Maar hoe goed is het te weten dat nergens het volslagen onbekende, nergens de volkomen onherbergzaamheid ons wacht. En daarbij tóch de bekoring te ondergaan van de verandering, het zich verplaatsen, het voorgoed achterlaten van alles wat niet deel werd van onszelf, en te verwachten dat iets bijna-onbekends ons tegenlacht; dat palmen zullen wuiven over blauwe baaien, witte huizen zich groeperen tot nog onbetreden steden, en de havens die wij vroeger binnenliepen, thans in een ander zonlicht zullen stralen. Het hart zonder land heeft juist dáárom overal zijn land, vindt ruimte in heel een melkwegstelsel.
Ik weet dat er veel geweest is binnen het bereik van mijn handen, wat ik naliet te bewonderen en zelfs niet zàg, terwille van het onbekende dat ik droomde. Of goede dingen die ik met een te vluchtige blik snel voorbijliep terwijl ze anderen zo kostbaar waren. Het zij een zwakheid - ze is mij lief zoals alle zwakheden ons bever zijn dan deugden. Het is geen ontevredenheid met het nabije, maar de gezonde gulzigheid van een die zelfs na bijna negentig boeiende levensjaren diep doordrongen blijft van de tragische waarheid: dat het leven kort is... en de kust zeer lang. Het is de onverzadigbaarheid van een die maar al te zeer weet, dat er meer schoonheid is dan onze ogen kunnen zien; van een hunkeraar die ervaren heeft dat alle leven bezeten is van een honger die blijkbaar zelfs door het grootste wonder niet gestild kan worden.
Laat dit dan de verontschuldiging zijn, dat ik (opnieuw) aandacht vraag voor iets zo buitenissigs als de Mexicaanse poëzie, - voor het lyrisch deel uit een zeer veel groter geheel. Die lyriek heeft immers bij heel veel onoorspronkelijks - vooral inzake zijn vorm - toch iets zeer eigens wat zijn stemmingen, atmosfeer, beeldspraak en schoonheidsidealen betreft. Zijn makers werden zich het eigene ook allengs meer bewust, zodat de hedendaagse Mexicaanse dichtkunst duidelijker als een typisch ‘Amerindische’ herkenbaar is, dan die uit het interregnum der koloniale overheersers, waarin hun werk meesten-