Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend4e Handelinghe. 1e wtcoomen.
achilles. automedon.
achilles.
Vervloecte handen, en wel waerdich wt te royen,Ga naar voetnoot807)
Die u besmetten met d' edelste bloet van Troyen.
Vervloecte voeten, die de stoute borst betradt
810[regelnummer]
Des vroomsten capiteyns, die Asien heeft gehadt.Ga naar voetnoot810)
En ghij sijt me vervloect, ô overwreede ooghen,
Die sulcke moorderij t' aenschouwen cont gedoogen.
En noch vervloecter sijt ghij overwreet gemoet
Diet moorden van mijn lieff haer aldernaeste bloet
815[regelnummer]
Verdragen cunt, van wat geslacht sijt ghij geboren
Achilles? dat de geen die ghij hadt wtvercoren
Tot een schoenbroeder waert ghij selve die vermoort,Ga naar voetnoot817)
Van meerder wreetheyt is int oorloch noyt gehoort.Ga naar voetnoot818)
Helaes Polyxena! den moort heb ick bedreven,
820[regelnummer]
De schult heb ick alleen, wilt ghij die niet vergeven,
En straft mij nae verdienst, so ist met mij gedaen.
Als ick mijn Juffrou had, heb ickse laeten gaen,
Als sij haer lichaem boodt om t' dode te bevrijen,
Doen heb ick haer niet in mijn tente willen lijen.
| |
[pagina 71]
| |
825[regelnummer]
Als ick niet haer, maar sij mij om vergiffnis badt
Doen sandt ick haer te rug met d'ouders na de stadt,
Doen wild' ick opter daet, daer inne niet besluytenGa naar voetnoot827)
Om t' overleggen wat daer al wt conde spruyten.
Maer doort affwesen wert ick met meer pijns gequelt,
830[regelnummer]
Nu routet mij dat ickt dus lang heb wtgestelt.
Want als ick d' eerste mael liet mijn gesichte dwalen
In hare jonckheyts glans, en in haer ogen stralen,Ga naar voetnoot832)Ga naar voetnoot832)
Dranck ick haer beeltenis door d'oogen in mijn borst,Ga naar voetnoot833)
Een dranck helaes! die niet verslaet maar scherpt den dorst.
835[regelnummer]
De schoone beeltenis nam in het hert haer plaetse
En maectent tot een kerck, als een godinne staetse
Daer op een outaer hooch, daer wert s'erkent alleen,
En van de drang van mijn gedachten aengebeen.
Daer branden tot haer eer duysent en duysent toortsen,
840[regelnummer]
Staech sij mijn harte dwingt met hare blixems coortsen,
Tot een begeerte van t' geen haer gelijckend' is,
En dats mijn lieff, daer van is sij de beeltenis.
Ghaet send' u lieff van hier over veel duysent mijlen,
Sij heeft den booch, tis waer, maer ghij int hert de pijlen.
845[regelnummer]
Wat helpt Achilles dat ghij haer van u veriaecht,
Als ghij haer beeltenis binnen int t' herte draecht?
Ghij sentse wech om u gedachtnis te bedriegen,
Hier sit sij in u borst, hier can sij u niet liegen,Ga naar voetnoot848)
Hoe ghijse meerder poocht te stellen wt u sin,Ga naar voetnoot849)
850[regelnummer]
Hoe ghij u meer verwart in u begonnen min.
Automedon!
automedon.
Mijn heer.
achilles.
Ick heb dees brieff geschreven
Op dat ghij dien terstont gaet aen mijn Juffrou geven.
Gaet binnen Troyen nu dewijl het is bestant,
Draecht sorge datse coom behouden in haer hant.
automedon.
855[regelnummer]
Ick gae mijn heer en salt volcomelijck bestellen.Ga naar voetnoot855)
achilles.
Helaes! de vreese gaet mijn herte deerlijck quellen,
Begeerte geeft mijn hoop, en dat is al haer grondt.Ga naar voetnoot857)
| |
[pagina 72]
| |
De minnaer licht gelooft t' geen hij sich selven iondt.Ga naar voetnoot858)
Ick heb u vaders staet schone Princes bedorven,Ga naar voetnoot859)
860[regelnummer]
U waerste broeder is door dees mijn hant gestorven.
