Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670
(1996)–Theo Hermans– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 2
[pagina 61]
| |
12
| |
Aande Gildebroeders des Rederycx Kamer tòt Amstelredam. In liefd bloeyende.Jonstighe konstighe ende waarde Landtsluyden / ick hebbe niet moghen laten eenigh danckbaarheyds teken te betònen aen U.E. dient zò vruntlijcken belieft heeft ghehadt my te vereeren met U.E. zò eerzamen ende lieven ghezelschappe. Daar toe zydy moghelyck veròòrzaackt doort zien van eenige Rymeryen / by my in korte Jaren herwaarts uytghegheven.Ga naar eind[1] nu hebbe ick wederomme in druck ghezien / hoe nutten ende eerlycken arbeyd tòt voorderinge ende verryckinge van onze moeders taal by U.L. niet zonder u luyder kòsten / den ghemeenen Nederlanders ten dienst in druck is ghegheven.Ga naar eind[2] Ende aanghezien eenighe van U.L. (nu) òòck myne medebroeders der voorschreven uwer Kameren vermoeden van my hadden / dat by my òòck eenighe middel ware / om onbevleckt Neerlandsch te spreken ende schryven: hebben zy my tòt alle meerder voorderinghe onzer talen zuiveringhe / ghebeden / iet over te zetten in ghoeden Neerduytsch / dat stichtelyck ware: dit mochte ick niet weygheren / ende verkoor voor een uytghelezen stichtelycke stòff / het boexken by Boëthius in Latyn gheschreven De Consolatione Philosophiæ, dit was by my al omtrent dertigh Jaren nu gheleden / verduytscht / uyt oude ende duystere vlaamsche tale in Neerlandtsch:Ga naar eind[3] maar zò zeer schandelycken mesdruckt / alst boexken eeren waardigh is: zulcx dat daar zò dickmaal niet / voor iet / Ja voor neen / gròòt voor kleyn / etc. verkeerdelyck was ghestelt: dat de Lezer de letters lichtelyck / maar t'verstand van Boëthio zeer qualyck zien mochte. Hoe wel nu niet zeer lustigh en valt een zelve werck dickmaal te doen: zò heeft my zò weynigh / ter liefden van tghemeen besten moghen verdrieten / dit zelve werck / anderwerven te vertalen / maar dat nu uyten Latyne zelf: alst my weenigh magh | |
[pagina 62]
| |
verdrieten (want het my stichtelyck verlustight) t'zelve boexken twee òf driemalen int Jaar te doorlezen. Die lust dan tòt dit werck / heeft myn vlite daar òòck toe zulcx ghewackert / dat ick na t'voleynden zie / dat myn voorsz. eerste ende mesdructe overzettinghe / deze myne teghenwòòrdighe niet meer en schynt te ghelycken / dan (zòmen zeyt) een Kat een Entvoghel. Ende want ick nu doort eerste zò lelyck verdruckenGa naar voetnoota / zulcx weder vreesde / sprack aan Christoffel Plantyn / om te verzoecken òf de zelve òòck gheneghen zoude zyn dit boexken te drucken: wel wetende / indien zyn L. daar toe willigh ware / dat ick dan wel verzekert zoude zyn / van met dit zelve boexken / my niet weder te stòten aanden voorghaanden steen van mesdrucken. Dòch was ick beducht neen / ten aanschou van deze zò zeer quade ende neringlòze tyden: maar t'gheviel my recht teghen myn vermoeden. Want de man zò haast niet en hòòrde dat ick dit zò Leerlyck ende tròòstelyck boexken (zò hyt terstond daar voor òòck scheen te houden als diet wel kende) overzetten wilde / in Neerlandtsch uyten Latyne / zich zelf niet min begheerlyck tòònde tòt het drucken / dan ick tòt het overzetten van dien. T'was my lief / ick steldet over in Neerlandtsch / ende sprack een wyle daar na met zynder L. die my zeyde verstaan te hebben / datter nòch al eenighe boexkens vanden eersten druck voorhanden waren in zommighe boeckwinckelen: des ic doeGa naar voetnootb in vermoeden quam dat de zelve Plantyn uyt redelycke òòrzake van schade te beduchten aan dit boecxken / daar uyt zoude scheyden: maar neen / hy bleef nòch willigh als voor / niet zonder myn verwonderen / zò zyn L. nòch is ende nu alle daghe t'zelve in voornemen is aan te legghen. Nadien nu hier / by deze nieuwe òf herboren vertalinge / een nieuwe toeschryvinghe aan yemand vereyschte / en hebbe ick niemanden t'selve voechlycker weten toe te schryven dan U.L. waarde ende jonstighe òòck konstige vrunden. ende dit niet om t'zelve tegen zynen vyanden (zòòt eenighe mochte hebben) te verandtwòòrden: maar om onder t'ghezelschappe van u luyder Letterkunste / met d'andere stenen by U.L. meer ende meer te bereyden ende uyt te gheven staandeGa naar eind[4] / tòt optimmeringhe vant Neerlandtsche welsprekenheyds tempelken te mogen eenighe hantreyckinghe helpen doen: Daer toe U.L. deze myne kleyne arbeyd wel in zò gròòte jonste zullen weten aan te nemen / als t'selve met gròòtjonstiger herten ghemeynt wordt van my. U.L. alder dienstwillighe ende jonstighe medebroeder / |
|