Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 47]
| |
aant.d'Eerste handeling, eerste wtcomen.
Achilles. Automedon.
Achilles.
Calchas Thestorijdes, als ghij u ghinct vermetenGa naar voetnoot+
Van Troyens ondergang, der goden wil te weten,
Haa, weynich wist ghier van, als ghij voorsayde dat
Wij negen Jaren langh, voor de Troyaense stat
5[regelnummer]
Toebrengen souden met verdriet en commer, maarGa naar voetnoot5)
Verwinnen t' godloos volck int tiend' en laeste Jaer.
Want was den val nabij van Troyas hooge wallen,
Door wiens hant soude dien als door Achilles vallen?
Calchas, waert ghij in het waerseggen soo geleert,
10[regelnummer]
Ghij sout Achilles val hebben gepropheteert.
Achilles val, seg ick, en door Achilles sterven
Der Griecken onderganck en endelijck bederven.Ga naar voetnoot12)
Tgemeene volck die daech(t)s met arbeyt sijn beswaert,
Ontlast de nacht, die mij de grootste onrust baert.
15[regelnummer]
De goden, moe gedanst, sijn lang te rust gegaen,
Elck na zijn lust, behalven de verliefde Maen,Ga naar voetnoot16)
Die, bleeck, door groote Min, onmoghlijck te vercouwen,
Stilswijgent truert met haer vergulde staetjoffrouwen.Ga naar voetnoot18)
De Griexse princen slapen sonder achterdacht,Ga naar voetnoot19)
20[regelnummer]
En stoute crijsluy, iae een groot deel van de wacht.
Achilles can alleen op bed noch bulster dueren;
Achilles moet alleen daechs en des nachts besueren
De groote cracht des Mins. Sijt ghij de selve man,Ga naar voetnoot23)
Die corts Neptunus soon in enen slach verwan?
| |
[pagina 48]
| |
25[regelnummer]
Ghij die nu gaet bij nacht t' troyaense velt duer wandelen,
Niet eens te letten op de wacht en t' svijandts handelen,
Niet om t' voornemen van haer hulpers te bespien,
Gelijckt een Capyteyn betaemt staechs toe te sien,Ga naar voetnoot28)
Waer Troyens muren swackst en lichts sijn om te crencken,Ga naar voetnoot29)
30[regelnummer]
Maer om de schoonheyt van u Juffrou t' overdencken!
Achilles, t' is een schant, ghij die waert corteling
Van Troyen meer ontsien dan enich ander ding;
Die t' svijants bloedich heyr en Hector dede grouwe,Ga naar voetnoot33)
Wijct die voor een voor een voor een Troyaense vrouwe?
35[regelnummer]
Polyxena, k' heb noyt u broeders yet geacht,
Maar u manieren hooch sijn van een ander cracht,
U teder schoonheyts glans, een oorspronck van mijn smerten,
U edel hues gelaet, bespringt de hooge herten
Gans op een ander wijs, als t' mannelijck gewelt
40[regelnummer]
Den stouten crijsluy doet in het bestoven velt.
Lichamelijcke crijch, verwin van volck en rijcken,Ga naar voetnoot41)
En d' oorloch vant gemoedt, malcander niet gelijcken.
Wie deet den Hercules oyt nutte wederstant?Ga naar voetnoot43)
Omphale compt en neempt sijn wapens wt de hant;Ga naar voetnoot44)
45[regelnummer]
Die mette vrouwen const de spille drayen leerde,
Die ganse rijcken corts het onderst boven keerde!
Maer alst u wille was, Cupido grote Ghodt,
Dat ick oock werden most in uwe min versot,Ga naar voetnoot48)
Hoe onderworpt ghij niet aen sulcken vrou mijn sinnen,
50[regelnummer]
Die 'ck sonder achterdeel der Griecken mochte minnen?Ga naar voetnoot50)
Waerom maect ghij mij slaeff van mijne vijandin,
Die mij so dootlijck haet als ick haar hertlijck min?
In wat manier sal nu Achilles troost verwerven
Die soo hijt niet en crijcht moet troost-gebreckich sterven?Ga naar voetnoot54)
55[regelnummer]
Wat sal ick dan? Te hulp aen die van Troyen gaen?Ga naar voetnoot55)
De Princen, die ick swoer, verlaten en verraen?