Als ghij int leger waert, toond' ick u luttel eer,
Als ick u houden mocht sand ick u lijcwel weer.Ga naar voetnoot862)
Sijnt minneteekens dit? Helaes! met groote reên
Sult ghij mijn bood' versmaen, en brieff met voeten treen.Ga naar voetnoot864)
865[regelnummer]
Waertoe is wanhoop goet? hoe nu Achilles hoe?
Betroudt ghij dat dan u beleeffde Joffrou toe?Ga naar voetnoot866)
't Sal strecken tot profijt van al haer ondersaeten,
Haer ouders sullen haer tot uwe liefft bepraten
Op alderley manier, ist om u deuchde niet,Ga naar voetnoot869)
870[regelnummer]
't Sal om t' behouden sijn, van t' geen haer overschiet,
t' Verlies haer brengen sou int wterste bedroeven,Ga naar voetnoot871)
Dan ick sal in mijn tent het antwoort gaen vertoeven.Ga naar voetnoot872)
| |
4e Handelinghe. 2e wtcoomen.
priamus. paris. hecuba. polyxena.
paris.
Autumedon heeft hier terstont een brieff gebracht,Ga naar voetnoot873)
Mijn heer en vader, daer ick op te letten acht.
hecuba.
875[regelnummer]
Aen wien?Ga naar voetnoot875)
paris.
Maer aen u dochter ist mijn vrou en moeder.Ga naar voetnoot876)
priamus.
Geeftse aen Polyxena.
polyxena.
Leest gijs' mijn heer en broeder.
paris.
‘Achilles die door minnen sterft
‘Edel princes, wiens schoonheyt hem verwanGa naar voetnoot878)
‘Die wenscht u al t' welvaren dat hij derft
880[regelnummer]
‘En acht dat al dat hij u wenschen kan.
Mijn lyefde d' ick u draech so groot en ongemeetenGa naar voetnoot881)
Meend' ick princes door u affweesen te vergeten.
Maer laes! gelijck een stat die nae lang wederstant
sNachts overrompelt, en gesteeken wert aen brant
| |
[pagina 73]
| |
885[regelnummer]
Off de verwinner schoon de torts te rug gaet trecken,Ga naar voetnoot885)
De brant laet daerom niet sich selven voort te strecken,
De vlamme voet sich selffs, en hem rontomme went
Soo lang daer huys off kerck off muer is overent:
Also der minnen vlam, hoe wel ick u ontbeerden,
890[regelnummer]
En ging daerom niet wt, maer daeglijxs sich vermeerden.
Die voel ick in mijn borst nu van so grooten cracht,
Dat het mij seer verdriet dat ick oyt heb gedacht
Om u princesse schoon wt mijnen sin te stellen,
U seg ick, die so licht mijn hooch gemoedt cont vellen.Ga naar voetnoot894)
895[regelnummer]
Laet mijn stantvasticheyt in uwe min vol pijn
U een versekering van mijn getrouheyt sijn,
En mijn getrouheyt die ick u betoon door desen
Van mijn stantvasticheyt u een verseeckring wesen.
Dus salft Achilles hert princes met u genae,
900[regelnummer]
Op dat het in het vuyr geen asch wert en vergae,
Maer dat het in den aert des Salamanders keereGa naar voetnoot901)
So dat de brant het selve voed' en niet verteere,
Op dat de brant int hart en t' harte in den brant
Gedueren ewichlijck u tot een offerhant.
Finis.
paris.
905[regelnummer]
Heer vader hier ist al, wat dunct u van dees saecken?Ga naar voetnoot905)
Wat salmen alderbest hier in doch mogen maecken?Ga naar voetnoot906)
priamus.
Onnodich lang beraet, want mijnen sin is dit,
Laetten ons weygren niet, dewijl hij om haer bidt,Ga naar voetnoot908)
Wij sien t' quaet dat ons quam door dien hij bleeff versteecken.Ga naar voetnoot909)
910[regelnummer]
Voorseecker sal de Prins de Griecken op doen breecken,
Als danckbaer van de gunst, oft so hij dat niet doet,
Polyxena heeft tijt te temmen sijn gemoet,Ga naar voetnoot912)
En sal hem metter tijt cunnen soo wel bepraeten,
Dat hij vergeeten sal sijn toorn, en varen laeten.
