Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdReiaant.Waar zijt gij, vorsten, die alleenlijk om te woeden
met bloedvergieten staag uw nimmerzatte zwaard
voert in de vuiste, waar 't
gegeven is tot dwang der muitende gemoeden?
5[regelnummer]
Leer, helden, eens! Leer eens en prent u in te stropen
het ijzer gepolijst om geenderhande ding
als waar men met een kling,
door hoge persing, vreê genoodzaakt is te kopen.
De vreê, de vreê, de vrede is, vorsten, u bevolen,
10[regelnummer]
te waren ongeschend voor 't sterfelijke zaad.
Wie vreê te buiten gaat,
tenzij om vredes wil, zet buiten 't spoor zijn zolen.
Of, met schending van de hoogwaardige wetten,
het soms gebeurt dat een met onrecht and'ren deer:
15[regelnummer]
noch is het niet zozeer
uw ambt op 't billijk recht, als wel op vreê te letten.
't Is kleine last het recht te kreuken of te vlijen,
als het beloop der tijd, tot vredes steun, begeert.
Maar wordt de vreê bezeerd,
20[regelnummer]
de wijze wetten zijn welhaast in bitter lijen.
Want onder 't krijgsgedruis, waar 't scherpe schichten hagelt,
de woestmakende trom, d' aanschendende trompet
en horen naar geen wet:
met ijz're punten wordt de mond des rechts vernageld.
25[regelnummer]
Wie thans, stipt op zijn zaak, zijn voordeel niet wil ruimen
| |
[pagina 90]
| |
van eer of van genot, waagt dan zijn hele staat,
naam, rijkdom, ziel en zaad,
als 't opgewekt geweer bekneld is van de duimen.
Helaas! en waagd' hij maar niets anders dan zijn eigen!
30[regelnummer]
En dat de landman arm het rietdak van zijn kot
niet kwijt was, eer men 't slot
van zijne heere met de brand begon te dreigen!
Als oversten verwaand de heil'ge vreê onteren
eer dat de nooddwang opkomt, hoe ontgeldt het dan
35[regelnummer]
(helaas!) al menig man
die 't scheel niet aan en gaat, de schuld van weinig heren!
|
|