Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670
(1996)–Theo Hermans– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 2
[pagina 27]
| |
Teksten | |
[pagina 29]
| |
Den tweeden boeck van Architecturen Sebastiani Serlij / tracterende van Perspectyven / dat is / het insien duer tvercorten [...]. Die aldervermaertste Antique edificien van templen / theatren / amphiteatren / paleisen / thermen / obeliscen / bruggen / archen triumphal. &c [...]. Reglen van Metselrijen / op de vijve manieren van Edificien / te wetene / Thuscana / Dorica / Ionica / Corinthia / ende Composita: ende daer by gesedt die exemplen vanden Antiiquen / die in dmeeste deel met de leeringe van Vitruvio overcommen [...]. Den vijfsten boeck van Architecturen Sebastiani Serlij / inden welcken van diversche formen der Templen getracteerd wordt / nae de maniere vanden Antijken / ende oock dienende voer de Kerstenen. [...]. Antwerpen: Pieter Coecke van Aalst, 1546-1553Sebastiano Serlio (1475-1554) studeerde architectuur in Rome en verbleef van 1527 tot 1540 in Venetië. In dienst van de Franse koning François I adviseerde hij bij de bouw van het kasteel te Fontainebleau. Van zijn Trattado di architettura, een rijk geïllustreerde praktische handleiding voor architectuur in klassieke Grieks-Romeinse stijl, verscheen eerst het vierde boek in 1537, vervolgens het derde in 1540, daarna het eerste tesamen met het tweede in 1545 en tenslotte het vijfde in 1547. Nog eens twee boeken verschenen postuum. De hofschilder, beeldsnijder en uitgever Pieter Coecke van Aalst (1502-1550) maakte waarschijnlijk in 1524-25 een reis naar Italië voor hij zich in 1526 in Antwerpen vestigde. Hij werd daar in 1527 lid van het Sint-Lucasgilde. In 1533 reisde hij naar Turkije. Zijn Moeurs et fachons de faire de Turcz avecq'les Regions y appertenantes werd, net als de volledige vertaling van Serlio, na zijn dood uitgegeven door zijn tweede echtgenote Mayken Verhulst. Pieter Coeckes vertaling van Serlio - de eerste aflevering, Boek IV, was reeds in 1539 verschenen - wordt genoemd in Lodovico Guiccardini's Descrittione di tutti i Paesi Bassi (1567) en in Karel van Manders Schilder-Boeck (1604). [Exemplaren UB Gent, British Library] | |
[Eerste boek:] Den beminders der Architecturen S.Dat onse auctuer Sebastiaen Serlius om zijn leeringe van Architecturen behaechelijck te makene, den vierden boeck vander gemeenen reglen eerst wt heeft laten gaen, ende daer nae den derdden boeck vander Antiquiteyt, vreesende dat, hadde hy aende Geometrie ende Perspective eerst begost, (midts dat die selve (al zijnse cleyne) niet zoo genoechelijck en zijn om in te studerene als dandere) datter lutter iemant lust soude toe gehadt hebben. Die selve oorsake beminde Lesere, heeft my dus lange gehouden eer ick dees twee boeken ooc hebbe willen translateren ende wtgeven, Ia was wel van sinne dieselve teenemaele te verlatene, en hadde die begeerte van sommigen gedaen daer ick meer om doen soude, midts dat ick sie dat hem den meestendeel van onsen wercklieden, alleene metter hande- | |
[pagina 30]
| |
lingen laten genoegen, ende lutter daer op achten, oft huer wercken met rechter Simmetrien gemaect zijn, dat welcke nochtans seer confuys es voer die verstandige te siene, in sulcken sonderlingen wercken, dewelcke aengaende der handelingen, byna den Italiaenschen souden mogen voergesedt worden. Waeromme dat mijn wenschen wel zijn soude, gemerct dat ick noch desen aerbeyt ende cost aenveerdt hebbe te doene, tot vorderinge van onser natien, dat hem niemant die voer werckman soude willen gehouden zijn, en wilde laten verdrieten, desen aerbeyt in handen te nemene, ende dien reglen achtervolgende, make, dat hy ende zijn werck, moghen te vollen gepresen worden. | |