915[regelnummer]
Al swerelts cracht so licht geen hooch hert nederleyt
Als dees schone Vrous vruntlijcke tederhayt.
Indien Polyxena Achilles can bewegen
t' Welvaeren vant gants rijck isser gans aen gelegen.
polyxena.
Ellendich coninxs kint! is dan t' gemeen geluckGa naar voetnoot919)
920[regelnummer]
Alleen gelegen aen u ongeval en druck?
In Troyens hoochste feest onder 't gemeen verblijenGa naar voetnoot921)
Sult ghij alleen benaut in droefheyt sijn en lijen?
| |
[pagina 74]
| |
Somen de plagen niet van de troyaense wal
Kan keeren dan door mijn verdriet en ongeval,
925[regelnummer]
Doot mij te besten van mijns vaders ondersaeten,Ga naar voetnoot925)
Veel eer dan ghij mij sout slavinne werden laeten
Van eenen die mijn waerste broeder heeft gedoot.
priamus.
Dits t' eenich middel om te comen wt den noot.
paris.
Hola! Heer Vader so ghij Paris raet wilt achten,
930[regelnummer]
Ghij cunt hier in voorsien en stillen haere clachten,
Ick sal den grieck ontbien, dat hij hem vinden laetGa naar voetnoot931)
Gins in Apolloos kerck, die in de bossche staet,
Daer ick hem loven sal mijn suster te doen trouwen,Ga naar voetnoot933)
Die oock sal komen daer met al haer staet Joncvrouwen.Ga naar voetnoot934)
935[regelnummer]
En als Achilles minst sal op sijn hoede staen,
Sal ick hem onversiens daer op de plaets verslaen.Ga naar voetnoot936)
priamus.
En vreest ghij niet de schant van dees verraderije?
paris.
Wie soudt bedroch in sijn vijandt te crencken mije?Ga naar voetnoot938)
priamus.
Die werck van d' eere maeckt, en schant en laster vreest.Ga naar voetnoot939)
paris.
940[regelnummer]
Eerlijck ist winnen, t' sij door cracht off cloecke geest.
priamus.
Die door bedroch verliest en acht sich niet verwonnen.
paris.
Off hijt soo acht off niet wert niettemin verslonnen.Ga naar voetnoot942)
priamus.
De waere winst dat is t' breecken van t' svijants moet.
paris.
Waer blijft sijn moet off macht breeck ick sijn hart verwoet?Ga naar voetnoot944)
| |
[pagina 75]
| |
priamus.
945[regelnummer]
Al is Achilles doot het heyr is niet gedwongen.Ga naar voetnoot945)
paris.
Weet ghij niet vader wat Apollo heeft gesongen?Ga naar voetnoot946)
Dat Troyen nummermeer sal gaen in slavernij
Indien Achilles daer niet tegenwoordich sij.
En nae sijn doot kan hijr niet tegenwoordich wesen.
950[regelnummer]
Waerom besluyt ghij niet? Wat staet hier doch te vreesen?
hecuba.
Doet so mijn lieffste soon, ick en sal lijden niet
Dat anders dan ghij segt in dese saeck geschiet.
Wreeckt ghij mijn Hectors doot, wreect ghij mijn heete tranen,
Wreeckt Troyas nederlaech, gaet so de strate banen,
955[regelnummer]
Tot welvaert van u volck, en wtgang van den crijch,Ga naar voetnoot955)
Wreect so de wreede smaet, die ick van droef heyt swijch.
paris.
Tsa page, gaet de grieck terstont de bootscap draegen.
Segt dat Polyxena verhoren wil sijn claegen,
En datse tot een vrou van hem sal sijn getrout,
960[regelnummer]
So hij sich vinden laet gins in Apolloos woudt.
En ghij vrou suster in het eerste t' samen comen
Sult hem u hoochste goet en alderliefste nomen,Ga naar voetnoot962)
En veynsen off ghij seer tot hem genegen waert,
Waer door gelegenthayt sal werden gh'openbaert,
965[regelnummer]
Om doort geluckich stuck ons burgers te verquicken,Ga naar voetnoot965)
Daarom een yder gae terstont hem hiertoe schicken.Ga naar voetnoot966)
| |
4e Handelinghe, 3e wtcoomen.
choor.
