Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend5e Handelinge. 1e wtcoomen.Al de Princen. nestor, aiax. ulysses.
nestor.
1245[regelnummer]
Geen van de Princen, noch geen van de griecse knapen
Dan ghy luy met u twee staet nae Achilles waepen,Ga naar voetnoot1246)
Dies elck omt t' seerste twist, en voor een eere telt
Te draegen t' waepen van dien onverwonnen helt.
De Princen sijn alhier ter plaetse neer geseeten,
1250[regelnummer]
Om yder sijn beschayt volcomelijck te weeten,Ga naar voetnoot1250)
En wijsen toe met recht de wapens aen de manGa naar voetnoot1251)
Die mette reeden best sijn recht verdaden kan.Ga naar voetnoot1252)
Daerom een yder pooch het geene te vertreckenGa naar voetnoot1253)
t' Welck aldermeest hij tot sijn voordeel acht te strecken.
aiax.
1255[regelnummer]
Aen strant (Jupijn) en bij de scheepen pleyten wij,Ga naar voetnoot1255)
En men gelijckt (ick raes) Ulysses noch bij mij?Ga naar voetnoot1256)
Mij die noch vuyr noch vlam noch Hectors toren vruchten,Ga naar voetnoot1257)
En voor dees vloote vocht, als ghij met schande vluchten.
Veylyger is het dan ô griecken datmen strijt
1260[regelnummer]
Met woorden schoon geciert, dan met een swaert dat snijt.
Wanneermen vechten sal Ulysses wt het perek vliet,
Het doen valt hem te swaer, en t' seggen is mijn werck niet.
Soo veel als ick vermach int crijgen met gewelt,
Soo veel Ulysses int vrouachtich clappen gelt.Ga naar voetnoot1264)
| |
[pagina 84]
| |
1265[regelnummer]
Doch mijne daden ist onnoodich te vertaelen,Ga naar voetnoot1265)
Ghij hebt s' altsaem gesien, laet hem de sijn verhaelen,
Die hij alleen en sonder tuygen heeft gewrachtGa naar voetnoot1267)
(Naedat hij selve seyt) int doncker vande nacht.
Den loon daer ick nae stae beken ick groot te weesen,Ga naar voetnoot1269)
1270[regelnummer]
Maer van den loff verlies ick t' grootste deel door deesen.
t' Is groot, maer d' heerlijckhayt die wert daer door bemorst,
Mits dat ick crijge t' geen Ulysses hoopen dorst.Ga naar voetnoot1272)
Verliest hij schoon t' crackeel, den prijs heeft hij alreede,Ga naar voetnoot1273)
Want men sal seggen dat hij met mij heeft gestreede,
1275[regelnummer]
Dan soo mijn duecht was twijffelachtich bij den RaetGa naar voetnoot1275)
So soud' mijn edelhayt mij wel coomen te baet.Ga naar voetnoot1276)
Mijn Vader Telamon heeft Troyen helpen winnen,
En voer met Hercules omt gulden vlies te vinnen.Ga naar voetnoot1278)
Sijn Vader Aeacus is rechter in den hel,
1280[regelnummer]
Daer Sisyphus u oom Ulysses lijt gequel.
Juppijn diens vader is, k'en hael het niet van verde,Ga naar voetnoot1281)
Dees Aiax nae Juppijn is int geslacht de derde.
Dan laet dit inde saeck mij gants geen voordeel sijn
Soo't niet gemeen en is Achilles huis en t'mijn.
1285[regelnummer]
Achilles was mijn neeff, ick eys mijn broeders wapenGa naar voetnoot1285)
Maer ghij sijt wt het bloet van Sisyphus geschapen,
Die ghij in schelmerij oock te gelijcken tracht.
Wat mengt ghij onse naem in u versmaet geslacht?Ga naar voetnoot1288)
Off sal mij deese twist omt waepen qualijck lockenGa naar voetnoot1289)
1290[regelnummer]
Om dat ick heb van d' eerst de waepens aengetrocken?Ga naar voetnoot1290)
En met mijn vrije wil ben nae de crijch gereyst:
Daer sich Ulysses sot en rasend' heeft geveystGa naar voetnoot1292)
Door vreese van met ons hier in de crijch te trecken,
Tot Palamedes cloeck sijn blootheyt quam ontdecken.
1295[regelnummer]
Die doe de blootste was, van alle wapens schu,
Sal die, wat recht is dit! de beste nemen nu?
Was doch de rasernij voor rasernij genomen
Off was sijt doch geweest en hij niet hier gekomen
So sout ghij Philoctetes met so swaer verdriet
1300[regelnummer]
Int eylant Lemnos als een balling leven niet,
Die in speloncken naer, en bosschen met u weenenGa naar voetnoot1301)
En kermen dagelijxs beweecht de coude steenen,
En wenscht Ulisses t' geene dat hij waerdich is,Ga naar voetnoot1303)
t' Welck (so der goden sijn) hem beuren sal gewis.Ga naar voetnoot1304)
1305[regelnummer]
Alsoo verdwijnt door siect, en honger metter wijlenGa naar voetnoot1305)
Een van ons leytsluy selff, en bruyct Alcides pijlenGa naar voetnoot1306)
Op vogels en op wilt, die Phoebus ons beval
Te bruycken ten verniel van Troyas hoge wal.