Want hoe sal Pryamus sijn dochter kunnen geven
Aen eenen, die hem staet na eer, nae lant, nae leven?
De Goden jonnen ons wat beters. Hoe? daer sijn
60[regelnummer]
Wel ander middelen, niet oneerlijck voor mijn.
Automedon!
Automedon.
Mijn heer!
Achilles.
Terstont moet ghij gaen binnen
De stat den outsten soon van Priamus gaen vinnenGa naar voetnoot62)
En segt hem wt mijn naem: Achilles wensch hem, dat
Hij lang voorspoedich leeff tot welvaert van sijn stat.
| |
[pagina 49]
| |
65[regelnummer]
Daer nae verhaelt hem wat ick om sijn suster lije;
Indien hij in den noot mij daer mee wil verblijen,
Ick sal de Griecken van het oorloch aff doen staen,Ga naar voetnoot67)
De Princen en het volck altsaemen scheep doen gaen,
En t' Argos tot haer vrou; en clene kinders keeren,
70[regelnummer]
Die, t' sijn al negen iaer, haer wedercoompst begeren.
Indien hij mij voldoet en laet mijn wens geschien,
Op dees manier alleen, is t' ongeluck te vlien,
Dat Troyas hovardij van godt heeft te verwachten.
U bootschap wel wilt doen, en ras te keren trachten,
75[regelnummer]
En brengt mij twijffelachtich antwoort in mijn tent.Ga naar voetnoot75)
automedon.
Ick gae terstont mijn heer, daer ghij mij heenen sent.
Tes wonder, dat d'aldergroothertichst capitaynen,
De mannelijckste mans, hun selven soo verkleynen,
Dat sij haer eel vernuft en overgrote geest,
80[regelnummer]
Die van een yder wert verwondert, en gevreest,
Dick onderworpen aen een vrouwe slecht en teeder:Ga naar voetnoot81)
Bryseis was het laetst, Polyxena' ist nu weder.Ga naar voetnoot82)
De cloeckste jongeling, die nu het aertrijck draecht,
Was slaeff van sijn slavin, nu is hijt van een maecht,
85[regelnummer]
Die hem voorseker met meer plagen wenscht beladen
Als Xanthus visschen heeft en t' bos van Ida blaeden.Ga naar voetnoot86)
Het daecht te met en ick ben aen de mueren schier.Ga naar voetnoot87)
| |
1e Handeling. 2e wtcomen.
Wacht op de Muer.
wacht.
Wies daer?
automedon.
De Coning van Tessalyen sent mij hier,
En moet mijn bootschap niet dan Hector selfs wtleggen.
wacht.
90[regelnummer]
Indien ghij wat vertoeft, men salt hem aen doen seggen.
Automedon tot Hector op de muer.
automedon.
Grootmoedich Prins, die sijt u 'svaders rijck pijlaer,Ga naar voetnoot91)
Sonder wiens rechter hant de stat lang t' onder waer,
De soon van Thetis die snel loopt al hadt hij wyecken,Ga naar voetnoot93)
Die sent mij wt het heyr van de geleersde Griecken,Ga naar voetnoot94)
| |
[pagina 50]
| |
95[regelnummer]
En wenscht u dat ghij lange leeft en tegelijck
Geluckelijck beschermt u out toecoment Rijck.Ga naar voetnoot96)
t' Sint dat u moeder laest de godt van Delos eerdeGa naar voetnoot97)
Met kostel offerant en Troyens heyl begeerde,Ga naar voetnoot98)
En dat Polyxena met haer ten outaer quam,
100[regelnummer]
Onstack den helt sijn hert met sulcken heten vlam,
Dat lyeft tot jacht en crijch, dien hij te voren eerde,
Altsaem in teeder lyefd' van dees Princes verkeerde.Ga naar voetnoot102)
Al ander oeffening geslagen wt sijn sin,Ga naar voetnoot103)
Doet niet dan maelen in sijn ongemeeten min,
105[regelnummer]
In welcke lyefd' hij wenscht genietend te volharden
Tot dat vant lichaem sal sijn siel geschieden werden,Ga naar voetnoot106)
Loont hem Polyxena maer met gelijcke brant.