Ga naar margenoot+Elck acht geluckich s' princen leevenGa naar voetnoot967)
Door weeldens valschen blijck,Ga naar voetnoot968)
Hij door dees meening selffs gedreevenGa naar voetnoot969)
970[regelnummer]
Waent niemant sijns gelijck.
Maer liet hij eens het rijck,
En het gebieden willich vaeren,
En proefd' off laechhayt rust can baerenGa naar voetnoot973)
De hoocheyt hij verachten sou als slijck.
| |
[pagina 76]
| |
975[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat een gemeenen man beproefdenGa naar voetnoot975)
t' Geen hij acht sulck geluck,
Wat sorg en angst een prins bedroefden
Wat onrust en wat druck,
Hij achten beeter t' juck,
980[regelnummer]
Als een gemeene man te draeghen,
Dan andren met het juck te plaegen.
Men oordeelt onervaren in dit stuck.
Ga naar margenoot+Een Prins wil datmen hem sal vreesen,Ga naar voetnoot983)
En acht het selve goet,
985[regelnummer]
Die selve vreest gevreest te weesen.
De nacht hem niet behoet,
Noch slaep sijn smart versoet,
Als alle menschen ruste raepenGa naar voetnoot988)
Onsteelt het sorgen hem sijn slaepen.Ga naar voetnoot989)
990[regelnummer]
Dat elck gebuert, een Prins ontbeeren moet.Ga naar voetnoot990)
Ga naar margenoot+Wat hooch huys heeft oyt Prins genootenGa naar voetnoot991)
Dat niet is omgewent?
Wat vintmen doch voor hoge slooten
Diet oorloch niet en schent?Ga naar voetnoot994)
995[regelnummer]
Waer sietmen doch ontrent
Het hoff de schaempt in eeren houwen?
Gerechticheyt, huwelijckse trouwe
En sijn de groote hooven niet bekent.
Ga naar margenoot+Het hoff dat volcht Bellona bloedichGa naar voetnoot999)
1000[regelnummer]
Met hare roed' in de hant.
De helse, bose Fury woedich,
Die hoverdie plant,
Wiens hongerige tant
De grootste doet hovaerdich raesen,
1005[regelnummer]
Verslint de huysen opgeblasenGa naar voetnoot1005)
En werpt de hoge princen neer int sant.
Ga naar margenoot+Indien men t'oorloch niet siet blincken,
Maer van bedroch affstaen,Ga naar voetnoot1008)
Het groot moet door sijn swaerheyt sincken,
1010[regelnummer]
En t' hooch te gronde gaen.
De schipper is belaenGa naar voetnoot1011)
Als goede wint het schip gaet stijven,Ga naar voetnoot1012)
Vreest het geluck t' schip om sal drijven,Ga naar voetnoot1013)
De hoochste torens meest de buyen slaen.
| |
[pagina 77]
| |
1015[regelnummer]
aant.Ga naar margenoot+De hoochste eycken sietmen breecken
Die in de bosschen staet.
t' Geweer wt Jovis hant gestreeckenGa naar voetnoot1017)
De hoochste bergen slaet,
Het vetste beest men gaet
1020[regelnummer]
Niet t' slechste om te doden haelen,
Bereyt men costelijcke maelen.
Wat vallen sal Fortuyn verhogen laet.Ga naar voetnoot1022)
Ga naar margenoot+Best dueren matelijcke dinghen,Ga naar voetnoot1023)
Daer t' hooch haest vallen can.Ga naar voetnoot1024)
1025[regelnummer]
Die mate noyt ging overspringen,
Als een gemeene man,
Die noyt en schayde van
De strant, bevreest de zee te naecken,
Royt onder t' lant, dat hij kan raecken,Ga naar voetnoot1029)
1030[regelnummer]
Het hoochste luck alhier op aerden wan.Ga naar voetnoot1030)
| |
4e Handelinghe, 4e wtcoomen.
achilles.
