Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend2e Handelinge, 1e wtcomen.
pryamus, paris, deiphobus, aeneas, antenor, op de muer hecuba, helena, polyxena, andromache, astianax.
T griexsche heyr passeert voorbij, de troyanen rusten binnen toe om te slaen.
antenor.
Siet Jovis dochter daer, haer schoonheyts glants hoovaerdichGa naar voetnoot267)
Is oock dat aenschijn geen tien iarich oorloch waerdich?Ga naar voetnoot268)
Aeneas wat dunct u, gelijctse u moeder niet?Ga naar voetnoot269)
| |
[pagina 55]
| |
aeneas.
270[regelnummer]
Ick vind' seer wel besteet de commer en t' verdriet
Van dit ellendich rijck, so dickwils ick aenschouw
Het godlijck claer aenschijn van Paris edel vrouw.
deiphobus.
Mijn vrou en suster die de griexse Princen kent,
Ick bid' u seyt ons wie dat sij, die daer ontrent
275[regelnummer]
Achilles met sijn pluym so moedich compt getreden
Dat het vast aertrijck druent onder sijn trotse schreden.
helena.
Dat dees voor Troyen quam, grootmoedich prins, beclaecht,
De wacker Aiax ist, daer nae mijn broeder vraecht,
De jonckste van de twee, die daer met hem schijnt twistich
280[regelnummer]
Dats Diomedes cloeck in slach, en aenslach listich,
Dats d' ander Aiax met den helm van schoon gestalt.
pryamus.
Mijn vrou en dochter soot u niet te lastich valt
Noempt d' ander Princen me, ist Menelaus desen?Ga naar voetnoot283)
Die man voor man vermaert, gelijckt schijnt aen sijn wesen.
helena.
285[regelnummer]
Mijn Heer, mijn Vader, laes! gekent hebt ghij hem wel
t' Sint hij hier als gesant was met sijn meegesel,
t' Is Menelaus iaet, en die hem bij de cleedeGa naar voetnoot287)
Trect dats Ulysses selffs, die so veel moeytens dede,Ga naar voetnoot288)
Veynsden sich selven sot, ploechde de dorre strant,
290[regelnummer]
Op dat men hem met vree soud' laten in sijn lant,
Om sijn Penelope, t' aenbidden en te vieren,
Hoe wel de vrou en is maer van gemeen manieren.
Dats Patroclus die daer van vers Achilles groet,Ga naar voetnoot293)
Dan siet heer vader wat daer Agamemnon doet.Ga naar voetnoot294)
agamemnon.
295[regelnummer]
Strijtbare mannen, die wt griecken sijt gevarenGa naar voetnoot295)
Om met u daden cloeck, de werrelt te verclaren,Ga naar voetnoot296)
Dat niemant trotste u met schaed' oyt off met schand'Ga naar voetnoot297)
En ongewroocken bleeff van u verwinners hant.
Altsamen weet ghij, hoe dat Paris is gecomen
300[regelnummer]
Tot Lacedemon, die mijn broeder heeft genomen
Beleefd'lijck in sijn huys, tot welxs vergelding dat
De valschen gast hem stal sijn huysvrou, en sijn schat.
| |
[pagina 56]
| |
Daar t' recht is sijn de goôn, het recht is op ons sijde,
Met dit betrouwen vast gaet ghij altsaem ten strijde,
305[regelnummer]
Al hadden wij te slaen een yder tegens tienGa naar voetnoot305)
En t' recht was op ons sij, men mostse niet ontsien,
Nu comen wij te velt, niet tegens verse crachten,
Tien mannen tegens een hebdij niet te verwachten
Gheen nieuwe vijandt ist, off daer ghij noyt me sloecht
310[regelnummer]
Het is het selve volck, dat ghij soo dicmaels ioecht,
t Sijn de troyanen die binnen haer wallen suchten,
Achilles t is het heyr, dat ghij alleen deet vluchten.
