Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens
(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend
[pagina 199]
| |
I.Bekeer u! - Maar is dat een eisch aan de Jeugd?
Gun lente haar bloesem, en jonkheid haar vreugd!
Bekeer u! - Ik heb er geen hoofd voor noch tijd;
In 't midden des daags is ook 't heetst van den strijd!
Bekeer u! - De vrucht dient van 't werk nu geoogst;
Is 't dringendst gedaan, komt er ruimte voor 't hoogst.
Bekeer u! - Te laat! Uit het hart week het vuur;
Voor omkeer geen kracht meer in 't middernacht-uur!
| |
II.Bekeer u! - Hoe klinkt op die roepstem het woord
Van hem, die de les van elk levensperk hoort?
Bekeer u! - Hier ben ik! Des bloesemens tijd
Is lente, en den Heer zij mijn bloesem gewijd.
| |
[pagina 200]
| |
Bekeer u! - Als Man past me een ernst, dient me een kracht,
Roept me een strijd, waar ik hulpe van Boven voor wacht.
Bekeer u! - Daartoe raadt me Ervaring, wier vrucht
Mij toont: Buiten God alles ijl als de lucht!
Bekeer u! - Waar d'Ouden schier alles ontzinkt,
Heil mij, zoo Gods arm met zijn steunsel me omringt!
Twee stemmen gehoord! wat is slotsom? - Uw hart
Zegge u, wat van beiden uw hartetaal werd!
|
|