Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdPsalm 6aant.Al hitsen mijn misdaden,
o Heer, Uw ongenaden
tot mijner schennis aan;
wil U in arren moede
5[regelnummer]
niet dienen van de roede,
maar, met een weerzin, slaan.
Laat dalen zonder strakheid
Uw ogen op mijn zwakheid,
Uw hand mij helen doe.
10[regelnummer]
Door mateloos bezwaren
is mij de schrik gevaren
tot in 't gebeente toe.
Mijn smart is van de wrangste.
De bitterheid der angste
15[regelnummer]
mijn zinnen bijster maakt
en ziele dreigt te slopen.
Hoe lang zal 't annelopen,
Heer, eer mij lichting naakt.
O God, laat mijn ellenden
20[regelnummer]
Uw afkeer ommewenden;
in Uw aanschijn vervreemd
de vriendschap op doe dagen,
uit enkel welbehagen
dat G' in Uw goedheid neemt.
| |
[pagina 99]
| |
25[regelnummer]
Want Heer, Uw weldaên meugen
toch niet de doden heugen.
Wat weten zij daar af?
Ach, die ter helle dalen,
hun hart niet op en halen,
30[regelnummer]
noch uwe lof, in 't graf.
Het zuchten mat mijn leden;
en doen de bangigheden
mij zwemmen in mijn zweet,
mijn leger wordt gewassen
35[regelnummer]
de hele nacht, door 't plassen
van tranen brak en heet.
Het teren door de rouwe
doet dat ik heel verouwe,
en mijn gedaante breekt.
40[regelnummer]
Uw knecht aan alle zijden
de vrees'lijkheên bestrijden,
daar hij zo diep in steekt.
Maar weg, gij wrede boeven
die groeit in mijn bedroeven;
45[regelnummer]
slaak roof, en hene vlied.
Want God, voor Wie verschenen
is mijn gebed en wenen,
versmaadt mijn smeken niet.
Nu worden al mijn haters
50[regelnummer]
verfoeide veldverlaters.
De vrees heeft hen vermand,
als moedeloze lieden
de rug zij moeten bieden,
en storten in hun schand'.
|
|