Mexico zingt. Een bloemlezing uit de Mexicaanse lyriek sinds de 15de eeuw(1992)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Bij de ‘Loterías’ in Oaxaca Cactus: Van het zachte cactusblad mag ik het liefst de ader, en geen mondvol smaakt zo zoet als 't vrouwtje van een ander: Hoewel je ze zoutloos eten moet, zijn zij op elk uur smakelijk. Pijnboom: De pijnbomen van het stadspark wuiven naar alle zijden - zo bewegen de mensen zich waneer ze door liefde lijden. Roos: Een rode roos uit Castilië ging stuk door alle regen. Ze ga met God, het liefje dat niets mij is schuldig gebleven. Het pijnlijke is enkel, dat lachend een ander haar heeft gekregen. Dode: De dode sprak bij zijn sterven: 't Is smartelijk, dit doodgaan; 't waar beter niet te sterven dan zózeer uit het lood slaan - te sterven en zijn liefde te laten in handen van andere sukkels die niets doen dan maar wat praten. [pagina 129] [p. 129] Doodkist: De dood is een vijand der braven; liet niets mij, kwam alles ontrukken: mijn vrouw is nog niet begraven, en 'k slaap al met haar zuster. Schip: Je lijkt net een vliegende stoomboot, de straat opsnellend met veel gewag. Nu heb jij een nieuwe vrijer en zegt me niet eens meer gedag. Maar wacht tot een beetje later: bij 'n ander betaal je 't gelag. Danseres: Danseresje, danseresje met je rok van rood changeant, zeg me wie je broertje is, dat ik hem ‘zwager’ noemen kan. Zon: Ik zou de zon wel willen zijn, die door je venster binnendringt om vroeg je te begroeten, terwijl je in je bed nog ligt. En wachten zou 'k totdat je zei: ‘Hier, neem je speen en sluimer in.’ Maan: Reeds stijgt de mooie maan omhoog, omringd door klokken in 't donker. Gelukkig is het moederoog dat neerziet op lieve dochters! Beveel ze aan bij de Lieve Heer, en mij aan de afgestorv'nen... [pagina 130] [p. 130] Ster: ‘Hij 's kapot, ik koop hem niet, koopvrouw,’ zei de Indio tegen een Indiaanse omdat ze hem wees naar de morgenster die aan 't ochtendgewelf hing te dansen. Vrouwenfiguur: Een grote gek is alwie trouwt en een vrouw er op na wenst te houden; hij zoekt een bazin die hem dienstbaar houdt en maakt lui wie hij moet onderhouden. Hartenvrouw: Ik heb het je wel gezegd, o hart, in de tijd dat ik je liefhad, dat jij nog eenmaal, vroeg of laat zou wenen omdat je verdriet had... Je weet dat geen enkele kalebas blijft hangen tot hij vergaat... Hemd: Don Ferruco valt om van het lachen in 't park, ten aanzien van allen, - omdat bij zijn trouwe keukenprinses het hemd naar beneê is gevallen. Don Ferruco: Ik vroeg eens aan don Ferruco of op een gehuwde men zich nog verlieft, en hij antwoordde mij heel olijk: ‘Die vrouwen zijn het meest geliefd. Want zij hebben verzorgers allang en doen niets meer uit eigenbelang.’ [pagina 131] [p. 131] Paard: Bij 't eerste onweer in mei bleef mijn huis verlaten. Mijn vrouw en mijn paard zijn allebei vertrokken met de soldaten. 't Is om mijn paard dat ik nu schrei, mijn vrouw had ik al in de gaten! Schorpioen: De vrouwen zijn allen des duivels en doen het de schorpioen voor: zodra ze zien dat men arm is steken ze en gaan ervandoor. Vlinder: Vlindertje, ingeslapen schat, ik wil dat je dromend toch raadt dat hij die je liefheeft hier vóór je in 't donker te zingen staat. [Verzameld door R. Campos] Vorige Volgende