t Is Aiax t'selve volck van wien ghij met u swaert
Alleen voor den brant de schepen hebt bewaert.Ga naar voetnoot314)
315[regelnummer]
Ghij griexse crijsluy vroom, die ver van wijff en kind'renGa naar voetnoot315)
Troct om u vaderlant sijn schade te verhindren,
Siet daar de vrouwen op de muer tot ons profijt,
Die haer de moedt benemen sullen doort gecrijt,
Siet Helena daer selff, wij hebben ons vernoegen,
320[regelnummer]
Met meerder schrick sal haer gemoedt in 't vechten wroegen.Ga naar voetnoot320)
Siet hier een eyndt des crijchs, die tien iaer heeft geduert,
Een eynt van alt verdriet tot noch van u besuert.Ga naar voetnoot322)
Toont ghij hier uwen moedt, en vliedt het schandlijck vreesen
Geen langer wederstant cunnen sij doen naer desen.Ga naar voetnoot324)
325[regelnummer]
Draecht ghij u hier niet vroom, soo doettet ons geen nutGa naar voetnoot325)
Dat Aiax met sijn hant de schepen heeft beschut,
Want die sijn lang verrot, en onbequaem om vlieden,Ga naar voetnoot327)
En anderen bouwen, dat derff niemant van ons liedenGa naar voetnoot328)
Eer Troyen leyt ter neer, gelijck een yder swoer
330[regelnummer]
Van dese Princen al, wanneer men herwaerts voer.
Dus ander wtcompst gaet al stellen wt u sinnen
Behalven sterven vroom, oft eerlijck overwinnen.Ga naar voetnoot332)
| |
2e Handelinge. 2e wtcoompst.
Hector met het heyr.
Hector.
Troyanen hadt ghij oyt, oorsaeck te sijn verblijt,
Soo hebt ghij boven al, oorsaeck op dese tijt.
335[regelnummer]
Siet hier den dach en wr, ghij crijsluy en ghij heeren
Die elck plach met so groot, verlangen te begeeren.
Hoe dickwils hebt ghij int besonder elck geseyt
Och die mocht in een slach, wreecken sijn schant' en leyt,
En toonen t' geen dat sij gebreck van vroomheyt achten,
340[regelnummer]
Was wangunst van geluck, en geen gebreck van crachten.
Dat sij laest wonnen schruemt daerom niet met al,Ga naar voetnoot341)
Hoe hoger int geluck, hoe naerder an den val.
Die wan sal winnen, waer is sotter reen te vinnen?Ga naar voetnoot343)
Maer dits des werrelts loop die laast verloor sal winnen.
| |
[pagina 57]
| |
345[regelnummer]
aant.Alree keert het geluck, door dient tot deser stont
Gelegentheyt tot wraeck van onse schande iont.Ga naar voetnoot346)
t Is tijt Aiax met meerder angste te doen sweeten,
En om te stillen al Achilles groot vermeten.
Siet de Juffrouwen daer, siet daer d'wtheemse vrow.
350[regelnummer]
Daermen tien ander iaer noch crijch om voeren souw.
Die hart heeft in sijn borst, en laet hem nu niet iagen,
En winnen wij den slach, t' is t' eynde van ons plagen.
Penthasilea vroom met veel volxs int getalGa naar voetnoot353)
Verwacht ick alle daech, die sonder twijfel sal
355[regelnummer]
Soo gruwelijck ontsich in onse vijant maken,Ga naar voetnoot355)
Dat hij daer door geheel in moed'loosheyt sal raecken,
Verslagen door sijn schrick van sijn verlies en schant,
So ghij Troyanen hout in dees slach d' overhant,
Elck enen toon de cracht van sijnen rechter arm,
360[regelnummer]
En dapperheyt van moedt, siet daer den grieck. Alarm!Ga naar voetnoot360)
Patroclus blijfft. Hector draecht het lichaem ter sijen en schent het. De griecken winnent weder en werden geiaecht. Troyanen victorieus gaen binnen.
| |
2e Handelinge. 3e wtcoompst.
choor.
Het hoochste dat den mens op aerden is gegeven
Door den eersaemen raet, van s' hemels goden hooch
Is eer, het waerste goet, int tijttlijcke leeven,
Op welck het grootste hert, alleenlijck neempt sijn ooch.Ga naar voetnoot364)
365)[regelnummer]
De goden alle ding den mens om sweet vercoopen,
Dus crijcht men t' hoochste goet niet dan door d' hoochste daet,
En dat is crijchs beleyt, een const om brave hopenGa naar voetnoot367)
t' Houden in heerschappij alleen tot s' vijants quaet.
Dat doet ghij brave prins, gaet Mars daer in te boven,
370[regelnummer]
Die d' een nae d' ander reys u vijant stout verwint,
Dat die selff uwe deucht gedwongen is te looven,Ga naar voetnoot371)
Al haet hij t' gene dat u ondersaet bemint.