Maer Philoctetes die is noch te lijff gebleevenGa naar voetnoot1309)
1310[regelnummer]
Om dat hij t' selscap van Ulysses heeft begeeven,Ga naar voetnoot1310)
| |
[pagina 85]
| |
t' Welck Palamedes oock wel wenschen mocht dunct mijn
Want sonder dat hij soud' nu noch int leeven sijn,
Off immers soud' de doot gesturven wesen eerlijck,Ga naar voetnoot1313)
Die hij door sijn bedroch doen sterven heeft so deerlijck,
1315[regelnummer]
Als hij hem van bedroch aenclagen quam so stout,
En overtuychden hem door t' vinden van het gout,Ga naar voetnoot1316)
Des vijants, so hij say, becorelijcke gaven.Ga naar voetnoot1317)
t' Welck hij hadt heymlijck selffs doen in de tent begraven,
Tot wraeck van dat hij sich door hem ondecken sach
1320[regelnummer]
Het welck hem speet, en lang' daer nae int herte lach.
Door ballingschap off doot crenct hij der griecken crachten,Ga naar voetnoot1321)
Op deese wijs is hij te vreesen en te achten.
Off hij int spreecken schoon Nestor te boven gaet,
Noch en sal hij niet in t' goede verandren tquaet,
1325[regelnummer]
En hier verdaden dat hij vlieden ging sijn best ras,Ga naar voetnoot1325)
Als Nestor riep om hulp, door dien sijn paert gequest was.
Dat ick dit niet versier weet Diomedes wel,Ga naar voetnoot1327)
Die dick de vlucht verwijt aen sijn goe meed'gesel.Ga naar voetnoot1328)
De goôn aensien de mens rechtvaerdich met haer ooghen.
1330[regelnummer]
t' Gebuerde dat de geen die niet en wilde pooghen
Om Nestor bij te staen, selfs bijstant creech van doen,Ga naar voetnoot1331)
Hij riep ellendich hulp, ick ginck mij derwaerts spoen
Hoe wel hij hadt verdient doort vlieden, datmen eeven
Als hij met Nestor deed' men oock met hem sou leeven,Ga naar voetnoot1334)
1335[regelnummer]
Ick deckt hem met mijn schilt daer hij lach bevend' bleeck
k' Verseeckerd' hem sijn lijff al eer ick van hem weeck,
De wonden die sijn cracht int vechten deen vermindren
En conden hem sijn loop int vluchten niet verhindren.
Dus berchden ick een siel oneedel, slecht van aert,
1340[regelnummer]
En dunct mijn eygen daet mijn luttel eeren waert.
So ghij in dese twist u enckel wilt verweeren,
Compt laet ons weder op de selve plaetse keeren,
Geeft daer de vijant weer u wont, en vrees daer bij,
Duyckt achter t' schilt, en twist daer onder tegens mij.
1345[regelnummer]
Siet Hector die met hem ten strijde leyd' de gooden
Verbluft den stouten oock en niet alleen den bloden,
Als die braveerde doort vervolch van sijnen moortGa naar voetnoot1347)
Heb ick hem op sijn rug geveldt van vers, en voortGa naar voetnoot1348)
Wanneer hij daechden wt een om met hem te steeckenGa naar voetnoot1349)
1350[regelnummer]
Weerstont ick hem alleen, en ghij beroemde greecken
Beloofden bedevaert, indien ick niet en vil.
Verhoort wert u gebet. So iemant weeten wilGa naar voetnoot1352)
Den wtgang van de crijch, ick hebse niet verlooren,
De vijant quam met macht het griexse heyr verstooren,Ga naar voetnoot1354)
1355[regelnummer]
Tot onse vloodts bederff met vier en vlam bereyt.
| |
[pagina 86]
| |
Waer was Ulysses doen met sijn welspreeckenthayt?
Ick heb alleen dees vloots bescherming aengegreepen
Geeft mij de wapens doch voor meer als duysent scheepen.
Indien dat ghij toe wijst ô Princen t' recht aen mijn,
1360[regelnummer]
t' Sal meer der wapens eer, dan Aiax eere sijn.Ga naar voetnoot1360)
Laet nu Ulysses eens gelijcken bij mijn daden
Het moorden van Rhesus die hij halff heeft verraden.
En Dolon s' vijants spier, en Helenus dien hij,Ga naar voetnoot1363)
(Wanneer hij Pallas stal) gevangen bracht daer bij.
1365[regelnummer]
Niet is bij daech geschiet, al wat hij heeft bedreven,Ga naar voetnoot1365)
Men moet den halven loff aen Diomedes geven,
Jont ghij de waepens aen dees daden slecht, oneel,
Soo deels' en geeft aen Diomedes t' beste deel.
Ulysses sullen sij doch niet te stade komen,
1370[regelnummer]
Die ongewapent staech, en niet gelijck den vromen,Ga naar voetnoot1370)
Bij nacht den vijant crenckt mette gewiste cans.Ga naar voetnoot1371)
De gulden helm sal hem beclappen door sijn glans,Ga naar voetnoot1372)
Oock sal hij doort gewicht sijn hooft niet kunnen roeren,
d' Onstrijtbaer arm en can Achilles spiets niet voeren,Ga naar voetnoot1374)
1375[regelnummer]
De schilt waer in gemaelt men t' swerrelts rijcken siet
En sal sijn slincker arm wel dunct mij passen niet.
Wat staet ghij nae een gaeff die u sal overlaeden?
Welck soo de griecken door haer qualijck te beraedenGa naar voetnoot1378)
U jonnen, ghij en sout daer duer niet sijn ontsien,Ga naar voetnoot1379)
1380[regelnummer]
Maer rascher nae de buyt sal uwe vijant vlien.
De vlucht daer ghij u hoop gewoon in sijt te setten
Daer in sal t' swaer gewicht Ulysses u beletten.
