Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] In den zaaitijd. Bij avond. De grauwe schemering gaat dalen, 'k Zie 't laatste stukje van den dag 't Laatste uur van d'arbeid met zijn stralen Vervroolijken als met een lach. Ik zie een grijsaard, onverdroten, Langs 't door den ploeg getrokken spoor, Het zaad, dat de oogsten houdt besloten Der toekomst, werpen in de voor. Zijn schaduwbeeld verheft zich boven Het veld, waarlangs zijn voeten gaan; Men ziet hoe vast hij 't moet gelooven: Daar breekt hierna een oogstdag aan! Hij wandelt heen en weêr langs d'akker; Hij leêgt zijn hand, en vult die weer, En zaait, en zaait steeds even wakker; En ik zit als getuige neêr, En zie, hoe 't is of langs de kimmen De schaduw van dien wandelaar Tot aan de starren op doet klimmen Des zaaiers plechtig handgebaar. (Victor Hugo). Vorige Volgende