Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend3e Handelinghe. 1e wtcoomen.
pryamus. polyxena. andromache. astianax.
pryamus.
Die door sijn Adel groot, en schepter sich verstout,Ga naar voetnoot489)
490[regelnummer]
Die op een hoge staet, en machtich rijck vertrout,
En daerom niet en vreest, dat s' hemels goden waerdichGa naar voetnoot491)
Gelijck de menschen sijn, verkeerlijck en lichtvaerdich,Ga naar voetnoot492)
Maer stelt sijn geest gerust in voorspoet en geluck,
Die spiegel sich aen mij in dees bedroefde druck.
495[regelnummer]
t' Geluck van d' ouwe stat, van al mijn volck en landen,
Dat had ick altesaem gestelt in Hectors handen.
Als dees vermoort wart van de griexsce prins verwoet,
Doen viel al troyens hoop, en troost onder de voet.
Ach armen Coninck out! Wel waerdich te betrueren,Ga naar voetnoot499)
500[regelnummer]
Het lichaem van u soon en mocht u niet gebueren,Ga naar voetnoot500)
Gaet, cooptet, en ontsmeect het den verwinner straff,Ga naar voetnoot501)
Op dat het mee geniet sijn out voorvaders graff.
andromache.
Ach cleen Astianax! compt gaet den vijant groeten,
Den overwinner trots valt vrijelijck te voeten,
505[regelnummer]
Bidt hem ootmoedich aen, en acht geen schande niet,Ga naar voetnoot505)
Te doen het gene dat u t' wree geluck gebiet.Ga naar voetnoot506)
| |
[pagina 62]
| |
Laet dalen u gemoet, off hout sijn crachten binnen,Ga naar voetnoot507)
Vergeet u out geslacht, stelt Hector wt u sinnen,
Off so ghij mee gevoelt de wonden van u leyt,
510[regelnummer]
So doet gelijck als ick, en met u moeder schrayt.
| |
3e Handelinge. 2e wtcoomen.
nestor, pryamus, ulysses, achilles. agamemnon, aiax, andromache. polyxena, astianax, automedon.
nestor.
Ey armen coninck out, wel waerdich te beclagen,
Int hoochste van u noot bleeff uwen soon verslagen.Ga naar voetnoot512)
Int hoochste van u noot sijt ghij van hoop berooft.
Melijdlijck ick beclaech u out grijsharich hooft.
515[regelnummer]
Veel oorsaeck hebdij wel om droef heyt te betonen
Staet op bedroefde vorst, en wilt u selff verschonen.
ulysses.
O, Pryamus dient quaet, gelijck als u, behaecht,Ga naar voetnoot517)
Wert van de goden dus rechtvaerdelijck geplaecht.Ga naar voetnoot518)
In plaetse vant getruer sout u wel beeter voegen
520[regelnummer]
Te dencken dat ghij ons eertijts wel mocht vernoegen.Ga naar voetnoot520)
Maer op den huessen eys gaeft spijtich antwoort gram
Wanneer ick als gesant aen u tot troyen quam.Ga naar voetnoot522)
pryamus.
Ghij griecse Princen wijs sijt gh'oyt beleeft gebleeckenGa naar voetnoot523)
Helpt mij Achilles om mijn soons dood' lichaem smeecken.
525[regelnummer]
Een yder duncke dat hij mede sterfflijk sij,
En sit hij nu wel hooch, het can hem gaen als mij.
automedon.
Troyaenschen Coninck out, Achilles heeft vernomen
Dat ghij om sijnent wil int leeger sijt gecomen,
Indien het u belieft met hem te spreecken yetGa naar voetnoot529)
530[regelnummer]
Hij sal u horen, gaet daer ghij hem sitten siet.
pryamus
op sijn knieën.