Voorts uwen schilt is gans, heeft niet met al geleen,Ga naar voetnoot1383)
Vol kerven is de mijn, en ick behoeffer een.
1385[regelnummer]
Maer siet ons wercken aen, onnoodich sijn de woorden.
De wapens smijt int mits van des vijants slachoorden,Ga naar voetnoot1386)
Heet datmen 's hael van daer, en dieser brengt van daenGa naar voetnoot1387)
Laedt diese tot een loon, en tot een loff ontfaen.
ulysses.
Hadt mine wensch en d' u ô griecken niet gemist,Ga naar voetnoot1389)
1390[regelnummer]
Wij souden rechtevoort niet sijn in dese twist,Ga naar voetnoot1390)
De tranen souden mij met crachte dus niet vlieten,
Ghij sout u wapens, wij Achilles u genieten.Ga naar voetnoot1392)
Dan nu dewijl de goôn ons beyd' hebben berooft
Van dat ontsichtbaer onverwonnen oorlochs hooft,Ga naar voetnoot1394)
1395[regelnummer]
Wie sal met meerder recht doch volgen in sijn steede
Dan die Achilles selff, den griecken volgen deede?Ga naar voetnoot1396)
t' Verstant dat dicwijls heeft gedient tot u profijt
| |
[pagina 87]
| |
t' Sij hooch off laech, laet mij niet schaden nu ter tijt,
Op dat ick sonder nijt mijn reedens mach ontluycken,Ga naar voetnoot1399)
1400[regelnummer]
De gaven die men heeft die machmen wel gebruycken.
Voorvaders clare deucht, en Adels hoge roem
En ander luyder daet ick nau ons eygen noem,Ga naar voetnoot1402)
Maer om dat Aiax sayt dat sijn grootvaders vader
Juppijn is, so seg ick Juppijn is hem niet nader
1405[regelnummer]
Een lit dan hij mij doet. Ick ken Laërtes out
Voor vader die Arcesius voor sijn vader hout.
Arcesius vader is Juppijn, en onder deesen
Is niemant oyt tot doot off ballingschap verweesen.
Een ander Adeldoom compt mij van moeder sij,
1410[regelnummer]
En d' oorsprong vant geslacht sijt ô Mercurius ghij.
Nochtans en ghae ick niet nae dese wapens sporen,Ga naar voetnoot1411)
Om dat van moeders sij ick hoger ben geboren,
Off dat mijn vader niet beschuldicht werden canGa naar voetnoot1413)
Met sijne broeders sondt, siet de verdiensten an.
1415[regelnummer]
Maer tgeen dat Telemus off Peleus heeft bedreeven,
Dat men daer van den loff niet gaet aen Aiax geeven,
Dat niet de naest int bloet wert met dees prijs verhuecht
Maer die met reeden meest doen blijcken can sijn duecht.
Want anders Peleus leeft, en Pyrrhus daerenboven
1420[regelnummer]
Achilles sone, so blijft Aiax toch verschoven.Ga naar voetnoot1420)
En Teucer isser oock al vast in eenen graet
Als Aiax, die nochtans niet nae de waepens staet.
Dewijl wij dan alleen met onse daden strijden,
Ick heb meer wtgerecht dan ick can hier belijden,Ga naar voetnoot1424)
1425[regelnummer]
Ick salt verhalen, doch opt corst, van voren aen.
Thetis de moeder van Achilles hadt verstaen
Van de waerseggers wijs, indien hij herwaerts quame,
Dat hijt besterven sou, hoe groot hij was van name,
Sij maect hem onbekent omt ongeluck te vlien,Ga naar voetnoot1429)
1430[regelnummer]
En liet hem als een maecht in maechden cleeren sien.
Niemant heeft hem gekent noch Aiax selven mede,
Hij waer gebleeven t'huys ten waer dat ick het dede.
Ick nam een marsse vol van vrouwe cramerij
En deed' daer loosselijck een crijsmans wapen bij,
1435[regelnummer]
Een yder vrou besach het geen haer best geleecke,Ga naar voetnoot1435)
De Prins terstont sijn hant ging aen de wapens steecken,
So wel de schilt en spiets hem in sijn handen stont,
Dat eer hijt vrouwen cleet verwurp, ick riep terstont
Ghodinnen soon, van u wacht Troien sijn bederven,Ga naar voetnoot1439)
1440[regelnummer]
Waeromme twijfelt ghij de name te verwerven?Ga naar voetnoot1440)
Mijn handt leyd' ick hem op, en sant hem derwaerts heen,Ga naar voetnoot1441)
Al t' geen hij heeft gedaen, noem ick dan t' mijn met reên.
'k Heb Telephus getemt, k' heb Theben ingenomen,
Door mij is Tenedon in onse macht gekomen.
1445[regelnummer]
Dat Lesbus, Chryses, Cilla, Apollos steden stout
Ons onderdanich sijn, voor mijne daden hout.
| |
[pagina 88]
| |
En oock dat Lyrnes viel, dat sich te weere stelden.
Ick gaff den naem die den troyaensen Hector velden.Ga naar voetnoot1448)
Door mij leyt Hector neer; het wapen dat mij dedeGa naar voetnoot1449)
1450[regelnummer]
Achilles vinden eerst eysch ick dees wapens meede.
De wapens die ick hem int leven heb gegeven
Ist onrecht dat ick die weer eysche naer sijn leeven?