U daegh'lijcxs werck het is in slavernij als eygenGa naar voetnoot373)
Te leyen Princen trots, en treense mette voet,Ga naar voetnoot374)
375[regelnummer]
Pilair des vaderlants, die t' wreet vermeetel drijgen
Der vreemder volcken stilt, en cneust haer hoge moet.Ga naar voetnoot376)
Sijt danckbaer aen u Prins, gaet den verwinnaer teegen,
Schoon edel vrouwen hem met lauren cransen croont,
Al is de dancbaerheyt hier selff om danck verleegen,
380[regelnummer]
De danck die toonlijck is, aen u verlosser toont.
| |
[pagina 58]
| |
De palmen vant gans oost, en boschen van laurieren
Sijn weynich int getal bij sijn verdiende loff,
Alleenlijck het gedacht can hem te wille vieren,Ga naar voetnoot383)
Gebrecklich wert de tong door overvloet van stoff.
385[regelnummer]
Gheen sterfflijck goet is goet om hem genoech te lonen,
Onsterfflijck eer alleen sijn eere wesen sal,
Dees sal hem na sijn doot aen elck onsterfflijck tonen,
En ewich als een godt verbreyden over al.
| |
2e Handelinge. 4e wtcoompst.
Aiax met het lichaem van Patroclus, Achilles, Agamemnon, Ulysses.
aiax.
Grootmoedich Prins dewijl, met u geselschap ghijGa naar voetnoot389)
390[regelnummer]
Den herden vijandt iaecht, en druct aen dander sij,Ga naar voetnoot390)
Siet hier u troutste vrient! door Hectors hant verslagen,
Toont nu u groot gemoet in tegenspoet te dragen,
Peynst op de wraeck alleen, onnutte droefheyt spaert.
achilles.
Och! is dan bij de goôn de dienst so weynich waert?
395[regelnummer]
Ach goôn! ach wreede goôn! vervloecte loop der starren
Ghodlosen hemel die het goet int quaet verwarren,
Ach wreede ghoden schick! de wangen sijn als lootGa naar voetnoot397)
Die roosen schenen corts, melijdelose doot,Ga naar voetnoot398)
Noyt deet ghij meerder quaet! Ha helsche rasernijen!Ga naar voetnoot399)
400[regelnummer]
Ha Pluto! rooft ghij dees, wie suldij voortaen mijen?Ga naar voetnoot400)
Jupijn! Ha wree Jupijn! die niet dan droefheyt dorst,Ga naar voetnoot401)
Compt blixem doet te niet, daer is Achilles borst.
Mengt t' element vant vier en t' water met malcandren,
Doet d' aerde in de lucht, en lucht in d' aert verandren,
405[regelnummer]
Mengt hel en hemel t' saem, laet geen ding op sijn stee,Ga naar voetnoot405)
En in natuers bederff, verderff u selven mee.Ga naar voetnoot406)
aiax.
Achilles waer toe dient onnutte reên te spreecken?
Betoont de doot sijn eer, en peynst om u te wreecken,
Hector belacht u rou.
agamemnon.
Hoe ghij meer weent en sucht
410[regelnummer]
Hoe ghij hem blijder maect, laet dan het droeff gerucht.Ga naar voetnoot410)
U droefheyt sij voor hem geen oorsaeck om verblijen.
| |
[pagina 59]
| |
aant.achilles.
Draecht binnen t' lichaem dan, ick sweer tot genen tijen
Te slapen anders dan op d' aerde cout en hert,
Tot dat volcomen wraeck van mijn genomen wert,Ga naar voetnoot414)
415[regelnummer]
Over dit wreede stuck, en die mij heeft doen clagen,
Betael een wreede wraeck van dese hant verslagen.Ga naar voetnoot416)Ga naar voetnoot416)
ulysses.
Den wtvaert sal men doen op costen vant gemeen,
Opt heerlixst dat men mach branden de doode leên,
Dus geeft ô veltheer last om t' hoge vier te bouwen.Ga naar voetnoot419)
agamemnon.
420[regelnummer]
Datmen in Ida ga terstont om hout te houwen.Ga naar voetnoot420)
| |
2e Handelinge. 5e wtcoompst.
choor.
Den hemel met, sijn gouden laeckens salenGa naar voetnoot421)
Herberch der goôn, vol goddelijcken glans,
Heerlijck geciert, met Phoebus clare stralen
Wiens suster haer staetdochters leyt ten dans,Ga naar voetnoot424)
425[regelnummer]
Die op haer plaetse blijven, en die dwalen,
Hoe hooch, hoe groot, sij is, bestaet nochtans
Door vrientschap soet, welck woort hier wert genomen
Voor eendracht vast, en over eene comen.
t'Aertrijck duerwracht met bergen en revieren,
430[regelnummer]
Met steden rijck, van torens, schat en pracht,
t'Welck heuvels schoon, en soete daelen cieren
Met duister bosch, met bloem en cruyden sacht
t' Gevogelt wilt, de sorgelose dieren
En der verwaender menschen swack geslacht
435[regelnummer]
Bestaet alt'saem door eendracht, ende sonder
De vrintschap sout vergaen, en raecken t'oonder.
