Geïllustreerde flora van Nederland

Handleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten

[p. 137]

Hoogere zwammen.

Van	I-VIII	Familie	Plaatzwammen.
Van	IX-X	Familie	Buis- of Pijpzwammen.
Van	XÍ	Familie	Stekelzwammen.
Van	XII	Familie	Koraalzwammen.
Van	XIII	Familie	Trompetzwammen.
Van	XIV	Familie	Stinkzwammen.
Van	XV	Familie	(a.) Aardsterren, (b.) Nestzwammen.
Van	XVI	Familie	Stuifballen (ook a. van XV).

[p. 138]

[p. 139]

Vliegenzwam, Amanita muscaria. Vergiftig!

I.	a.	Volwassen ex. met beurs, ring of manchet en hoed met schubben, van de beurs afkomstig.
	b.	Jong; toont 't ontstaan van de schubben op den hoed uit de gescheurde beurs.
	c.	Doorsnee,
	d.	Iets ouder; 't loslaten van den ring.

Groote Parasolzwam, Lepiota procera.

II.	a.	Volwassen.
	b.	Jong (paukestokvorm).
	c.	Doorsnee; toont den verschuifbaren ring en de schubben die, (behalve die op de kruin) ontstaan uit scheuringen van de opperhuid.
	d.	Lepiota met haarvormigen ring.

Honingzwam, Armillaria mellea.

III.

Van links naar rechts opklimmend in leeftijd, op een boomvoet. Zie ook blz. 141.

Saterstoelen, Russula.

IV.		Volwassen exemplaar met jong.
	a.	Toont de plaatjes; sommige zijn vertakt maar alle loopen van hoedrand tot steel.
	b.	Plaatjes van een niet-Russula, geen vertakte plaatjes, sommige beginnen bij den rand, maar bereiken den steel niet.

Melkzwam, Lactarius.

V.	a.	Volwassen met kringen en melkdruppels.
	b.	L. torminosus met haren aan den hoedrand. Vergiftig!
	c.	Steel van L. deliciosus met oranje mantel en holte.

Dooierzwam, Cantharellus cibarius.

VI.

De plaatjes zijn dik, wasachtig, weinig in aantal (plm. 10 per cM., aan den rand) en hier en daar door dwarsplaatjes verbonden.

Kampernoelje, Psalliota campestris.

VII.	a.	Volwassen; de plaatjes zijn violetzwart.
	b.	Jong (plaatjes bleek paars-rose).
	c.	Toont 't loslaten van den ring van den hoedrand en 't ontstaan van de vliesvormige voortzetsels van den hoedrand. Zie ook blz. 132.

Inktzwam, Coprinus.

VIII.	a.	Volwassen (ring haarvormig, soms verdwenen) met jong (ring nog duidelijk).
	b.	jong en oud, de laatste bezig tot inkt te vervloeien.
	c.	Doorsnee jong ex., plaatjes talrijk, geheel vrij van de steel, deze hol.

Eekhoornbroodje.

IX.	a.	Boletus edulis (= bulbosus). De beste, eetbare Boletus, (zonder ring).
	b.	B. elegans (heldergeel). Sierlijke Boletus met overblijfselen van den ring aan steel en hoedrand.
	c.	Doorsnede van een Boletus, toont de laag van buisjes.

[p. 140]

Buisjeszwammen.

X.	a.	Elfenbankjes, Polyporus versicolor, op doode boomtakken of -stronken.
	b.	Tondelzwam, Fomes, en poriën.
	c.	Biefstukzwam, Fistulina hepatica.
	d.	Buisjes vergroot, los van elkaar.
	e.	Jong, doorsnee.
	f.	Buisjes van Dennenmoorder, Trametes.

Stekelzwammen.

XI.	a.	Stekeltrechter, Hydnum repandum (geelbruin).
	b.	Roestkleurige Stekelzwam, Hydnum ferrugineüm.
XII.	a.	Bosch-Koraal, Clavaria.
	b.	Kleverige Hoorntjes, Calocera viscosa.
	c.	en d. Knotszwammen, Clavaria.
XIII.	a.	Franjerand, Thelephora terrestris.
	b.	Hoorn van Overvloed, Craterellus cornucopioides.

Stinkzwammen.

XIV.	a.	Stinkzwam, Phallus impudicus, in 't begin met een groenen hoed, die na 't sporen verliezen wit wordt.
	b.	Jong ex. of Duivelsei in doorsnee.
	c.	Kleine roode Stinkzwam, Mutinus caninus.

Aardsterren en Nestzwammen.

XV.	a.	Aardster, Geaster.
	b.	Nestzwammen, Cyathus (boven) en Crucibulum met sporendoosjes in 't bakje.

Stuifballen.

XVI.	a.	Wolfsveest, Lycoperdon caelatum.
	b.	Juweeltjes, L. gemmatum.
	c.	Bovist, Bovista.
	d.	Lycoperdon, doorsnee.
	e.	Lycoperdon, leeggestoven.
	f.	Aardappel-bovist, Scleroderma vulgare.

De groote figuur hiertegenover vertoont de vruchtlichamen van de Honingzwam op verschillende leeftijden, bevestigd op bandvormige en harde deelen (rhizomorphen) van de zwamvlok (mycelium).

[p. 141]