Den ruymen haven lach van duysent scheepen vol,
De wint blies tegens ons gestadich eeven dol,
1455[regelnummer]
Daer wert gepropheteert den wint en sou niet wenden,
Ten waer dat Atreus neeff sijn dochter wilde sendenGa naar voetnoot1456)
Ten outaer van Diaen, en latens offren daer,
Om soo te stillen t' weer, en gramschap fel van haer,
Maer Agamemnon hout sijn vadersche genegenthayt,
1460[regelnummer]
Wilt niet toelaeten off hem schoon gans griecken tegen sayt;Ga naar voetnoot1460)
Dees dorst ick spreecken aen wanneer ghij Aiax sweecht,
En heb hem tot profijt van het gemeen beweecht;Ga naar voetnoot1462)
Ick dreeff een sware saeck van een pertijdich rechter,Ga naar voetnoot1463)
De Prins vergeeft t' mij nu, doch hem en docht niet slechterGa naar voetnoot1464)
1465[regelnummer]
t' Gemeene volcxs scha, dan s' dochters doot, des hijGa naar voetnoot1465)
Vergolde met het bloet d' ontfangen heerschappij;
De moeder hadt bij haer haer dochter wtvercoren
Die men bedriegen most, want raden was verlooren.
Ulysses sant men heen, ick hebt alleen bestaen,
1470[regelnummer]
Op welcke plaets wanneer dat Aiax was gegaen.
De schepen lagen noch wel op de wint en wachten.Ga naar voetnoot1471)
t' Sijn soud' de prins meer, dan t' gemeene besten achten.
Ick ginck te Troien oock wtrechten als gesantGa naar voetnoot1473)
De saecke mij vertrout van het gemeene lant,
1475[regelnummer]
Ick quam aldaer den Raet, en al de Princen sadtten
Ick claechde Paris aen, herayschde vrou en schatten,
Antenor op ons sijd' creeg ick e(e)ns coninxs stem,Ga naar voetnoot1477)
Maer Paris en de geen die schuldich sijn met hem
Hebben haer handen nau van onsen moort onthoude,Ga naar voetnoot1479)
1480[regelnummer]
tWelck Menelaus ghij soowel als ick aenschoude.
Van ons gemeene noot was dat den eersten dach.Ga naar voetnoot1481)
Ick heb meer wtgerecht, dan ick verhalen mach,Ga naar voetnoot1482)
In desen langen crijch met wijslijck doen en raeden
Want t' sint het slaen geschiet, als wij te lande traden,Ga naar voetnoot1484)
1485[regelnummer]
Schuylden de vijant lang cleenhartich in de stat,
Wij hebben eerst dit jaer middel om slaen gehadt.Ga naar voetnoot1486)
Goet sijdij int gevecht, maer wat sijdij daer buyten.
Gesmeert hadt men u moeten in een casse sluyten
| |
[pagina 89]
| |
Gelijck als het geweer, tot datter quam de tijtGa naar voetnoot1489)
1490[regelnummer]
Dat men u bruycken mocht te veld' in open strijt.
Want waertoe dienden ghij? dan vraechdij wat ick drijve?Ga naar voetnoot1491)
De vijant leg ick laech en onse schanse stijve,Ga naar voetnoot1492)
Tot s' langhe crijchs verdrach geeff ick de gasten moet,Ga naar voetnoot1493)
Hoe sij gewaepent, hoe sij moeten sijn te voet,
1495[regelnummer]
Hierin ick onderwijs en raed' haer tallen stonden,
Off warde voor gesant nu hier nu daer gesonden.Ga naar voetnoot1496)
De Coning hadt gedroompt dat hem Juppijn geboot
Te keeren t'huyswaerts met de geheele vloot,
En konde door den naem van godt licht elck beweegen.
1500[regelnummer]
Dat Aiax sich vertooch en set hem daer eens teegen,Ga naar voetnoot1500)
En vecht al wat hij mach. Waerom belet hij niet
Dat yderman omt seerst fluxs nae de scheepen vliet?Ga naar voetnoot1503)
Ten was niet groots voor hem die stadich groots cont spreecken.
Maer wat? hij vluchten selff, en is aent strant geweecken,
1505[regelnummer]
Ick sach het selven aen, en schaemdet mij te sien,
Ick riep terstont, wat ding doet u gesellen vlien?
En Troien halff gestoort los laten wt u handen?Ga naar voetnoot1507)
Wat voert ghij doch nae huys dan eenen buyt van schanden?
Met dese woorden keerd' ick al het volck alleen
1510[regelnummer]
En Agamemnon riep terstont den hoop bij een.
Een woort en dorst ghij doen ô Aiax niet vermelden.Ga naar voetnoot1511)
Thersijtes en ontsach de Princen niet te schelden,Ga naar voetnoot1512)
Maer wert van mij bestrafft, k' ben opgereesen voort
En deed' het volck sijn moedt weer grijpen door mijn woort.
1515[regelnummer]
Al t' geen dat t'sint die tijt dan Aiax heeft bedreeven
Compt mij altsaemen toe, ick heb hem u gegeeven,
Als hij teech op de vlucht, doen heb ik hem gekeert.
Maer wat grieck isser doch die u acht off begeert?
Wat Diomedes doet, dat doet hij met mij t' saemen.
1520[regelnummer]
Isset een cleene saeck dat hij mij acht bequame,
En kiest mij tot gesel wt so veel duysent man
Als enen die hem best in alles helpen kan?
