhalve ook dat het een ‘uitgaand’ stuk was. Naar de provenance is echter voor deze editie geen onderzoek ingesteld. Het handschrift beantwoordt niet precies aan de beschrijving in de catalogus van de veiling-Mazel Mazel bij Van Stockum op 28-29 januari 1887, onder nr. 587Ga naar voetnoot2), van het door Worp in die catalogus gesignaleerde, niet tot zijn beschikking gekomen handschrift, door hem dus waarschijnlijk slechts op grond van die beschrijving ‘het klad’ genoemd (Worp I, p. 305, n. 1). De aanduiding van dit gedicht als Huygens' Goeden avond, waarmee het in zijn oorspronkelijk functioneren wordt gekarakteriseerd, is rechtstreeks ontleend aan het opschrift boven Huygens' Wederantwoord. | |
[pagina 33]
| |
Wat betreft Huygens' Wederantwoord dient hier van het door Worp uitgegeven calligrafische handschrift, de Otia-kopij uit hs. Kon. Ak. XL, alleen te worden opgemerkt dat de oorspronkelijke, maar doorgestreepte titel, die door Worp (I, p. 308, n. 2) kennelijk slechts abusievelijk niet vermeld werd, ook daar luidt: ‘TSTEENEN BOECK TE MVYDEN.’Ga naar voetnoot1) Het door Worp wel vermelde, eveneens doorgestreepte opschrift ‘Op des Heeren P.C. Hóófts // DANCK-HEBT, // Voor mijn // GOEDEN AVOND.’ staat daar onder. Het derde en laatste opschrift, bestemd voor de Otia, luidt ‘Mijn' Wederantwoord.’ De tot dusver ongebruikte autograaf van Huygens' Wederantwoord werd op de veiling-Asscher bij Sotheby te Londen op 10 april 1961 verworven door de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam.Ga naar voetnoot2) Een onderzoek naar de provenance is voor deze editie niet ingesteld. Het is een smal, aan de linkerkant misschien afgesneden folio enkelblad, aan één zijde beschreven in twee kolommen, de linker direct aan de kant van het papier, de rechter aan de middenvouw en ongeveer 3/4 van de hoogte beslaand. Het is, gezien de smoezeligheid van sommige gedeelten van de achterzijde, langere tijd in achten gevouwen bewaard of in omloop geweest. Het opschrift staat boven de linkerkolom. De aanduiding van dit gedicht als Huygens' Wederantwoord, waarin de saamhorigheid met de voorafgaande gedichten tot uiting komt, is ontleend aan het definitieve opschrift in de kopij voor de Otia. In de Otia-druk luidt dit Mijn' Weder-Antwoord. Hoofts Dankhebt heeft daarin het opschrift Sijn' Antwoord. | |
OnderstrepingenIn beide Huygens-autografen komen onderstrepingen voor, zowel van gehele woorden als van een enkele letter. In vs. 1 van de Goeden avond en vs. 55 van zijn Wederantwoord betreft dit de onderstreping van een niet doorgehaald woord waarboven interlineair een variant werd geschreven. Huygens maakte hier geen definitieve keuze en liet de variant ‘open’. De onderstreping diende wellicht als aanwijzing van de ‘open variant’. In vs. 20 en 62 van zijn Wederantwoord schreef hij een interlineaire variant eveneens zonder de oorspronkelijke lezing door te halen en schrapte hij daarna de variant weer, maar in deze gevallen van een misschien onmiddellijk weer verworpen variant ontbreekt een onderstreping. | |
[pagina 34]
| |
In een reeks andere gevallen heeft onderstreping blijkbaar een andere functie vervuld, nl. die van aanwijzing van corrigenda. In het Wederantwoord werd in vs. 21, 23 en 64 een letter onderstreept die werd geschrapt of overschreven met een andere. In Hoofts Koelte van antwoordt is in vs. 224 een kennelijke fout eveneens door onderstreping gemarkeerd. In deze gevallen kan gedacht worden aan een collatie of correctievoorbereiding door een ander dan de auteur zelf. Ook bij vs. 28 in de Goeden avond kan de onderstreping van de tevens doorgehaalde oorspronkelijke lezing hebben gediend als aanwijzing voor een nog uit te voeren wijziging. Problematischer is de functie van de onderstreping respectievelijk mogelijke onderstreping in vs. 34 van de Goeden avond en vs. 63 van het Wederantwoord van een niet doorgehaald woord (respectievelijk Als en ghij). Alleen in het eerste geval is een interlineaire variant er boven geschreven. In deze gevallen werden de onderstreepte, maar niet geschrapte woorden evenzo als bij de ‘open varianten’ opgenomen in de redactie. Ook de in vs. 64 van het Wederantwoord niet geschrapte interlineaire D werd in de redactie opgenomen. Overal waar het handschrift aldus twee lezingen bevat, werd voor de notering in de redactie gebruik gemaakt van de diakritische tekens die overigens alleen in de manuscriptologische aantekeningen werden toegepast.Ga naar voetnoot1) Als aanduiding in kopij voor cursivering komt onderstreping voor in Huygens' afschrift van het slot van Koelte van antwoordt, vs. 290: zie de variantennotering daaruit in aantekening bij het gedicht en vgl.: W. Gs Hellinga, Kopij en druk in de Nederlanden, Amsterdam 1962, op de in het Typografisch zaakregister onder kopij bij kopijbehandeling op p. 240 genoemde plaatsen, m.n. afb. 91 (Otia-kopij). |
|