Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdZal nimmermeer gebeurenaant.Wijs: Och ligt gij hier verslagen, die mij te troosten placht, etc.Zal nimmermeer gebeuren mij dan na deze stond
de vriendschap van uw ogen, de wellust van uw mond?
De vriendschap van uw ogen, de wellust van uw mond,
de gunste van uw hartje, dat voor mij openstond?
| |
[pagina 20]
| |
5[regelnummer]
Zo zal ik nochtans blijven u eeuwig onderdaan,
maar mijn verstrooide zinnen, wat zal haar annegaan?
Mijn zinnen mogen zwerven de droeve lange tijd,
nu zij, mijn overschone, zijn u, hun leid-ster, kwijt.
De schoon' borst uit in tranen, het baatte geen bedwang,
10[regelnummer]
de traantjes rolden neder van d' een en d' ander wang.
De schone traantjes deden meer dan een lachen doet:
al in zijn hoogste lijden, zij troostten zijn gemoed.
Vrouw Venus met haar sterre, thans klaarder dan de maan,
bespiedde die vrijagie, en zag 't mirakel aan.
15[regelnummer]
‘En hebben tere traantjes,’ zei zij, ‘zo grote kracht,
waarom is dan het schreien niet in der goden macht?’
De traantjes rolden neder, maar de godinne zoet:
‘Wacht, liever zou ik schenden,’ zei zij, ‘mijn rozenhoed.’
En eer zij kon gedogen dat iemand ze vertrad,
20[regelnummer]
ving zij de lauwe traantjes in een koel rozenblad.
‘Wat geef ik om mijn rozen, of 't maaksel van mijn krans?
Ik zal gaan maken parels van ongewone glans.’
De tranen werden parels, zo ras haar 't woord ontging,
die zij met goud doorboorde en aan haar oren hing.
25[regelnummer]
Als Venus in de spiegel zich ziet met dit sieraad,
zij wenst geen toverrieme, noch kranse tot haar baat.
|
|