Soo dees godin veel hoger van manierenGa naar voetnoot1031)
Als d'ander goôn, beleeft en goedertierenGa naar voetnoot1032)
Met een genadich ooch mijn smert aensiet,
Der goden staet niet meer k' acht als verwonder,Ga naar voetnoot1034)
1035[regelnummer]
k' En vrees de snelle blixem noch de donder,
Benij Jupijn Ambroos, en Nectar niet.Ga naar voetnoot1036)
Terstont quam mij een bood' van Paris affgevaerdicht,Ga naar voetnoot1037)
Dat haer Polyxena niet langer veronwaerdichtGa naar voetnoot1038)
t' Erkennen mijne trou, dat se sal comen nu
1040[regelnummer]
Ghins in Apollos wout, waer van sij lang was schu.Ga naar voetnoot1040)
Sonder mijn swaert, alleen, en heb ick niet te schrome.Ga naar voetnoot1041)
Maer hoe? siet daer ist hoff, tis tijt dat icker come.Ga naar voetnoot1043)
| |
4e Handelinghe. 5e wtcoomen.
achilles. polyxena. paris. deïphobus. Sonnet.
achilles.
Gentiel goddin, alleen besitster van mijn hert,
Schoon ziele van mijn ziel, meestres van mijn gedachten,
1045[regelnummer]
Wiens schoonhayts clare glans, en gracy mijn vercrachtenGa naar voetnoot1045)
| |
[pagina 78]
| |
Als in den blonden strick mijn hert gevangen wert,Ga naar voetnoot1046)
Indien ghij niet aensiet de wreethayt van mijn smart,
En stopt u oren voor, mijn al te sware clachten,Ga naar voetnoot1048)
Van mij en hebdij niet dan droeffheyt te verwachten
1050[regelnummer]
En de melijdeloose doot en d' aerde swart.
Maer gaet ghij tot gena u goedertieren wennen,Ga naar voetnoot1051)
En wilt de trouwe van u dienaer recht bekennen,
Verlost ick werden sal van droeffheyt sorch en pijn,
Mijn hert dat door het vuyr soud' lichtelijck verteeren,
1055[regelnummer]
En sal dan nummermeer in assche cunnen keeren,
Maer in een schonen brant altijt onsterfflijck sijn.
polyxena.
Aensiend' u lang vervolch, en aenstaen boven maten,Ga naar voetnoot1057)
Hoe wel ick oorsaeck heb Achilles u te haten,
Sloech ick mijn oogen op u wijtberoemde duechtGa naar voetnoot1059)
1060[regelnummer]
En op de schoonheyt van u fluxs gestelde iuecht,Ga naar voetnoot1060)
De welcke dingen t' sint dat sij mij wel geviele
Baerden een vreemde lust vol onrust in mijn ziele,
In veughen dat ick haest mijn toornicheyt vergadt,Ga naar voetnoot1063)
En t' rout mij dat ick u so leed' oyt heb gehadt,Ga naar voetnoot1064)
1065[regelnummer]
t' Is mijn de grootste pijn des werrelts te gedencken
Dat ick oyt heb gedacht Achilles u te crencken.
Naer ick mijn gramschap dan op gh'offert heb aen wGa naar voetnoot1067)
Coom ick grootmoedich Prins als u dienaersse nuvGa naar voetnoot1068)
Om op te offren voorts aen u alhier ter steede
1070[regelnummer]
Mijn hert, mijn wil, en oock al mijn genegentheede.
Daerom Achilles wilt ontfaen van mijnder hant,
En gunstich nemen aen desen mijn offerhant,
En mijn versekren dat de lieffd' met swaere plagen
Die ghij soo lange tijt tot mijwaert scheent te dragen
1075[regelnummer]
Warachtich is en sal altijt gestadich sijn.Ga naar voetnoot1075)
Waeraen te twijfflen valt mij een soo swaere pijn,
Dat ick int midden van mijn vlam bevries doort vreesen,
Dus maeckt mij prince dat ick mach verseekert weesen,
Nae dien de twijfels mij wel duysent doon aendoen.
1080[regelnummer]
Maer waerom soud' ick oock cunnen van u vermoen
Dat ghij geveynsdelijck sout sulcken liefd' ontfangen,
Gelijck het herte van Polyxena heeft bevangen.
Neen, neen, ten kan niet sijn, neent seeckerlijck niet, hoe?
Al droecht ghij mij oock gans geen liefd' met allen toeGa naar voetnoot1084)
1085[regelnummer]
Weerliefd' soud' in u hert voorseecker comen wercken,
Als ghij de grootheyt van mijn lyefde maer cont mercken.