Ghij sijt de oorsaec niet Achilles van mijn kermen,Ga naar voetnoot531)
Maer iemant van de goôn, in plaets van hem t'ontfermen
Over mijn ouderdoom, laet mij dit leet geschien,
Na dat ick heb met smert mijn kindren doot gesien,
| |
[pagina 63]
| |
535[regelnummer]
De welcke jong en dom haer op het rijck betrouden,Ga naar voetnoot535)
En deeden dicwils t'geen, daer s' haer voor wachten souden,
Volchden haer sotte lust door wulpshayt onbedacht,Ga naar voetnoot537)
't Welck heeft haer beyd' en mijn in dus een staet gebracht.Ga naar voetnoot538)
't Is niemant onbekent, al geeft het groote schade,
540[regelnummer]
Dat jongeluy altijt den ouderdoom versmaden.Ga naar voetnoot540)
Indien dat door mijn doot de crijch ophouden mach,
Vrijwillich ick verwacht den dootelijcken slach.
Ghij sult mij hoepeloos van immer te verblijenGa naar voetnoot543)
Van dees benaude geest, en swaer elent bevrijen.Ga naar voetnoot544)
545[regelnummer]
Doet met mij wat ghij wilt, k' geeff mij in u gewelt,Ga naar voetnoot545)
Off ghij mij ommebrengt, off in gevancknis stelt,Ga naar voetnoot553)
Want al mijn leevens eynt sal ick in trueren leyden.
Laes! niet dan tegenspoet en heb ick te verbeyden.
Ach Troyen staet niet meer! Wanneer als Hector viel
550[regelnummer]
Doen viel het hoge slot daert trots sijn hoff op hiel.
Dan na mijn kindren doot, en commerlijck beswaren
Naet moorden van mijn volck, en crijch van negen iaren
Heb ick der griecken wel drievoudich straff betaelt
Voor t' geen daer in mijn soon met onrecht heeft gedwaelt.
555[regelnummer]
Gedenct eens aen de goôn, stelt trotse moedt besijen,
Hebt met mijn ouderdom, helaes! doch medelijen.
Soo ghij dit cleene kint de siel niet geven cunt
Ten minsten t' lichaem hem van sijnen vader gunt.
Gedenct oft swaer sou sijn, en hoe ghijt sout betruerenGa naar voetnoot559)
560[regelnummer]
Dat diergelijck aen uwen vader sou gebueren,
Die sorge voor u draecht, u welvaert staech betracht,
Dan daer voor hoed' hem godt, en alle sijn geslacht,Ga naar voetnoot562)
Die jon hem alle t' geene dat hij wenscht, en geveGa naar voetnoot563)
Dat hij een soeter ouderdoom dan ick beleve.
Priamus valt in onmacht.
andromache.
565[regelnummer]
Helaes beleefde Prins! indient niet mach geschienGa naar voetnoot565)
Dat men t' begraeft, laet mij ten minsten t' lichaem sien,
En dit onnosel kint, dat soo veel heeft verlooren.
Kleynen Astianax, waer toe zijt ghij gheboren?Ga naar voetnoot568)
nestor.
Staet op bedroefde vorst, van out beweechlijck bloet,Ga naar voetnoot569)
570[regelnummer]
Hebt hoop in ongeval, verstarckt u swack gemoet.
| |
[pagina 64]
| |
pryamus.
Laes! de beleeftheyt waert bij menschen en bij goden,Ga naar voetnoot571)
Daer griecken roem aff draecht, waer is die nu gevloden?Ga naar voetnoot572)
t' Geen sonder onderscheyt ghij iont aen elcken een
Weygert ghij dat, helaes! aen Pryamus alleen?
achilles.
575[regelnummer]
Ghij hadt (ô Coning out) de juecht behoort te dwingen,Ga naar voetnoot575)
Van uwe kindren sot, als s' haer te buyten gingen,
Maer doen liet ghijt haer toe, en hadt in 't quaet gedult.
Dus sijdij selven me deelachtich aen de schult.
En over negen iaer waert ghij soo niet belaedenGa naar voetnoot579)
580[regelnummer]
Met ouderdoom, dat sij u ganselijck versmaeden.
Sij deden om geen vrou dat schandelijck gewelt
Tot Lacedemon, maer om Atreus schat en gelt.
Hierom dees uwen straff is niet alleen rechtvaerdich,
Maer alsse groter waer, ghij waertse beeter waerdich.Ga naar voetnoot584)
585[regelnummer]
De griecken sijn altijt van outs so heus geweest,
Dat als haer vijandt hadt gegeven sijnen geest,
Het lichaem wederom sij aen den vrinden gaeven,
En lieten lichtlijck toe datmen het sou begraven.
