Mexico zingt. Een bloemlezing uit de Mexicaanse lyriek sinds de 15de eeuw(1992)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Reis De agaven steken hun tong naar ons uit, maar de maïsstengels, mager en uitgegroeid, met hun slordig geknipte kuif en hun schoolschrift onder de arm, groeten ons met kapotte mouwen. De magueys zijn ijverig bij heilgymnastiek en heffen hun vijfhonderdponders; de zon - een geheime politieagent - (hij gooit met een steen en verbergt zijn hand) verraadt onze ietwat lachwekkende vlucht in de toverlantaren der weide. Maar des nachts zullen wij ons wreken wanneer we onze lampen ontstekend, de heesters ter aarde werpen. De ene boom of de andere wil les geven in linguïstiek. De wolken, inspecteurs van Monumentenzorg, kloppen de bergen uit hun maquettes. Wie wil er tennissen met de cactussen en agaven achter het net van de telegrafen? Wat later kunnen we een Russisch bad nemen op 't paard dat verdwaald in de bergen rent. Neen, een douche van de regenboog zal genoeg zijn, we drogen ons af met een ‘stratus’. [Salvador Novo] Vorige Volgende