Nu staet het gans geluck van Troyen in u hant,
Indien gh' Achilles niet van haer en gaet versteecken;Ga naar voetnoot109)
110[regelnummer]
Hij sal de griecken van de mueren op doen breecken,
So blijft u vader out en broeders in haer loff,Ga naar voetnoot111)
En achter 't tiende jaer salt edel rijcke hoffGa naar voetnoot112)
Van Pryamus in fluer noch blijven en verblijen,
Dat swaerlijck wert gedraeycht van vele prophesyen.Ga naar voetnoot114)
hector.
115[regelnummer]
Ick wens den Mirmidoischen Prins groot van gemoetGa naar voetnoot115)
Sijns lijffs ghenieting tot vergelding van sijn groet.
Achilles ick belooff mijn suster te vereeren
Indien hij 't griexse heyr niet wil terug doen keeren
Maer levrent in ons macht en helpent selfs verslaenGa naar voetnoot119)
120[regelnummer]
Dat niemant over blijff diet mach vertrecken gaen.Ga naar voetnoot120)
Dat Griecken nimmermeer dees aenslach en mach prijsen,Ga naar voetnoot121)
Off Atreus neven selffs den wech ter hellen wijsen,Ga naar voetnoot122)
Die doden met sijn hant, tot voorstant van ons saeckGa naar voetnoot123)
En eeren troyen met een hooch verdiende wraeck,
125[regelnummer]
Indien hij een voldoet van beyde dese dingen,
Soo gaet hij alle die oyt troost van Lieffd ontfingen
Te boven in geluk, en crijcht mijn suster cuys,
Laomedons geslacht vant out en edel huys
Van Dardanus wt Jovis godlijck saet gesprooten,Ga naar voetnoot129)
130[regelnummer]
Aldus sij werden mach van hem alleen genooten,
Maer op geen ander wijs wint hij dees teeder maecht.
Dies tot sijn tente keert, en hem dit antwoort draecht.
Gesproken hebbende gaet binnen Hector.
| |
[pagina 51]
| |
automedon.
Spijtyge tijding sal dit voor Achilles wesen,Ga naar voetnoot133)
De wont int t' hoge hert is so niet te genesen,Ga naar voetnoot134)
135[regelnummer]
Die nummer t' winnen socht dan ridderlijck, soud' hij
Sijn lust soecken te boeten door verraderij?
Ick weet wel dese smaet van Hector sal hem quellen,
Ick sal hem niettemin het gansche stuck vertellen.
| |
1e Handeling. 3e wtcomen.
achilles.
Automedon wat nieus? brengt ghij ons goet geluck?
140[regelnummer]
Wat antwoort Hector? Hoe? vertelt mij t' ganse stuck.
automedon.
Hector een oorsaeck meest van alder griecken schaden
Wil dat ghijt leeger off de Princen sout verraden,
Hun levren t' ganse heyr, en helpent moorden fel,
Off senden met u hant d' Atrijden nae den hel.
145[regelnummer]
En doet ghij een van bey, t' volck, off de Princen sterven,
Ghij sult Polyxena tot uwen loon verwerven,
Dan doet ghij geen van bey, en slaat sijn eysch geen acht,Ga naar voetnoot147)
So set sijn suster vrij (seyt hij) wt u gedacht.
achilles.
Hoe nu verwaende Prins? de moedichts van de greecken
150[regelnummer]
Durfft ghij die van verraet (ô sot hovaert) aenspreecken.Ga naar voetnoot150)
Verwaentheyt ongegront schaet niemant dan haer heer.Ga naar voetnoot151)
Mijn ongemeten hert, dat niet en acht dan eer,Ga naar voetnoot152)
Soud' die stellen ter neer, en laten sich verwinnenGa naar voetnoot153)
Van Venus blinde kindt, en t' onversichtich minnen?
155[regelnummer]
In geen manier, al most ick derven schoon mijn vrowGa naar voetnoot155)
Voor wellust gaet mijn eer, mijn eer hangt aen mijn trow.