Maer Patroclus mijn vrient als Hector die versloech,
590[regelnummer]
Om t' lichaem schant te doen wt het gevecht hijt droech,
Dus heeft hij aldereerst de goede wijs gebroocken,Ga naar voetnoot591)
Het welck is noodich dat op hem weer wert gewroocken,
Op dat door sijnen wraeck de gantse werrelt leerGa naar voetnoot593)
d' Oude beleefthayts wet te breecken nimmermeer.
595[regelnummer]
Om Heleen en om t' gout dat ghij luyd' hebt genomen
En sijn wij griecken niet dus ver van huys gekomen,
Maer om te toonen met de wapens in de hant
Hoe veel wij cloecker sijn als eenich ander lant,
Hoe wel de vrou en schat rechtvaerdich oorsaeck waren.
600[regelnummer]
Want ist u lust met rooff van andren wech te varen,
Legt over dattet street tot droefheyt en verdrietGa naar voetnoot601)
Der genen die van u dit ongelijck geschiet.
So mij de Parque spaert, en wilt Jupijn gedoogenGa naar voetnoot603)
Dat ick eens troyens val mach sien met dees mijn oogen
605[regelnummer]
Ick sweer de valsche hoer, diet ons besueren doet,Ga naar voetnoot605)
Dat sijt bekoopen sal met haer oncuysche bloet,
Dat ick mijn ouders, en mijn vaderlant moet derven,
En sien mijn troutste vrient, die k' meest beclage, sterven.Ga naar voetnoot608)
Dan Pryamus blijft hier, ick sal een weynich gaen
610[regelnummer]
En sien wat in de saeck mij dese princen raen.
Ghij capiteynen groot van macht, en wijse heeren
U is genoech bekent, mijn hertelijck begeeren
Dats dat het u gelieft een yder mij te raen
Het geen hem dunct dat best hier inne waer gedaen.
| |
[pagina 65]
| |
agamemnon.
615[regelnummer]
Ghij Nestor hebt alree meer dan twee hondert jaeren.
Sijt nevens u verstant in alle ding ervaeren.Ga naar voetnoot616)
U sijn t' gebruyck en stem van vele volcken cunt.Ga naar voetnoot617)
En hadde Godt mij noch tien sulcke mans gegunt
Die sowel connen raen, die so veel dingen weeten,
620[regelnummer]
Ick achte Troyen waer lang woest, en schier vergeeten.
nestor.
Het doode lichaem doet ons nergens in profijt,
't En swact ons vijant niet, maer doet hem grote spijt,Ga naar voetnoot622)
Spijt maect moedich, moedt maect willich om te vechten,Ga naar voetnoot623)
Met dat te weygren, is dan gans niet wt te rechten.
625[regelnummer]
Dus neempt veel liever t' goudt dat brengt mede nutheyt in.
Wat dunct Ulysses u?
ulysses.
So ben ick oock van sin.
achilles.
Wat segt ghij Aiax? mij dunct dattet niet kan schaeden.
aiax.
Ick seg grootmoedich Prins dat sij u wijslijck raeden.
achilles.
Blijft Aiax ghij bij mijn, ick danck u Princen cloeck
630[regelnummer]
Van uwen wijsen raet, en u beleeft versoeck.Ga naar voetnoot630)
Polyxena
te voet vallende.
Helaes! Achilles een verwinner aller dinghen
En can die sijn gemoet van gramschap niet bedwinghen?
Dan so ghij so verhart nae wreede wrake taelt,Ga naar voetnoot633)
U op het lichaem cout mijns broeders niet verhaelt,Ga naar voetnoot634)
635[regelnummer]
Grootmoedich sijnde, wilt met geen doot lichaem strijden,
En oock heeft hij geen schult, Achilles, aen u lijden.
Helaes! van u gequel was hij de oorsaeck niet,
Siet hier Achilles hier d'oorsaeck van u verdriet,
Coelt hier u wreet gemoedt, door 't winnen opgeblasen,
640[regelnummer]
Siet hier Achilles hier een oorsaeck van u rasen.