Vier, water, lucht, en d' aerde sijn tweedrachtich
Een yder tegens ander in sijn aert,
Nochtans natuer off s' werrelts schepper machtich,
440[regelnummer]
Heeft haer in yder schepsel soo vergaert,Ga naar voetnoot440)
Datter geen twist, maer stadich vrientschap crachtich
Wert tusschen haer, elck in sijn ampt bewaert,
En als het een het ander wil verwinnen,
Bederfft het geen daer in sij twist beginnen.Ga naar voetnoot444)
| |
[pagina 60]
| |
445[regelnummer]
Vrientschap is de geboorte van de steeden
Haer voetsel en haer leven, twist haer doot.
Int oorloch swaer, en moylijck om beleeden,Ga naar voetnoot447)
Is eygen twist de vreeselijckste stoot.
Eendracht maeckt macht, en can de macht verbreeden.
450[regelnummer]
Dus worden licht de cleyne rijcken groot.
Om in den slach, door geene twist te doolen
Is Agamemnon t'pack alleen bevoolen.Ga naar voetnoot452)
Dan is eendracht en vrientschap waert om eerenGa naar voetnoot453)
Voor een gans rijck, t' welck door haer wert beschut,
455[regelnummer]
Elck mens alleen sij tot geen scha kan keeren,
Maer d' eene vrindt is d' anders onderstut.
Van al het geen ons herte can begeeren
Is een getrouwen vriendt het hoochste nut.
Maer d' hemel sayt twee vrienden trou van waerden
460[regelnummer]
Om d' hondert iaer, helaes! maer eens op aerden.
Dees Princen bey wel sulcken naem verdienden,
Gelijck den rou van d' een wel blijcken dee.
Nu sijnse doot, en t' sijn niet meer twee vrienden,
Als d' eene vriendt sterft d' ander vrint sterft mee,
465[regelnummer]
Want als de goôn de vrient die sij ons liendenGa naar voetnoot465)
Wechnemen, sterfft de vrientschap daer ter stee,Ga naar voetnoot466)
Sonder de welcke wert niemant vrint geheeten,
Hoewel men best nae doot vrints trou kan weeten.
| |
2e Handelinghe. 6e wtcoomen.
automedon. achilles. hector. soldaten.
automedon.
Mijn heer de spieen brengen tijding op ter daet,Ga naar voetnoot469)
470[regelnummer]
Dat Hector te gemoet de Amasonen ghaet
Met weynich volxs, om haer Princes eer te betonen.
Siet hier gelegentheyt om t schelmstuck te belonen.
achilles.
Fluxs roept mijn vrinden, dat elck ander dingen staeck.
Nu op Achilles, hier is tijt van wrede wraeck,
475[regelnummer]
Voort ras, versuymt geen tijt, maer laet s' ons wel besteden.
Ghij weet Automedon den wech, voorwt wilt treden.
| |
[pagina 61]
| |
aant.Griecken binnen. Hector aen d' ander sijde wt. Achilles op sijn hielen.
hector.
Want grootlijckxs sijn w' altsaem in dees Princes gehouwenGa naar voetnoot477)
Die ons te hulpe compt met hare strijtbare vrouwen.
Hier me Troyanen. Hoe? den vijant weer wilt bien,Ga naar voetnoot479)
480[regelnummer]
Ach dats Achilles selff! hier is geen plaets om vlien.Ga naar voetnoot480)
Hector van Achilles verslagen. Troyanen veriaecht.
achilles.
So moordenaer die niet als vroom, maer als de bloodenGa naar voetnoot481)
Nae d' overwinning noch voert oorloch mette dooden,
Schent weer haer lichaem, meer sal ment van u niet sien,
Dan t' selve sal (ick sweert) u lichaem oock geschien.
485[regelnummer]
Bespotten ghij mijn vrient, ghij sultet oock besueren.Ga naar voetnoot485)
Trect driemael t' lichaem rontsom troyens hoge mueren
Gebonden achter t' paert, en sleeptet door den slijck,
Tot lasterlijcke schant van het vermetel rijck.
|
|