Mijn lyefd' t' sint haer begin nam soo veel toe en wan
Dat ickse met t' gedacht nau achterhalen kan.Ga naar voetnoot1088)
| |
[pagina 79]
| |
Mijn lyefde is soo groot, en brant so ongemeetenGa naar voetnoot1089)
1090[regelnummer]
Achilles, dat ick selff haer grootheyt niet can weeten.
Het leeven van mijn lyefd' en sijn geduerichaytGa naar voetnoot1091)
Sal niet van dach off wr, maer sijn van ewichayt.
So de verdienste van dit goddelijcke lijenGa naar voetnoot1093)
U niet beweegen off tot waere liefd' kan vlijen,
1095[regelnummer]
En so Polyxena s' coninxs van troyas bloet
Door iemandt anders dan haer selven bidden moet,Ga naar voetnoot1096)
U door u ooghen schoon Achilles ick besweere
Door wiens godlijcke cracht mijn felle moet viel neereGa naar voetnoot1098)
Dat ghij mij wedermint, gelijck gh' wterlijck toont,
1100[regelnummer]
En dat u lyefde duer, mijn trou met trouwe loont.Ga naar voetnoot1100)
achilles.
Had ick u overlang niet gaen besitster stellen
Volcomen van mijn hert, een oogenstrael sou vellen
Seer lichtlijck mijn gemoet, en dwingent tot u min.
Maer t' sint ghij d'eerste mael de schoonst scheent in mijn sin,
1105[regelnummer]
Heb ick met sulcken hit, en smert u lyefd' gedraegen,
Datter geen wr voor bij en ging van so veel daegen
Off ijvrich ick aenbadt u schone beeltenis,Ga naar voetnoot1107)
Die siele van mijn siel mijns levens leven is.
Maer laes! princes wat sal ick u opoffren weer
1110[regelnummer]
In plaets van deese gunst, en dienstbaerheyt vol eer,
Daer ghij mij nu toeroept. Hoe can weer sijn geloont
Sulcken genegenthayt als ghij tot mijwaert toont.
Ick ben gedwongen schoon princes u te verclaeren
Dat ick soo groote vruecht voel in mijn siele baerenGa naar voetnoot1114)
1115[regelnummer]
Doort overdencken van t' geen daer ick meest nae dorst,
Dat mij de wreede doot doorschieten sou de borst
En door de groote lust alhier ter plaets bederven,Ga naar voetnoot1117)
Wast mogh'lijck in u tegenwoordicheyt te sterven.
Dus sijt voorseeckert dat ick stadich ben berayt
1120[regelnummer]
t' Ontfangen uwe lyefd' met al eerbiedichayt,
Op die te vieren en te voeden sal ick passen,Ga naar voetnoot1121)
Dat d'aldercleenste vonck sal in ons herte wassen,
Tot datse wert een vlam, die aerd' en hemel sou
Verbranden alle bey, het welck ô waerde vrou
1125[regelnummer]
Niet vreemt sal schijnen noch tegens des reedens wetten,
So ghij een luttel wilt op u schoonheeden letten.
Off so ghij mijn genegenthayt wilt mercken aen,
Off so het u belieft op bayde acht te slaen,
De welcke bayd' aen mij so starck sijn overcomen
1130[regelnummer]
Dat (alhoewel ick vast bij mij had voorgenomen
Te comen nummermeer in Minne sijn verbont)
Soo haest ick u aensach ick mij begaff terstont
| |
[pagina 80]
| |
Vrijwillich in u dienst, waer in dat ick sal blijven
So lang des Hemels cloot sal op sijn Polen drijven.
1135[regelnummer]
Onnodich is het dan dat ghij met bidden dringt
Tot uwe lyefd' een, die daer toe sich selven dwingt,
Der goden schick mij nood', om tot u min te strecken,Ga naar voetnoot1137)
Al u verdienste groot mij tot u lyefde trecken.
Mijn roepen derwaert, mijn begeerten algemeen,
1140[regelnummer]
Mijn oversoete hoop voert mij princes daer heen,
Mijn ziele waer van ghij sijt coningin en vrouweGa naar voetnoot1141)
Die heft mij derwaerts op met vluegels van mijn trouwe,
Daerom hoewel mijn lyefd' tot u waerts eens began,
Sijt seecker schoon princes dat die niet eynden kan.