Ten was mijn beurte niet, nochtans nam ick bij nachte
Gevangen 's vijandts spie, die ick oock omme brachte
1525[regelnummer]
Nae dien ick al den raedt van Troien hadt verstaen.Ga naar voetnoot1525)
Met mijn belooffde loff mocht ick te rugge gaen;Ga naar voetnoot1526)
Was lijckwel niet te vreên maer als een vroomheyts pleegerGa naar voetnoot1527)
Vermoord' ick Rhesus met sijn selschap in sijn leeger,Ga naar voetnoot1528)
Dus quam ick hier naedien ick had mijns willen wins
1530[regelnummer]
Op sijnen wagen selff als een gesegent Prins.Ga naar voetnoot1530)
Weygert mij t' waepen, gaet u gunst tot Aiax wenden,
Ick hebbe met mijn swaert vernielt Sarpedons benden,
Iphetides en Ceranos ick vluchten dede,
Alastor, Chromius en oock Alcander meede,
| |
[pagina 90]
| |
1535[regelnummer]
Noëmen en Pritanus, Hali(n)us van gelijcken,
Dees moesten altemael voor mijnen aenval wijcken.
Dan Thoon, Charapos en Ennomos en voort
Chersidamos heb ick met desen hant vermoort.
En meenich slecht soldaet, oock ben ick niet verleegen
1540[regelnummer]
Om u te toonen dat ick wonden heb gecreegen.
De plaetse daer se staen ô burgers! haer verciert.
Gelooft geen woorden niet diemen licht schoon versiert,Ga naar voetnoot1542)
Siet de litteekens hier, dit is de borst, gesellen,
Die' ick voort gemeene nut so dickwils heb gaen stellen.
1545[regelnummer]
Maer Aiax heeft sijn bloet so meenich jaer gespaert,
En heeft sijn groote borst van wonden wel bewaert.
Dan dat hij heeft belet de griecse vloot te schennen,
Is dat so grooten saeck? dat wil ick wel bekennen,
Want te verduystren t' goet en was noyt mijn bedrijff,Ga naar voetnoot1549)
1550[regelnummer]
Maer dat hij d' eere sich alleen niet toe en schrijff.
Patroclus die gedect was met Achilles waepen
Heeft oock geweert den brant tot ons bederff geschaepen.Ga naar voetnoot1552)
Hij waent dat hij alleen een hart had' in sijn borst,
Dat Hectors toorn fel stoutlijck verwachten dorst.
1555[regelnummer]
Heeft Coning en met mijn Achilles selff vergeetenGa naar voetnoot1555)
Aldaer hij in den Raet de negenst' is geseeten,Ga naar voetnoot1556)
En boven dander nergens om dan door het lot.
Dan segt ghij stercken helt, die mette Princen spot,
Welck was den wtgang doch vant vechten met u beyenGa naar voetnoot1559)
1560[regelnummer]
Dan dat ghij ongewont liet Hector van u scheyen?
Och! wat ist mij een smert te dencken aen den dach
Dat men der griecken muer Achilles vallen sach,
De tranen, noch de rou, noch vreese condt mij schaedenGa naar voetnoot1563)
Int dode lichaem cout op deesen hals te laeden.
1565[regelnummer]
Op deesen hals droeg ick Achilles, en met hem
De waepens, die ick wens datmen mij nu toestem,Ga naar voetnoot1566)
Ick hebbe crachten die voor dat gewicht niet vreesen,
En een gemoedt dat u van d' eer sal danckbaer weesen.
De blaeuwe seegodin heeftse de waepens schoonGa naar voetnoot1569)
1570[regelnummer]
Seer constelijck doen smeên, eergierich voor haer soon,
Op dat een slecht soldaet, daer wij noyt geest in sagen,
Des hemels gaven waert, onwaerdich soude dragen?Ga naar voetnoot1572)
Het gene datmen in den schilt gehouden sietGa naar voetnoot1573)
Verstaet hij, weet ick wel, int alderminste niet.
1575[regelnummer]
Besach hijt eens te recht, hij souder in verwerren,
Het Aertrijck, en de Zee, de loop der gulden sterren.
Ghij sout u schamen selffs, dat ghij begeeren gaet
De waepens die ghij doch int minste niet verstaet.
Maer hij sayt dat ick laet ben in de crijch gekomen,
1580[regelnummer]
En daerentusschen denct niet, dat hij so den vromen
Achilles ook beschelt. Ist veinsen sont geweest,Ga naar voetnoot1581)
| |
[pagina 91]
| |
Wij veynsden alle bay, wie van ons beyden meest?
Dan soot vertoeven voor een misdaet zou verstrecken,
Men heeft mij nae den crijch sien voor Achilles trecken,Ga naar voetnoot1584)
1585[regelnummer]
Hem hiel sijn moeder thuys, en mij mijn cuysse vrou,
Hem gafmen d' eerste tijt, en al de rest aen ouw.Ga naar voetnoot1586)
Ick zal mijn misdaet nu doch wel verdaden connen,Ga naar voetnoot1587)
Gemeen met sulcken man, nochtans is hij gevonnenGa naar voetnoot1588)
Door mijne cramerij van als bij een geschraept,Ga naar voetnoot1589)
1590[regelnummer]
Maer ick ben doort vernuft van Aiax niet betraept.
Gaet hij sijn botte tong met mij te schelden toonen,
Verwondert daer niet in, u gaet hij niet verschoonen,Ga naar voetnoot1592)
Die valschelijck van mij misdadich wert genoempt,Ga naar voetnoot1593)
Is het u luyden eer dat ghij die hebt verdoempt?