So gh' onverbidlijck sijt, en niet dan wraeck en dorst,
Compt dwt u moedich swaert in d' onversaechde borst,Ga naar voetnoot642)
En maeckt geen swaricheyt van 't herte te duer kerven
Der gener, die in danck sal nemen t' droevich sterven.
| |
[pagina 66]
| |
645[regelnummer]
Off dunct u dese wraeck genadich en te cleen,
Belast met ketens swaer mijn teder swacke leen.
Die ghij geleeckt corts bij d' onsterfflijcke godinnen,Ga naar voetnoot647)
Hout die voor d' alderslechts helaes! van u slavinnen,Ga naar voetnoot648)
En valt het lichaem van mijn broeder niet so straff,Ga naar voetnoot649)
650[regelnummer]
Dat ghij de selve bant wt sijn voorouders graff.
achilles.
Ghodin, voorwaer godin, ghij blijft altoos ghodin,
En stiert Achilles hert schoon juffrou naer u sin.
Helaes Polyxena! als ghij u wang betraent
Verciert het off onciert het schreyen u gedaent?Ga naar voetnoot654)
655[regelnummer]
Ick twijffel wat het doet, t'mach cieren off ontcieren,
Ick weet wel t' buycht mijn hert op veelderley manieren.
Staet op godin. Hoe nu? moet dan Achilles sien
t' Uutroyen vant blont haer, en t' buygen van de knienGa naar voetnoot658)
Daer hij sijn knien voor buycht, wat knien? sijn herte moedich,
660[regelnummer]
Dat nocht het vreesselijxst van de slachorden bloedichGa naar voetnoot660)
Noch vant verwinnent heyr, de wrede rasernij,
Noch bleecke doot ontsach, met schrick en angts daer bij.
Autumedon wilt hier terstont wat spijs beschicken,Ga naar voetnoot663)
Om desen ouden Vorst een weynich te verquicken,
665[regelnummer]
Nu Pryamus staet op, stelt aen een sij u leedt,
Droocht aff u tranen, en u droeffheyt wat vergeet.
pryamus.
Grootmoedich Prins ken sal, t is tegen het behooren.Ga naar voetnoot667)
achilles.
Verwacht dan niet dat ick laet vallen mijnen tooren,
Wilt ghij mij te geval u niet tot eten spoen,Ga naar voetnoot669)
670[regelnummer]
Ick sal op geen manier aen u begeert voldoen.
pryamus.
Liefts had ick dat ghij mij mijn ongh'luck liet betrueren.
Dan mach mij anders niet t'dode lichaem gebueren,Ga naar voetnoot672)
Ick sal ontveynsen met het aensicht mijn verdriet,
Dan t'hert en laet daerom t'gewoonlijck trueren niet.Ga naar voetnoot674)
achilles.
675[regelnummer]
Ghij hebt nu negen iaer ô Pryamus geleden
Een oorloch tot bederff van al u landt en steden,Ga naar voetnoot676)
De volcken, die u eerst bijstonden in de plaech,
Die vallen van u aff, dit siet men alle daech,
| |
[pagina 67]
| |
Ghij sent niet wederom nochtans de griecse vrouwe.
680[regelnummer]
Wat oorsaeck hebdij doch dat ghijse noch gaet houwen?
Die haer so schandelijck te buyten heeft gegaen,
Haer Vaderlant, en al dees crijsluy heeft verraen,
Haer eygen broeders mee? die doch so heylich waren,Ga naar voetnoot683)
Want sij en wilden niet met ons nae Troyen varen
685[regelnummer]
Om dees vuyl hoere weer te brengen in haer lant,
Wiens doot haer liever was, tot wraecke van de schant.Ga naar voetnoot686)
Wanneer ghij dagelijxs saecht u quaet daerdoor vergroten,
Waerom hebt ghij se niet ter poorten wtgestoten?
Hoe valt dit draechlijck voor u oude edel lien,
690[regelnummer]
D'ier sonen alle daech deerlijck vermoorden sien?Ga naar voetnoot690)
Heeft godt u altemael berooft van uwe sinnen
Dat in alsulcken stat niemant en is te vinnen
Die door sijn vaderlants verdriet beweecht met rouw,Ga naar voetnoot693)
Een wreede straffe neem van dese valse vrouw?Ga naar voetnoot694)
695[regelnummer]
Ten aensien ws ghebedts, en van u oude leeven,Ga naar voetnoot695)
Sal ick u t'lichaem van u sone weder geeven,
Daer in ick houde dat mijn vijant heeft misdaen,Ga naar voetnoot697)
Dat selve sal ick nu noch nummermeer beghaen.Ga naar voetnoot698)
pryamus.