Dees hant (ick sweer 't de goôn) zal u ter hellen stueren,Ga naar voetnoot157)
Dees hant (ick sweert de goôn) vernielen sal u mueren,
Dees hant (ick sweert de goôn) sal binnen corten tijt
160[regelnummer]
Gevancklijck leyden t' pandt, daer ghij dus trots mee sijt,
Sijt ghij van godlijck saet? gelijck men gaet versieren,Ga naar voetnoot161)
Die min dan menschlijck sijt, en meer gelijct de dieren,
Van laech gemoedt niet waert, noch datment acht off eert
Hoement meer heusheyt doet, hoe dat het meer begeert,
165[regelnummer]
Een edel hooch gemoedt meer dan gemeensche sinnen,
Laetet hem nummermeer in heusheyt overwinnen.
O vreemde brant des Mins! so lichtlijck men wel spreect
Van u te bluschen wt, gelijcmen u onsteect,
| |
[pagina 52]
| |
Maer swaer ist inder daet u wt het hert te scheyen,
170[regelnummer]
En t' swaerste dat ghij hebt in u, ist lang verbeyen.
O die met u gesicht beschaemt de Sonne claer,
Elck wr t' sint ick u sach, dunct mij wel duysent iaer.
ô Venus! geeft mij raet in mijn verwarde sinnen,
Verschoont indien ick sot laster de wijse minne
175[regelnummer]
Jivoren aengesicht soo ghoddelijck geteelt
Jae schoonder als het schoonst dat schoonheyt sich voorbeelt,Ga naar voetnoot176)
Alleen van godts geslacht, cieraet van onse tijen,
Cupidoos hoochste roem, al Venus hoverdie.
Achilles wel hoe nu? ist dit dat u betaempt,
180[regelnummer]
Ghij droecht een vrouwen cleet als ghij ter oorloch quaempt,
Door uwe moeders vrees, dat ghij alhier sout blijven,Ga naar voetnoot181)
Nu gh'lijckt ghij niet int cleet, maer int gemoedt de wijven.
Tot noch toe hebdij dan int oorloch cloeck gewrochtGa naar voetnoot183)
En menich strijtbaar helt gewapent omgebrocht,
185[regelnummer]
Ontallick volck gedoot, en nae des crijchs manieren
Den hel van borgers, en van spijs versien de dieren.
Tot noch toe hebdij dan meer nae t' verhart gevecht
Dan enich capiteyn winteeckens opgerecht.Ga naar voetnoot188)
Tot noch toe dan u naem verseekert voor het sterven
190[regelnummer]
Om met een sotternij dat alles te bederven?
d'Onsterfflijckheyt ws naems, daer ghij so veel om leet,
Met moeyt en arbeyt street, bestoven en besweet,
Hoe sijdij dus verkeert? al t'beestelijck leyt bovenGa naar voetnoot193)
En t'godlijck van u aert verwonnen, en verschoven.Ga naar voetnoot194)
195[regelnummer]
Achilles naem daer elk met sulck ontsich van sprect,Ga naar voetnoot195)
Sal die nu werden met verraderij bevlect?
Ick sweert in geen manier, maer sal gaen openbarenGa naar voetnoot197)
Hectors verwaentheyt sot, en 't ganse stuck verclaren
Aen Atreus neven bey, diet aldermeest gaet aen,
200[regelnummer]
So valt de trotse stadt, en blijft mijn eere staen.
| |
1e Handelingh. 4e wtkomen.
chooren.
choor.
O wonderlijcke strijt in iuechdelijcke sinnen,
Moeylijck eergiericheyt! en sachte brant van minnen!Ga naar voetnoot202)
Wie van u beyden hier de grootste sijn van cracht
Besloot noyt sterfflijck mensch wel vast in sijn gedacht.Ga naar voetnoot204)
205[regelnummer]
Seer dicmaels windt de Min! en dicmael, ist niet wonder,
Brengt d' eerst verwonnen eer weer sijn verwinner t' onder.
De eer belooft een lust daer niemandt aff en grijst,Ga naar voetnoot207)
En t' geen de minnaer lieft, alleen de minnaer prijst.
| |
[pagina 53]
| |
Dat al de werrelt prijst, can niet veel waerdich wesen,
210[regelnummer]
Meer dunct mijn t' geen dat een off twee prijst waert gepresen.Ga naar voetnoot210)
Ghewoont bedriechter veel, en ander redens schijn,Ga naar voetnoot211)
d'Oprechte oordelaers ter werrelt selsaem sijn.