1595[regelnummer]
Maer Palamedes cont sijn ontschult niet betogen,Ga naar voetnoot1595)
Ghij saecht de stucken selff ô griecken voor u ogen,
Ghij saecht dat gout dat lach begraven in sijn tent,
Maer secker dat verraet was claer genoech bekent.Ga naar voetnoot1598)
Dat Philoctetes op het eylant is gebleeven,Ga naar voetnoot1599)
1600[regelnummer]
Verdaet u eygen saeck, geen schult men mij can geeven,Ga naar voetnoot1600)
Ghij alleen liet het toe; ick heb het wel geraen,
Op dat hij mocht de moyt van dese crijch ontgaen,
En sachten door den rust sijn overwreede pijnen.
Hij deed' alsoo, en leeft, men sal dees raet bevijnenGa naar voetnoot1604)
1605[regelnummer]
Niet slechtelijck getrou, maer noch geluckich mee,Ga naar voetnoot1605)
Dies maeckt sij oock getrou den geenen diese dee.Ga naar voetnoot1606)
Dewijl men Propheteert datmen niet wt can royen
Dardanus ouden rijck, noch slechten t' slot van Troyen,
Ten sij dat hij er sij, beveelt mij niet de saeck.
1610[regelnummer]
Laet Aiax derwaerts gaen, op dat hij willich maeck
Door sijn welspreeckentheyt, een man vol rasernijen
Van sieckt en gramschap, om met hem op wech te tijen,Ga naar voetnoot1612)
Off voer hem door vernuft loosselijck herwaerts aen.
De vloet van Simois sal eer te rugge gaen
1615[regelnummer]
En sonder bladen staen Jda den berch daer boven
En griecken aen de stat van Troien hulp beloven,Ga naar voetnootl616)
Eer s'plompen Aiax geest den griecken compt te staet,Ga naar voetnoot1617)
En mijn trouhartichayt tot uwaerts u verlaet.Ga naar voetnoot1618)
Daer in ick eewichlijck volharden sal stantvastich.
1620[regelnummer]
Harde Philoctetes, al valt ghij nu so lastich
De Coning, t' volck, en mij, hoewel dat ghij vervloect
Gestadelijck mijn hooft, en niet en wenscht off soect
Dan mijn verhoopte doot, en van mijn bloet te suygen,
Nochtans so sal ick sien, u hert gemoet te buygen,
1625[regelnummer]
En doe al wat ick kan, dat ick u herwaerts stier,
Ick sal, iont mij t' geluck, u pijlen brengen hier
Gelijck ick Helenus hier heb gebracht gebonden,
Der goden schick ondect, gelijck ick heb gevondenGa naar voetnoot1628)
| |
[pagina 92]
| |
Middel om Pallas beelt te crijgen op ons sij,
1630[regelnummer]
En Aiax niettemin gelijct hem noch bij mij?Ga naar voetnoot1630)
Want sonder t' beelt men cont hem niet van Troien wreecken.Ga naar voetnoot1631)
Waer was doen Aiax? waer was sijn vermeetel spreecken?
Waeromme swijcht hij doch? hier en Ulysses nietGa naar voetnoot1633)
Het bloot geweer, noch wreede waepens aen en siet,Ga naar voetnoot1634)
1635[regelnummer]
Maer stoutelijck darff gaen doort midden van de wachte
Binnen, en niet alleen bij doncker naere nachte,
Maer tot int hoge slot, en maecken luttel werckGa naar voetnoot1637)Ga naar voetnoot1637)
Van de Godinne selffs te roven wt haer kerck,
En gaen met sulcken rooff dwers door den vijant wagen,Ga naar voetnoot1639)
1640[regelnummer]
t' Welck had ick niet gedaen vergeefs soud' Aiax dragen
Sijn seeven dubbelt schilt van ossen huyden groff.
Dien nacht, dien nacht, bracht icker d' overwinning off.
Doen wan ick Troia, als ick Troien maeckte winlijck.Ga naar voetnoot1643)
Aiax siet niet op Diomedes dus onminlijck
1645[regelnummer]
Vast met u weesen stuers, en spreecken binnen 'smonts,Ga naar voetnoot1645)
Hij heeft sijn deel aen d'eer, wij maeckent onder ons.Ga naar voetnoot1646)
Als ghij (u hoechste roem) de schepen ginckt beschermen
Al den gemeenen hoop sachmen rontom u swermen,
Verselschapt van het volck, en waerdij niet alleen,
1650[regelnummer]
U hulp het ganse heyr, en mij niet meer dan een,
Welcke ten waer hij wist, en hielde dat een vechterGa naar voetnoot1651)
Min dan een wijs man is, en ongelijck veel slechter,Ga naar voetnoot1652)
Hij soud' oock selven nae de waepens taelen gaen,
Den andren Aiax soud' daer vrijlijck oock nae staen,Ga naar voetnoot1654)
1655[regelnummer]
Die bet gematicht is, Eurypylus den cloeckenGa naar voetnoot1655)
En oock Andromons soon soude dees eere soecken,
Idomeneus en voorts Meriones te loon
Soud' dees begeeren, en Plisthenes iongste soon,Ga naar voetnoot1658)
Dees machmen immers wel in crachten u gelijcken,
1660[regelnummer]
Nochtans sij willen mij int raden gaeren wijcken,
Tot vechten isse goet, ick kent, u rechter hant,Ga naar voetnoot1661)
Doch moet gematicht sijn van ons u rou verstant.Ga naar voetnoot1662)
Cracht hebdij sonder geest, ick sorg voort t'geen mach gebueren,Ga naar voetnoot1663)
Ghij eyscht te vechten, mij de veltheer leyt te vuerenGa naar voetnoot1664)
1665[regelnummer]
Tijt en gelegenthayt, en nae mijn raeden doet.Ga naar voetnoot1665)
Ghij sijt van lichaem sterck, en ick bent van gemoet.Ga naar voetnoot1666)
So veel een stuerman wijs de roeyers gaet te booven,
So veel men moet een hooft boven sijn crijsluy looven,
So veel moet Aiax ick sijn boven u geacht.
