Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Een gebroken luit. (Zie het kritisch opstel: ‘Jufvrouw Hasebroek,’ in de Literarische fantasiën, door Cd. Busken Huët.) Haar ‘Minnegezangen’, - zoo doopte eens een veder, Begaafd boven velen, het werk van de stift Der zuster, mij dier, die haar harte, zoo teeder, Uitgoot in het dicht, door haar veder gegrift. En 't was zóó. De jonkvrouw, ontvlamd en bewogen Door 't zoetste gevoel van 't ontwakende hart, Schiep beelden, waarin voor de kunstlievende oogen De gloed van die liefde verheerelijkt werd. Toch bleef niet altijd haar die zielszucht ontgloeien, Gelijk ze ook geen hart gansch bevredigen kan: Een andere Bruîgom kwam anders haar boeien, Een andere liefde verving den roman. En toen? - Zweeg uw luit, Lieve! in latere jaren, 'k Dank Rafaël 't beeld, waar gij toen op geleekt: Cecilia, hoorend der engelen snaren, Waarop ze, in verrukking, haar speeltuig verbreekt! Vorige Volgende