1145[regelnummer]
Off so die eynden sal en immermeer gaen t' onderGa naar voetnoot1045)
Dat sal geschien gelijck als phoenix t' grote wonder,
Die stervend' inde vlam aen een nieu leeven raect,
Nae dat hij levend' heeft vant sterven eynd' gemaect.
Maer hoe? Wat seg ick doch? Wat slechtheyt mach ick praten?Ga naar voetnoot1149)
1150[regelnummer]
Soud' u lyefd' nu en niet eerstlijck te leeven laetenGa naar voetnoot1150)
Off soud' ick neemen van het leeven een begin
Sonder te voelen een beginsel van mijn min?Ga naar voetnoot1152)
Soud' ick het geen ick ben wel cunnen blijven weesen
Sonder u eygen slaeff stadich te sijn bij deesen?Ga naar voetnoot1154)
1155[regelnummer]
Off soud' ick kunnen vrij weesen van u gebiedtGa naar voetnoot1155)
Sonder dat ick het geen ick ben te weesen liedt?Ga naar voetnoot1156)
Voorwaer in geen manier, veel eer ick t' onder bleeve,Ga naar voetnoot1157)
Want ick door u, door uwe min, en door u leeve.
Maer off mij bij geval een sotternij beving
1160[regelnummer]
Dat ick mijn eygen vijant selve wert? en ging
Versmaen het hoochste goet dat ick ter werrelt achte?
U alder cleenste ionst waar groot genoech van crachte
Om mij te vrijen van al die lichtvaerdichaytGa naar voetnoot1163)
Daermen ter weerelt oyt van dacht off heeft gesayt,
1165[regelnummer]
En te leyden tot u, godin vol waerde gaeven.
Myn overgroot ghemoet in liefd' altijt zal draven.Ga naar voetnoot1166)
Maer waer door laet mijn geest beweecht door hope blijGa naar voetnoot1167)
Sich selff verbasen doch door eene prophesij,Ga naar voetnoot1168)
Die soo ellendich en van droefhayt is deelachtich
1170[regelnummer]
Als ickse ken voor vals, en ganslijck logenachtich?Ga naar voetnoot1170)
Also veel schoonhayt alser is godin in dij,
So veel genegenthayts is tot u dienst in mij.
En mijn stantvastichayt die is soo groot en heerlijck
Als mijnen ijver is, en mijnen smert begeerlijck.Ga naar voetnoot1174)
1175[regelnummer]
U schoonhayt kan u niet verlaeten schone vrou,
Ontsterfflijck is' in u, so doet in mij mijn trou,Ga naar voetnoot1176)
| |
[pagina 81]
| |
Des leeft mijn min princes alleen door u verclaeren
Dat ghij mijn weerliefd' draecht, en saecht mijn welvaert gaeren.
Tot levens onderhout mijn min nae ionste tracht,Ga naar voetnoot1179)
1180[regelnummer]
Die meer begeert was dan verhoopt, maer minst verwacht.
So sal in ewichayt godin mijn lyefde dueren,
Die k' in de straelen ws gesichts heb laeten pueren,Ga naar voetnoot1182)
In dese straelen schoon van goddelijcker aert
Mijn min gesuyvert is goddin en heel verclaert,Ga naar voetnoot1184)
1185[regelnummer]
Als in een hemels vuyr, t' welck van hem heeft genomen,Ga naar voetnoot1185)
Al t' geen onwaerdich was princes van u te comen.
Mijn hert dat is een heete oven van de min,
Mijn lyefde schoon princes die is geparst daer in.
Van mijne dienstbaerhayt en aengename banden
1190[regelnummer]
Can ick geen seeckerhayt off geven ander pandenGa naar voetnoot1190)
Als d' hitten van mijn hert, en so ghij mij wel iont,Ga naar voetnoot1191)
Sijn dit de waerste die ghij selven wenschen cont.Ga naar voetnoot1192)
Dan somen om de lyefd' te houden lang in leeven
Can eenich onderhout nutter als weerlyefd' geeven,
1195[regelnummer]
En so der minnen bandt wel vast gaet en gewis
Daer d'een aen dander grotelijxs gehouden is,Ga naar voetnoot1196)
Souder ondanckbaerheyt soo' ondanckbaer sijn te vinnenGa naar voetnoot1197)
Dat s' mijn u weldaet sou doen stellen wt mijn sinnen?