1670[regelnummer]
En heb ick goed verstant, k'en heb geen minder cracht.
| |
[pagina 93]
| |
Danckbaer van mijn verdienst wilt Princen u verclaren
Voor sorge die ick droech de tijt van negen jaren.
Jont uwen waecker nu de prijs van dit gevecht,
Ons arbeyt is opt eynt, ick heb het al geslechtGa naar voetnoot1674)
1675[regelnummer]
Watter was in den wech, Troien heb ick bedorven,Ga naar voetnoot1675)
Door dien ick middel heb tot diens bederff verworven.
Nu bid' ick u altsaem door ons gemeene hoop,Ga naar voetnoot1677)
En goden, daer ick snachts den vijant mee ontsloop,Ga naar voetnoot1678)
Doort vallen van de stat, wiens ondergang wij swoeren,
1680[regelnummer]
En door het geen, dat noch is wijslijck wt te voeren,
Isser noch yet waer in moyt en peryckel steect
Soo daer tot Troias val noch eenich ding gebreectGa naar voetnoot1682)
Daer door bid' ick u dat ghij mijnder wilt gedencken,
Off wilt ghij mij niet, wilt Pallas de waepens schencken.
nestor.
1685[regelnummer]
So veel als d' eedel ziel t' lichaem te boven gaet,
So veele boven cracht t' vernuft te loven staet,Ga naar voetnoot1686)
Daerom dees Princen u dees hooch geachte prijsen
Ulysses tot een loff, en tot een loon toewijsen.
Gaen in de heeren met Ulysses.
| |
5e Handelinge. 2e wtcoomen.
aiax tastende aent swaert doorsteeckt sijn selven.
aiax.
Nu, dit is seecker t' mijn, off eyscht Ulysses t' mee?Ga naar voetnoot1689)
1690[regelnummer]
Tegens mijn selven sal ickt bruycken hier ter stee,
Dat dicwijls nat geweest vant bloet is der Troianen,
Sal in sijns meesters borst de wech na t' herte banen,
En druypen van sijn bloet, op dat koem aen den dach,Ga naar voetnoot1693)
Dat niemant Aiax, dan Aiax verwinnen mach.Ga naar voetnoot1694)
| |
5e Handelinge. 3e wtcoomen.2 soldaten.
1ste soldaet.
1695[regelnummer]
Beweechlijck ongeluck! layt Aiax hier verslagen?Ga naar voetnoot1695)
Wat droeve tijding sal ick nu de griecken dragen?
Op mijne schouders wil ickt doode lichaem laen,
En daer mee bij sijn bloet en naeste vrienden gaen,
Die sij int leeven van sijn eer hebben versteeckenGa naar voetnoot1699)
1700[regelnummer]
Sullen de griecken nae sijn doot noch wel om smeecken.
| |
[pagina 94]
| |
5e Handelinge. 4e wtcoomen.
chooren.
choor.
Wie oyt ter werrelt voort gebrocht
Heeft in sijn leeven rust gesocht?
Noch hier en leeft geen sterfflijck mens,Ga naar voetnoot1703)
Off hij tracht nae een seecker wens,
1705[regelnummer]
En waent dat diens volkoming soet,Ga naar voetnoot1705)
Soud' schencken rust aen sijn gemoet.
Sulck vintmen die voor seecker hout,
Dat hij besit het sorchlijck gout,
Het welck men wt de Mijnen graeft
1710[regelnummer]
Waerom Peru den Spangiaert slaeft,Ga naar voetnoot1710)
Op dat t' hem gans bevrijen sou
Van ongerusthayts wreede rou.Ga naar voetnoot1712)
De Spangiaert met godloos gewelt
Peru, met sorch sich selven quelt.
1715[regelnummer]
Der Indianen erffgenaemGa naar voetnoot1715)
Vant gout en van de sorch te saem,
In vrees van so veel wreethayt leeft,
Als hij omt gout bedreven heeft.
Maer de geltgier en merct dit niet,Ga naar voetnoot1719)
1720[regelnummer]
Die ander achterdencken vliet,Ga naar voetnoot1720)
En bant vant hert de rust gewis,Ga naar voetnoot1721)
Die soeckend' daerse niet en is.
Vergeet de goden altegaer,
En knielt voor anders geen outaer
1725[regelnummer]
Dan voort Geval berooft van reên,Ga naar voetnoot1725)
En brengt ten offer al het geen
Dat hij den andren eerst ontrect,
Ter plaetsen daert geen duecht en strect.Ga naar voetnoot1728)
In dees Godin woont reeden niet,
1730[regelnummer]
Noch siet wie haer eere aenbiet;
Stroyt sotte gaven in de wint,
Niet wetend' selve wiese vint;
Gaet siet dan off beschaydenhaytGa naar voetnoot1733)
In een sinloose vrouwe leyt.Ga naar voetnoot1734)
| |
[pagina 95]
| |
1735[regelnummer]
Dan soot Geval niet door sijn beên,Ga naar voetnoot1735)
Maer door haer sotte macht alleen
Hem leyt ter trap eerst voorgestelt,Ga naar voetnoot1737)
En hoopt sijn kisten op met gelt,
De welck wanneer vol souden sijn,
1740[regelnummer]
Hij waende dat sijn onrusts pijn
Soud' vlien wt het begeerich hert,
Bedrogen, voelt een niewe smert.Ga naar voetnoot1742)
Verlaet hij schoon het snoot gewin,Ga naar voetnoot1743)
Hij beelt sich selff wat anders in,
1745[regelnummer]
En gh' lijck als van te vooren acht,Ga naar voetnoot1745)
Vercreech hij t' geen daer hij nae tracht,
Dat voor gewis t ghewenschste goet
Te vreên sou' stellen sijn gemoet.