Wie can der goden schick grootmoedich Prins ontvlieden?Ga naar voetnoot699)
700[regelnummer]
Sonder der goden wil dees dingen niet geschieden.
Op verna was eertijts gheen Coninck mijns gelijck,
In grootheyt van geslacht off machticheyt van rijck,
Van al de geenen die t' rijck Asien bewonen.
Want tot verscheyden dracht gewan ick vijftich sonen,Ga naar voetnoot704)
705[regelnummer]
Waer van elck een mijn hiet geluckich. Maer op t pasGa naar voetnoot705)Ga naar voetnoot705)
Dat Hecuba mijn vrou van Paris swanger was
Soo droomtse dats in plaets vant kint een toerse baerde,Ga naar voetnoot707)
Die Troyen stack in brandt, t welck ons altsaem vervaerde.Ga naar voetnoot708)
Want de Waerseggers wijs songen met droeff geluyt,Ga naar voetnoot709)
710[regelnummer]
Dat hier door wart den val van onse stat beduyt.
Waer door dat ick beval het kint flux om te brengen,
De moeder veynsden dat sijt gaern soud' gehengen,Ga naar voetnoot712)
Maer vrouwelijck beweecht over haer eygen bloetGa naar voetnoot713)
Gaft seeker herders, en die hebbent opgevoet,
715[regelnummer]
En groot geworden wast so schoen in elx behagen
Dat sijnen doot ons scheen onmogh'lijck te verdragen.
Dus quam hij in mijn hoff wt het Jidaesche wout,
En heeft Oenonen voorts tot sijnen vrou getrout,
Maer weynich tijts daer nae began sijn hert te branden
720[regelnummer]
Met luste om te sien de vreempt en verre landen,
De welcke lust mij niet mishaechde noch verdroot,
Des van geselschap, en een welgeruste vlootGa naar voetnoot722)
| |
[pagina 68]
| |
Ick hem versach, en so trock hij van deese steedeGa naar voetnoot723)
Nae griecken, daer hij u helaes! dit ongh'lijck dedeGa naar voetnoot724)
725[regelnummer]
Door dien hij tot sijn wil de griecse vrouwe vont,
Die elck hier welcoom was, en niemant tegen stont.Ga naar voetnoot726)
Een yder was sij lieff door haer manier hoochvaerdich,Ga naar voetnoot727)
Een yder achten haer een oorloch bloedich waerdich.
Ick houde dat een godt ons tot dees sotheyt dwanck.Ga naar voetnoot729)
730[regelnummer]
t' Geschieden tegens mij noch tegens niemants danck.Ga naar voetnoot730)
Antenor had sijn soon gaen op de schepen voegen,Ga naar voetnoot731)
Maer op de wedercoompts toonden een quaet genoegen,Ga naar voetnoot732)
En sant hem buytenslants. Dees man seer rijp van raet
De saecken van het rijck, en t'oorloch wel verstaet.
735[regelnummer]
Soo veel als mijn belangt, ick sie mijn eynde comen,
En tis mijn aengenaem, k'en derff daer voor niet schromen.Ga naar voetnoot736)
Maer voor mijn kindren laes! en d' oude Coningin
Ick mij op dese tijt in sware vreese vin,Ga naar voetnoot738)
Die naet verlies mijns rijxs, helaes! in slavernien
740[regelnummer]
k' En weet niet van wat heer de trotsheyt sullen lijen.
Dan neempt beleefde Prins dees cledren en dit gout,
Ick danck u voor mijn soon sijn dode lichaem cout.
achilles.
Draecht wech Autumedon des ouden Conings gaven,
Daer is u dode soon om eerlijck te begraven.Ga naar voetnoot744)
745[regelnummer]
Daer is u dochter, neempt, alst u belieft, u keer.Ga naar voetnoot745)
pryamus.
