Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] In de haven van New-York. (Bij een plaat). Wat lichtzee golft, die nederdaalt En op de zee van water straalt, Waaruit New-York komt opgestegen? 't Is de elektrieke Vuurbaak-gloed, Die 't beeld der Vrijheid vlammen doet, Als gift van 't Fransche volk verkregen. Wat zonneglans bij nacht! Gewis, Zoo alle vrijheid leven is, (Gelijk nu de bazuinen ‘blazen,’) Voor 't land, dat zulk een Vrijheid draagt, Is dan een levensdag gedaagd, Die aarde en hemel moet verbazen!... Een levensdag? een levensbeeld?.... Een goed dan toch, dat elk niet deelt! Zie maar die duizenden van dooden, Die door den valschen glans bekoord, Waarmeê het beeld der Vrijheid gloort, Den dood des vuurs in de armen vloden. Wie zijn ze? - Och, arme vooglen zijn 't, Die, als de koude in 't Noord verschijnt, Haar, naar hun god hen leerde, ontvluchten, En nu, op weg naar 't warmer strand, Hun reize namen langs het land Der Noord-Amerikaansche luchten. [pagina 74] [p. 74] Zoo komen zij ter kwader uur Langs New-Yorks reê, en zien het vuur Dat 's Vrijheids-baak heeft aangestoken, En, als het mugje om 't kaarslicht danst, Zij vliegen aan op 't glas dat glanst, Dat hun de broze wiek zal breken. Zie slechts den rand des bakens aan, Waaruit gij 't lamplicht op ziet gaan: Een doodenveld ziet gij er zweven, Een in de lucht verheven graf, Een graf, dat doodde, eer 't herberg gaf Aan wie geen koû, maar vuur deed sneven. Ach, Vrijheid! Vrijheid! Eischt uw beeld, Waar 't door zijn glans onze oogen streelt, Deez' hecatombe als offerande? Hoe treurt dan elk gevoelig hart, Wien 't leed des kleinsten vogels smart, Die aan uw vuur zijn wieken brandde! Maar dieper, eindloos dieper wondt De smart des harten diepsten grond Om 't beeld, hier aan ons oog verschenen. Hoe menig, die den valschen glans Der Vrijheid, lichtende aan den trans, Als zielenmoorder moet beweenen! O God, zie ik die vogelkijns, En d' aan het licht gebrachten cijns, Dat hun de wieken heeft gebroken, Gij ziet den traan, mijn oog ontgaan, En neemt de stille smeekbede aan, Als offer in mijn hart ontstoken! Vorige Volgende