Wert staech als eerst bedroogen groff,Ga naar voetnoot1749)
1750[regelnummer]
Een ander bout den min een hoff
In d' ogen van een schoone vrou,
En maect een wellust van sijn rou,Ga naar voetnoot1752)
Roept d' altelichte Venus aen,Ga naar voetnoot1753)
En waent geen goethayt cond' bestaen,Ga naar voetnoot1754)
1755[regelnummer]
Ten waer door d' eygenschap van haer,Ga naar voetnoot1755)
In welck als wechgenomen waerGa naar voetnoot1756)
Den gans onnoemelijcken strael
Die haer doet achten altemael,
En ons inbeelt door sijnen cracht
1760[regelnummer]
Haer groothayt waerom datmens' acht,
Versmaen wij souden haer geboôn,
En achten ons, ons eygen gôon,
So meest dan t' geen dat godhayt stichtGa naar voetnoot1763)
In de Godin van Cypers licht,
1765[regelnummer]
Te recht wert sij oock meest geviert,
In t' geen sij meest op aerden ciert.
De Min gelijck t' geval is blint,Ga naar voetnoot1767)
So datmen niet met voorsicht wint.Ga naar voetnoot1768)
Dan so de Minnaer onverdachtGa naar voetnoot1769)
1770[regelnummer]
Vercrijcht sijn wellust onverwacht,Ga naar voetnoot1770)
| |
[pagina 96]
| |
Terstont hij lichtlijck die beweent,
Als cleender die hij hadt gemeent,
Den aert bekennend' van de Min,Ga naar voetnoot1773)
Crijcht hij yet anders in sijn sin.
1775[regelnummer]
De grootste luyden opter Aerd'
Haer siel noyt hebben reyn bewaert
Van de begeert naer eer en staet,
Niet dunct haer voor het heerschen gaet,Ga naar voetnoot1778)
En achten t' alderhoochste goet
1780[regelnummer]
Dat haer een hope kindren groet,
En het crijsvollick dicht omringt,
Daer sorghe licht door henen dringt,Ga naar voetnoot1782)
Die meest in Saelen hooch onthoutGa naar voetnoot1783)
Met Jasp en Marber opgebout.
1785[regelnummer]
Dat meenich eelman voor haer rijGa naar voetnoot1785)
Met knechts gecleet in turcxse sij
Die stijff vant gout en perlen craect,
Dat nijt en smaet sijn meester maect,Ga naar voetnoot1788)
En datmen voor haer eere beeft
1790[regelnummer]
Aldaer de Son sijn opgang heeft,
En met een schrick haer naem verhaelt,Ga naar voetnoot1791)
Ter plaetse daer de Sonne daelt,
Ons Aerden creyts in stucken berstGa naar voetnoot1793)
Van haeren roem te nau geperst
1795[regelnummer]
Om t' volck met angste te belaen
Die tegens onse voeten gaen.
Dat nae haer doot, en laetste wr
Haer name leeff en eewich duir,
En sonder enich haer genotGa naar voetnoot1799)
1800[regelnummer]
Verwondert wert vant vollick sot.Ga naar voetnoot1800)
Loopt hier om over berch en zee,
Voert dondrich schut en blixem mee,
Coopt t' ijdel vollixs lichte gunst,
Soect met bedriegerij en cunst
1805[regelnummer]
't Verdrucken van u meed'gesel
Tot dat u weer een ander vel.
Betrout op de Jonst als de wijnt,Ga naar voetnoot1807)
Die u, u Prins te draegen schijnt,
Speelt met Venijn, en soect sijn staet,
1810[regelnummer]
Op dat een ander u verraedt,
Off ghij een eynd' neempt schandelijck
Sonder te komen aen het rijck.
| |
[pagina 97]
| |
Maer off u wel geluckte schoon,Ga naar voetnoot1813)
En veylich ghij besadt de croon,
1815[regelnummer]
De gantsche werrelt volcht daer aen,
Die soud' noch te begeeren staen.Ga naar voetnoot1816)
Den iongen grieck maeckten geclachGa naar voetnoot1817)
Wanneer hijt al gedwongen sach,
Omdat hij niet genaecken mocht
1820[regelnummer]
De werrelden, die naer hem docht,
In groot getal noch waeren vrij,
En plagen die met slavernij.
Begeert van t' geen dat nergens was
Volchden begeerts volcoming ras.Ga naar voetnoot1824)
1825[regelnummer]
Waer soud' hij soecken ruste soet
Socht hijse niet in sijn gemoedt?
De Mensch kan meer begeeren dan
Hij immermeer verwerven kan.Ga naar voetnoot1828)
‘Die staech op sijn begeerten acht,
1830[regelnummer]
‘Van diens volcoming rust verwacht,
‘Vercrijcht de ruste nummermeer,
‘Begeerte blijft altijt sijn heer.
Des ghij ô Prins die hier op let,
t' Onnodich wt u sinnen set,
1835[regelnummer]
De Rust leyt in u selven siet
Sterfft u begeert so derffdij niet.Ga naar voetnoot1836)
Finis.
Verandren Candt. |
|