Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Levens-poëzie. Men kan de menschen met de dichtsoorten gelijken. Daar zijn beproefden, droef gelijk een elegie; Daar zijn gelukkigen, aan elken zegen rijken, Wier aanzijn een idylle is, zoet van melodie; Daar zijn, wier leed u 't noodlots-treurspel doet gedenken; Daar zijn, wier lip de vreugd met 's blijspels lachjes plooit; Daar zijn, die 't hekeldicht door dwaasheên stoffe schenken; Daar zijn, die als Pierrot de narrenbelkap tooit. Hoogst zeldzaam zijn, die aan een epos helden geven, Of die als de ode door hun vlucht ten starren gaan. 't Gelukkigst acht ik hen, wier Godgeheiligd leven Een hymne is als van hen, die de Englenharpen slaan. Vorige Volgende