Mexico zingt. Een bloemlezing uit de Mexicaanse lyriek sinds de 15de eeuw(1992)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Coplas van de straat 1.[regelnummer] De liefde van de vrouwen is net als die van de kippen; ze lopen als de haan ontbreekt zelfs een kapoen achter zijn slippen. 2.[regelnummer] Men zegt, als ik bij jou aan huis durf komen, dat iedereen mij weer de straat op kaatst. Vertel ze, niet in 't water rond te roeren, waarvan toch ieder drinken moet op 't laatst. 3.[regelnummer] Reeds hebben de hanen gekraaid, mijn kleintje, ik mag niet dralen... - ‘Ga nog niet weg, mijn lieveling, vóór de eerste zonnestralen.’ 4.[regelnummer] Ik nodig om te proeven uit, van mijn atole, alle buren; want schoon de atole heerlijk is, de kookster is al aan 't verzuren. 5.[regelnummer] 't Vrouwtje dat twee tegelijk er op na houdt, weet van wanten; immers als er één kaars uitgaat, blijft de andere toch nog branden. 6.[regelnummer] De wreedheid van 't ondankbaar lot maakt dat men eindelijk begrijpt: de cactus wordt alleen bezocht wanneer zijn vruchten zijn gerijpt. [pagina 124] [p. 124] 7.[regelnummer] Ik ging een keer van al mijn leed een kruisbeeld op de hoogte stellen, maar Onze Heer Christus antwoordde mij: ‘Dat moet je net mij vertellen...’ 8.[regelnummer] Je bent, mijn lief, zo lieflijk als een roos die geen dorens heeft. De enige fout die je aankleeft is: dat je mij horens geeft. 9.[regelnummer] Zeg je moeder, mijn liefste meisje, dat ze je iets geeft te doen, want heb je geen werk, dan blijft alleen nog over: gestoei en gezoen. 10.[regelnummer] Als je wilt dat ik van je hou, laat dan eerst de zee plaveien - en pas als die goed geplaveid is, ben ik van jou, en mag jij met me vrijen. Vorige Volgende