Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Mijn reis. Nog een Christen-harptoon. Mijn weg is den reisweg Door de Alpen gelijk, Die stijgende kronkelt Door 's Sneeuwkonings rijk. Hij loopt als naar 't einddoel Naar 's Witten-bergs top; Daar zetelt volheerlijk De Lichtkoning op. Hoe zalig zal 't wezen, Kom ik eenmaal daar, Waar ik zonder sluier Den Eeuwige ontwaar: Waar, 'k zelve nu heilig, Den Heilige dien, En ook, aan zijn zijde, Mijn Heiland mag zien. Maar om er te komen, Wat moeite en wat strijd! Zoo eng zijn de paden, En de afstand zoo wijd! Zij loopen langs steilten En afgronden heen; Sneeuwstortingen vallen [pagina 159] [p. 159] Rondom naar beneên. Laat storten, wat neêrstort, Wat gaat het mij aan? Mij raakt slechts het bergpad, Dat ik heb te gaan; Dat ligt voor mijn schreden, Gebaand door de Hand, Die eens op deez' reisweg Mijn voet heeft geplant. Er zijn, ja, die zoeken: ‘Dees diepten - van waar?’ Er zijn, ja, die vragen: ‘Daar boven, - hoe daar?’ Ik zoek niet, ik vraag niet: God weet, hoe het moet. Als hij langs zijn reispad Maar me aankomen doet! Wel stooten soms steenen, Ruw, hoekig en hard, Mijn voeten, en baren Die wonden mij smart. Wel lijd ik soms honger; Wel kwelt mij soms dorst, En foltert de bergwind Mijn hijgende borst. Maar wat ik ontbere, Mijn God blijft mij bij; Mijn brood is zijn volheid, Mijn water is Hij. Hij is mijn Geneesheer, Mijn steun en mijn kracht, En val ik, zijn arm draagt Het lammeke zacht. Wie rondreist door de Alpen, [pagina 160] [p. 160] Zijn steun is zijn gids, Die raadsman en leidsman En noodhelper is: Mijn ‘gids’ is de Heere; Geen hulp gelijk hij, En, wat nooit een mensch was, Almachtig er bij. 'k Zie dus niet in 't ronde; 'k Zie enkel op Hem: Zijn spoor is mijn spoorslag, Mijn raad is zijn stem. Mijn hand in zijn handen, Ga 'k meê waarheen 't zij: 'k Weet: met Hem ga 'k zeker, En - 't einde is nabij! O zaligend einde: De Bergtop gehaald, Waarop in haar reinheid Gods heerlijkheid straalt. Weg reiskleed, en reisstaf En schelp op den hoed!.... De pelgrim valt dankend Zijn Reisgids te voet. Vorige Volgende