Naedien ick u princes gedaen heb een misdaet,
1200[regelnummer]
Dat ick met reden most wanhopen van genaet;Ga naar voetnoot1200)
En ghij in plaets van mij te straffen met u toren
U dienaer doet de ionst van sijnen clacht t' aenhoren,
Mijn gevend' in de plaets des doots, van mij verwacht,
Een leven dat ick schier gelucksalyger acht,
1205[regelnummer]
Als eenich ander dinck groot gheacht bij de menschen,Ga naar voetnoot1205)
Dan ickt vant Avontuer selff hadde cunnen wenschen.Ga naar voetnoot1206)
Ontfangt dan schoon godin al deese seeckerhayt
Van mijne lyefd' tot u, en mijn getrouwichayt,
Op dat den hemel die tot eenen haven leyde
1210[regelnummer]
Van vreugd' en van geluck, waer wt sij nimmer scheyde.
Laet mij opoffren t' ijs van u verstoorde sinGa naar voetnoot1211)
Met d' assche van mijn licht' en lang verleden minGa naar voetnoot1212)
Op datter niet en blijff in onse ziel heylgierich,Ga naar voetnoot1213)
Dan t' geen tot voetsel dient van onse lyefde vierich.
1215[regelnummer]
En ick besweer godin door u volmaeckthayt dan
Diemen aenbidden wel, maer niet begrijpen kan,
Dat van mijn slavernij ghij hier verklaert de wettenGa naar voetnoot1217)
Om die met vuyre letters in mijn hert te setten,Ga naar voetnoot1218)
Op dat ick schoon princes aen mijn gedachten leer
1220[regelnummer]
Die daer te lesen, t' overtreeden nimmermeer.
| |
[pagina 82]
| |
deiphobus.
Danct hem, onhuesheyt wast indien wij dat versloften.Ga naar voetnoot1221)
paris.
Grootmoedich prins wij dancken u van u beloften.Ga naar voetnoot1222)
Achilles wert verradelijck omgebrocht van Paris en Deiphobus.
| |
4e Handelinge. 6e wtcoomen.
ulysses.
Dat wij die twee daer wt so schiellijck springen sien
Dat heeft, nae mijn verstant, wat sonders te bedien.Ga naar voetnoot1224)
diomedes.
1225[regelnummer]
Dewijl de griecxen Raet ons beyden heeft bevolen
Achilles gae te slaen, om dat hij int verholen
Den vijandt selff besoect, en hem te spraecke staet,Ga naar voetnoot1227)
Op avontuer off hij besloot eenich verraet,Ga naar voetnoot1228)
Compt treeden wij int wout, en gaen hem soo beneven.Ga naar voetnoot1229)
ulysses.
1230[regelnummer]
Wel ick sie niemant niet. Ach wat is hier bedreeven?
Achilles wel hoe nu? geeft ons het laetste woord.
achilles.
Deiphobus en Paris hebben mij vermoort.
diomedes.
Ghemoort? Waer hoord' men oyt grooter valschayt verhaelen?
O blonde Son aenschout ghij dit sonder te daelenGa naar voetnoot1234)
1235[regelnummer]
Te rugge waert van daer ghij opgereesen sijt?
ulysses.
Mijneedich schelmstuck te boos om aff te maelen.
diomedes.
O blonde son aenschout ghij dit sonder te daelen?
| |
[pagina 83]
| |
ulysses.
Den grooten man vermaert in s wijden werrelts paelen,
Dien Blixem, soo ontsien int oorloch, sijn wij quijt.
diomedes.
1240[regelnummer]
O blonde Son aenschout ghij dit sonder te daelen
Te rugge waert van daer ghij opgereesen sijt?
ulysses.
Gheen clagen helpen can, hij heeft vervult sijn tijt.Ga naar voetnoot1242)
Wilt mijn het lichaem cout op dese schoudren laeden,
En gaen wij doen t' verhael hoe dat hij is verraeden.
|
|