Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] Ongeloof. Trotsch blaast het stof zich op; de wolk geeft voor te stralen; De mensch, in driesten waan, ontkent dat God bestaat; Als waar' hij de Almacht, wil de worm zijn lot bepalen, Terwijl de rede hem voor een'ge leidstar gaat; De rede, door de rede alras betrapt op dwalen, Onzeker licht, dat bloot een scheemring schijnen laat, Broos scheepsroer, machtloos 't schip, dat dreigt naar 't diep te dalen, Te redden, waar de storm ze saam aan stukken slaat! De Rede van vandaag moest gisteren Dwaasheid heeten, En heet licht morgen 't weer. Is 't leven niet een zee, Waarop de stervling zwalkt, staag op en neer gesmeten, Terwijl hem 't stranden dreigt op klip van wee bij wee? Apostlen van het Niet, zoo ge ons de poorten sloot Der Hope, ontneemt ons dan ook 't lijden en den dood! (Ontleend.) Vorige Volgende