De Princen groots, waer in de volcken haer vertrouwen,
Waer aen de werrelt hangt, altsaem aen d'eer haer houwen,
215[regelnummer]
En achten die veel meer dan al haer rijck en staet.
Maer welcke Prins was noyt Cupidoos ondersaet?
Gheluckich is hij dan diet hem niet laet verdrieten
Te strijden voor sijn eer, en lijckwel mach genietenGa naar voetnoot218)
De gave van de Min. Maer sijn geluck is quaetGa naar voetnoot219)
220[regelnummer]
Diet nodich is dat hijt een om t' ander laet.Ga naar voetnoot220)
| |
1e Handelinge. 5e wtcomen.
menelaus. agamemnon. achilles.
menelaus.
Dattet Autumedon te kennen geeft, wel goet is,
Hoe wel dat Thetis soon eerlijck en hooch van moet is,Ga naar voetnoot222)
Want wie weet niet wat dick de minne doet bestaen.Ga naar voetnoot223)
agamemnon.
Maeckt niettemin geensins hier van bij hem vermaen,
225[regelnummer]
Want twijfel van sijn trouw grootlijxs den Prins sou quellen.
achilles.
Daer sijn de broeders bay, ick gaet haer nu vertellen.
Geluck ion u Jupijn en een lang levens tijt,Ga naar voetnoot227)
Ghij die van t griexse heyr veltheer gekoren sijt,
De vreemde hovardij, en smadelijck begeeren,Ga naar voetnoot229)
230[regelnummer]
Dat Hector op mij doet, die doet mij tot u keeren.
menelaus.
Wat sotternij ist nu daer in ons vijant dwaelt.
achilles.
De cracht van Venus kindt, onnodich is verhaelt
Die hij gaet alle daechs in volck en Princen tonen,
Hoe weynich hij de goôn des hemels gaet verschonen,
235[regelnummer]
Hoe cleyn ontsich hij voor sijn eygen moeder heeft.
Der ghoden Coning selfs, voor wien het aartrijck beeft
Doorschiet hij, en gaet hem daer in niet meer beswaren,Ga naar voetnoot237)
Off maiestayts quetsuer gans geen misdaet en ware.
| |
[pagina 54]
| |
Gheen wonder isset dan, soo de Peruicque blont,Ga naar voetnoot239)
240[regelnummer]
T' welriekent haar getoyt met een wtheemsen vontGa naar voetnoot240)
Daer bij Polyxenaes snee wit en teder handen,
Achilles sin en hert leyden in vaste banden.
Ghelijck gh' altsaemen weet, want wijst mij doch den man
Diet t' heet verteerend' vier bequaem verbergen can.
245[regelnummer]
Door laste van dees Min, van wien ick ben gebonden,
Heb ick Autumedon tot aen de stat gesonden,
Met al eerbiedicheyt, en huesheyt onverdient,
Ghelijck een Prins beleeft soud' senden aen sijn vrient,
Om Hector wt mijn naam nae deese maecht te vragen
250[regelnummer]
Den welcken soo hij sant, ick loofde Troyas plagenGa naar voetnoot250)
Te weren van haer muer, en endigen den twist,
Daer negen iaren in alreede sijn verquist.
Maer wat doet Hector? hij in plaets van te bekennenGa naar voetnoot253)
De weldaet dieck' hem doe, gaet mij den antwoord sennenGa naar voetnoot254)
255[regelnummer]
Ick raes, ô grote schant! Achilles moet verstaen
Dat hij de Princen, en sijn crijsluy sou verraen.
agamemnon.
Grootmoedich Coning hoe? is Hector niet gesworenGa naar voetnoot257)
Ons vijandt totter doot? gaet ghij u daer aen storen?
Tracht nae een wreede wraeck, troost daer me t hooch gemoet
260[regelnummer]
Wij sien hoop ick wel haest de stat onder de voet,
Laet Hector dan alleen sijn suster u onthouwen.
menelaus.
Polyxena met al d' ander troyaense vrouwen
Sal binnen corten tijt wel vallen in ons hant,
Waer toe het smeecken dan, oft ruymen slecht met schant?Ga naar voetnoot264)
265[regelnummer]
Laet u een weynich tijts veel liever niet verdrieten
Dan t' geen ghij muecht met eer, met schande te genieten.
|
|