Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670
(1996)–Theo Hermans– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 2
[pagina 82]
| |
17
| |
Onderrichtinghe voor de Leser.VaenGa naar voetnoota te prijsen edel Leser t'constich dichtwerck van onsen ghelaurierden Arioste, waer naer Apelles Venus af-beelden, want hy genoechsaem is mede brengende sijn eygen lof; als noch is verhaelt. want voor, noch naer en heeft hem in d'Italiaensche niemant de palme ontheven. [...] Soo wie dien in handen valt, bidde ten minsten dien eens te overblaren, ghy en sult, soo ghy eenich verstant hebt, niet ydel keeren, want sult dan alle Comedien ende Tragedien verstaen dier ghespeelt worden, die meest hier uyt al sijn ghetrocken, hopende ghy vinden sult dat u sal ghenoeghen: wanter niet is dat de eerbare teere oore quetsen can, want in het vertalen hebbe ick met vliet die rouwe betegheninghenGa naar voetnootb soo bebloemt, datter niemant quaet kan uyt halen, ten waer de spinne die uyt de honichbloeme fenijn suycht. Nopende het oversetten hebbe dat soo trouhertich gehandelt alst ommers mogelijck was, niet dat ickt van woort te woorde heb vertaelt, maer segge in elck veers dat mijnen meester seyt, in louter nederlantsche sprake: hebbende ghemijt de uytheymsche woorden soo veel moghelijck is gheweest. Vint ghyer yet t' is versuymtheyt, oock weet dat eenen hof, daer ghewent is oncruyt te groeyen, ter eer- | |
[pagina 83]
| |
ster reysen niet can ghesuyvert worden, naer my comt die de reste sal uyt wieden. Ick hebbe sontijts gebruyct eenighe figuren oft Griecxsche woorden om cortheyt wille, en om beter de duyden, als Scope, Catastrophe, Allegorie, Rapsode, Sympathie, Enigme, Stratageme, en diergelijcke, dat U.L. sal believen te verschoonen in my; als dat ick segghe, Dammen en Cavailieren, oft dat ick de Ridders somwijlen noeme met de Italiaensche namen, rekent my dat voor nederduyts, om dat ick van Brussel ben, daer dien naem inden mont verstorven is, soo datmen qualijck dien soude connen mijden, sonder de Dammen te naer te doen, noch oock de Cavailieren, wiens dienaer ick blijve. Mijn Rijmen hebbe ick genomen lanck van thien tot veertien, isser ergens een syllabe ghemist, t' is mijn oft den druckers foute, ick ben een mensch en onvolmaeckt, helpt verschoonen liever als lachteren,Ga naar voetnoota hadde ickt ghesien, ick cost licht een sillebe voeghen oft mincken. Int oversetten hebbe ick met oorlove van Arioste overgeschrickeltGa naar voetnootb het huys van Est, om dat dit maesschapGa naar voetnootc in Neerlandt onbekent is, als oock den monster van Inghelandt, ender ander dinghen die den Neerlander met luttel vreucht soude gelesen hebben, en daer in de plaetse gevoecht wat vanden mijnen, dat ick hoep u meer sal verlusten: ick hebt ghedaen ter goeder meyninge, neemt het danckelijck. Voorder hebbe ick tot gerief vanden onverduldigen Leser de Historien als sy eynden, aengeteeckent, in wat sanck ende veers hy die weder vinden sal, hoe wel ick wenste dat tot meerder verlustinge hy die achter den anderen lase, ende soo het hem goet docht noch eens bysonder, doch allen naer uwen lust. Ick heb bevonden dat den drucker somtijdts heeft foute ghedaen in een woordt, het welck somtijts den sin breeckt, oft oock somtijts achter de slaende woorden wat geminckt oft een letter byghevuecht, ick bidde den Leser dat door bescheydenheydt te beteren, en dencken datter niemant volmaeckt is. Oock hebbe ick ghedructe plaetkens laten insetten, die u met het schockskenGa naar voetnootd datter onder staet sullen aenwysen wat inden sanck volght, en tot voldoeninghe achter aen laten drucken een tafel van alle de vremde namen, figueren, ende poeticale woorden, als Diana, Phoebus, Titan, Aurora, Creonte, Cimbe, Limbe, en dierghelijcke, soo sy yemant gemoet die on-ervaren is, hebt u toevlucht tot de tafel die u te recht sal helpen en op den wech setten: want sy naer A.B.C. gheset is. hier met my bevelende in uwe gratie, hebbe tot meerderen nut u dit willen waerschouwen. Vaert wel. U Dienaer in ootmoet |