[Derde boek:] Aen den lesere.Hoe wel dat vele diversche Auctoren ons wonderlijcke beschrivingen van architecturen / als vanden Egyptienen / Asianen / Grieken / ende meer andere natien ghemaect zijnde / achterghelaten hebben / alsoe dat wij lesende den ooren moghen gehenouch doen aenghaende der groodtten / te wetene / hoe lanck / breet ende diepe dat eenighe metsselryen geweest zijn / soe en connen wij nochtans den ooghen ende der begheerlijcheyt van alsulcken onghelooflijcken hantwerck ende conste te siene daer mede niet vernoeghen / ten ware dat ons de eeuwe van dien tijden ghegont hadde / aenghesien dat de reliquien van alsulcken wercken al meest duer den tijt vernielt zijn / dat wij de figueren tsamen byder lettere hadden moghen in dbeworp sien: ghelijck wij in desen teghenwoerdighen boeck niet alleenlijck lesen en moghen wat ten lesten nae alle andere natien die Romeynen ghebouwen hebben / maer hebben eenen alsulcken Aucteur voerhanden / die de figuren (sulcx alsmense noch in wesen vindt) van stuck te stucke niet alleene by roeyenGa naar voetnoota / ellen / voeten / ende palmen / maer oock by minuten scherpelijck ghemeten ende daer toe wel gheconterfeytGa naar voetnootb ons voorghestelt heeft. Ende hoe wel dat ick gheen meyninghe en hadde / desen boeck vande Antiquiteyt der Romeynen in onser talen te druckene / midts dat haer de sprake niet verre ghenouch en strect / oft dat by avonturen der liefhebbers te weynich zijn om mijn oncosten te verhalene: soe en hebict nochtans niet connen ghelaten / wandt my dat groote werck der fortificatien vander vermaerder stadt van Antwerpen daer toe ghedronghen heeftGa naar eind[1] / ende dat daer omme / op datt een yeghelijck die hem verwonderende is vander grootten / dwelck met ontallijcken costen ghemaect wordt / hier inne sien ende by hemselven overlegghen mach / wat grooter ia noodelooser costen by dit te ghelijckene / dat die Romeynen (ick swyghe andere natien) voortijden ghedaen hebben int maken van obeliscen / piramiden / thermen / theatren / amphitheatren / archen triumphal / ende meer andere dinghen die alleene tot ghenoechten ende triumphen dienden: waerduere te vermoeden is / dat om eene alsulcken stadt / tot welvaert | |
[pagina 31]
| |
van desen lande / te beschermene / datse die versterckinghe eer noch vromerGa naar voetnoota dan zy is / souden ghemaect hebben. [...] | |
[Voorrede bij het vierde boek:][...] Gemerct dan dat alle lief hebbers der Architecturen geen Italiaens en verstaen / soo hebbick dese (na mijn oerdeel) aldersekerste ende claerste Reglen wt den Italiaensce in nederlants overgesedt / behalven de namen van alle porceelen / der basen / capiteelen / cornicen &c. die en hebbick niet verduytst / hoe wel dat BastiaenGa naar voetnootb byde vocablen Vitruvij de geuseerde moderne vocablen van Italien sedt / der welcker wij sommige so qualijck verstaen souden als de Latijnsche: waeromme dat ick prijsen soude / aengesien dat wij dees maniere van Vitruvio in scrifte ontfangen hebbenGa naar eind[2] / datmen hem der namen Vitruvij gewende / op dat de gheleerde vanden werckman ende de werckman vanden geleerden verstaen worden. Oock op dat den ghemeenen man leselijckerGa naar voetnootc sijn soude / so hebbicken in brabantsche lettere gedruct.Ga naar voetnootd Ende hoe wel dat desen vierden boeck van sevenen eerst wtgegeven wort / midts dat hi den oerboerlijcsten is / so en sijn nochtans die andere niet min behulpich totter Architecturen oft conste van metsselrijen / gelijckmen inde navolgende voerrede sal mogen vernemen. |
|