Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Het Weeshuis bij het Vondelspark te Amsterdam. 't Was goed bedacht: voor 't oord om Vondel te vereeren Koos men een Park. De Bard beminde steeds natuur: De schepping Gods ontstak gestaâg zijn dichtervuur: Hoe spelemeit zijn geest in dezen hof des Heeren! En slaat hij soms een blik daar buiten, zie dees muur, Die oprijst om gebrek en kou van 't lijf te weren Van lamm'ren zonder wol, van vogels zonder veêren, Van weeskens, 's Dichters liefde en zangstof te aller uur. O ziet hij aan zijn voet die ouderloozen weemlen, Voor wie hij 't wonderschoon: Och, help wat dragen! zong, 't Is of hem 't hart omhoog in d'ijzren boezem sprong, En zijn metalen mond een danktoon zond ten heem'len, Waar na drie eeuwen nog de beê gehoor verwerft Van 's stervlings liefde tot de Liefde, die niet sterft! Vorige Volgende