Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Weet iemand beter sausaant.Wijs: Esprits qui soupirez, of: Cupido geeft mijn raad.Weet iemand beter saus dan honger tot de spijzen,
of bedde dat zo zacht als vake slapen doet;
weet iemand beter smaak in drank dan dorst te wijzen,
of koopt men deez' om geld, zo acht ik rijk-zijn zoet.
5[regelnummer]
Indien de winter meer zijn handen vreest te zengen
aan d' hermelijnen voer', dan aan een wollefsvel,
of kan een ruim paleis meerder gemaks inbrengen
dan maat'lijks huisbegrip, zo wenst' ik rijkdom wel.
Indien de rijken met beminde bedgenoten
10[regelnummer]
veel beter zijn voorzien dan de gewone liê,
of als de rijkdom ware liefde kan vergroten,
zo dunkt mij dat ik in de rijkdom voordeel zie.
Maar als vertrekken met getapisseerde wanten
tegen de kou en 't nat niet meer doen dan een hut,
15[regelnummer]
en 't hangsel geborduurd om gulden ledikanten
geen kommerlijke zorg, noch hete koortsen schut;
maar als de honger en de dorst zijn licht verzadigd,
verbetert gene wijn zijn smaak in 't gouden vat;
als uit het midden der banketten overdadig
20[regelnummer]
niemand met goed bekomst en smaak meer eet dan zat;
maar als de kleren die van 't goud en zilver kraken,
met glinsterig gesteent' en parels dicht bezaaid,
zijn geen bekwamer dracht dan zijde' of wollen laken
dat met zeer luttel of geen steeksel is benaaid,
| |
[pagina 93]
| |
25[regelnummer]
en als een bedgenoot-schoon, jong, gelijk van zinnen -
onder gewone lui, die veel zijn in 't getal,
veeleer dan onder weinig rijken is te vinnen,
dan vraag ik waarom dat men rijkdom wensen zal.
Zegt iemand dat een mens is tot het schoon genegen,
30[regelnummer]
het oog door 't schoon verheugd, door 't lelijk wordt gekweld -
't is klare waarheid dat. Ik heb er gans niets tegen,
het schoon gezicht vermaakt, maar: zien en kost geen geld.
Aanschouw d' eerwaarde zon en het bescheiden werken
der geestige natuur: dit 's schoonheid in haar kracht.
35[regelnummer]
De kunst is bootserij. Zegt gij: ‘Door 't stadig merken
wordt men dit ras gewoon?’ Zo doet men ook de pracht.
Of bidt gij 't Avontuur dat het u wil verlienen
rijkdom, om land en lui te krijgen in voogdij?
Als men die goed gebruikt dan noemt men 't ambt-bedienen;
40[regelnummer]
en zorg voor anderlui, dunkt u dat heerschappij?
Of waant gij dat de eer alleen is bij de rijken?
Bestond de eer uit schat (waar zij niet uit bestaat),
dan zou Fabricius voor Crassus moeten wijken
in eer, waar hij hem nu ver in te boven gaat.
45[regelnummer]
Bestond de eer in schat, wat roemen kon dan dragen
degeen die zeide dat zijn meeste hovaardij
was, dat hij had gesloofd met moeiten al zijn dagen,
en (dank rechtvaardigheid) nooit kwam hem rijkdom bij.
Eer is de lof des deugds, maar hier is niet te zetten
50[regelnummer]
de wankelbare roep des volleks, licht als wind,
tegen het braaf gekrijs en 't stadig loftrompetten
van uw vernoegd gemoed, waar deugd haar ere vindt.
| |
[pagina 94]
| |
Is rijkdoms overvloed en staat niet waard te wensen,
en is de ware eer 't vernoegen van 't gemoed,
55[regelnummer]
zo is 't een misverstand om d' ere van de mensen,
om staat of grote schat verzuimen enig goed.
In plaatse dan van een van Godes beste gaven,
zou ik verkrijgen niets dan ijdelheid en rouw,
indien dat ik verliet om overvloed van have,
60[regelnummer]
om staat of 's werelds eer, een waardverkoren vrouw.
|
|