Helaes! beleefde Prins geeft ghij mij die noch weer?
Behoutse tot u dienst, en wiltse niet versteecken.Ga naar voetnoot747)
achilles.
Den tijt is niet bequaem om nu daer aff te spreecken,Ga naar voetnoot748)
Wij sullent stellen wt tot op een ander dach.
pryamus.
750[regelnummer]
Ick danck u hoghe Prins, ghodt hoed' u voor geclach.
| |
3e Handelinghe. 3e wtcoomen.
choor.
Hoe schoen, hoe trots, hoe spijtich datse schijnt,
De werrelt doch niet anders is als wijnt.Ga naar voetnoot752)
Haer staet verkeert gestadelijck en ras,
Nu isse niet het geen sij gistren en was.
| |
[pagina 69]
| |
755[regelnummer]
Die gister trots, op rijcdom swaer, en schadt
Weygerden t'broot aen die hem daer om badt,
Werden te nacht berooft van schat en lant,Ga naar voetnoot757)
Heden gevoet van iemandts milde hant.
Die gister met sijn adel groot van pracht,
760[regelnummer]
Betrouden op sijn rijck en out geslacht,
Op gunst vant volck en capiteynen braeff,Ga naar voetnoot761)
Dient heden aen sijn vijant voor een slaeff.
Een hooftman van veel cloecke oorlochs lien,
Die door sijn naem en daden was ontsien,
765[regelnummer]
En menich rijck vervaerden doort gewelt,
Wert van de doot op dese nacht gevelt.
Die gister lach door armoedt swaer geparstGa naar voetnoot767)
Van staet en wijt-beroemtheyt aldervarst,
Wanhoopten niet maer wart boven sijn winsGa naar voetnoot769)
770[regelnummer]
Heden misschien een rijck beroemde Prins.
Die stadich wel op dit verandren oocht,Ga naar voetnoot771)
Door voorspoet sijn gemoet hij niet verhoocht,
Noch oock verlaecht, alst ongeluck hem stoort,Ga naar voetnoot773)
Geen hoverdij, noch wanhoop hem becoort.Ga naar voetnoot774)
775[regelnummer]
Die doort geluck sijn moet verhoegen laet,Ga naar voetnoot775)
En sich betrout op rijckdoom, macht, off staet,
Al dwanck hij gans de werrelt met sijn iuck,
Hij is een slaeff vant wanckelbaer geluck.
Een die door ongeval oft tegenspoet
780[regelnummer]
Wert moedeloos, oft vallen laet sijn moet,Ga naar voetnoot780)
De wanhoop weecht hem swaerder als de druck,
Die hem compt wt lichaemlijck ongeluck.
Maer diet gemoet in tegenspoet off noot
Gestadich heeft en altoos even groot,Ga naar voetnoot784)
785[regelnummer]
Al heeft hij goet noch staet nochtans is hij
Gheboren tot des werrelts heerschappij.
Als sulcken man, een coninckrijck aenvaert,
Met slavernij sijn volck hij niet beswaert,
Maer gaet hem tot de lantbestiering spoen,Ga naar voetnoot789)
790[regelnummer]
Om aen sijn volck doort heerschen dienst te doen.
| |
[pagina 70]
| |
Als sulcken Prins rechtvaerdich waerdich hooft
Wart van sijn staet en coninckrijck berooft,Ga naar voetnoot792)
t En deert hem niet, dat hij sich siet verlaecht,
Maer t' ongeluck sijns volxs hij beclaecht.Ga naar voetnoot794)
795[regelnummer]
Als sulcken [Prins] alleene tracht nae d' eer
Van t' goet te doen, aen t' vollick tallen keer,Ga naar voetnoot796)
En te besteen, sijn leven en sijn doot
Tot welvaert van sijn volck in den noot,
Dits t' hoochste dat de sterffelijcken mens
800[regelnummer]
Vercrijgen can en dit was Hectors wens
Van te besteen tot scha van sijn vijant
Sijn leven en sijn doot voort vaderlant.
Hector vercreech, sijn wens en voor gewis
Geensins dees Prins, hier te beclagen is,
805[regelnummer]
Maer wij helaes! beclagen t' oude rijck
Dat door sijn val viel neder te gelijck.
|
|