Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Eenerlei gloed. Aan mijn gade. Hoe schoon blonk eenmaal onze Aurora, Melief! Geen rozengaard van Flora Kleedt zijn gebloemte in rijker dos. Wel moest, naar 's hemels vaststaande orden, Aurora sedert Vesper worden; Wat nood? Toch gloort ons 's hemels blos. En vraag mij niet, wat meer kan boeien: Het morgenrood of 't avondgloeien? 't Is de eigen kleur, 't blijft de eigen gloed: De zon der liefde strooit haar rozen, Die even schoon de lucht doen blozen Bij welkomstkus als afscheidsgroet. Vorige Volgende