Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Mijn vijfenzeventigste verjaardag. (6 November 1887). Ik groet u, mijn Geboortedag, Dien 'k na een reeks van driemaal vijfentwintig jaren, Die God mij in zijn gunst wou sparen, Als jubelhoogtijd groeten mag. 'k Zie naar den Dierenriem omhoog: Ik zie mijn levenszon diens boog Rondijlen met gewiekten spoed..... Mijn Jubeldag, gegroet! Gegroet, mijn Lentetijd! 'k Zie weer uw lachend groen en keur van frissche bloemen, Schoon als waarop ooit jeugd mocht roemen, Als alles lacht en speelt en vrijt. Maar die Atlantis van mijn jeugd, Wat week zij spoedig met haar vreugd, En heel haar zonnige archipel!... Mijn Lentetijd, vaarwel! Gegroet, mijn Zomerperk! Ik zie uw bladerpracht mij dekken tegen 't schroeien Der middagzon, die staat te gloeien Op 't hoofd des mans, vol vuur aan 't werk. [pagina 68] [p. 68] Schoon is die uitverkoren tijd Van 's levens kracht tot 's levens strijd, Maar hij verteert ook 't leven snel..... Mijn Zomerperk, vaarwel! Gegroet, mijn Herfstseizoen! Door zomervuur gerijpt in koesterende luchten. Hoe juich ik in uw gouden vruchten, En purpren trossen tusschen 't groen! Toch 't bruine blad, de gele bloem, Zij spotten: waar bleef 's zomers roem? Als dreef met hen de orkaan geen spel.... Mijn Herfstseizoen, vaarwel! Mijn Winter! wees gegroet! Gij komt mij somber voor in 't mistig wolkgewemel, Al blonk nooit aan den zomerhemel 't Gestarnte met zoo heldren gloed. Maar dreigt ge ook met verval en dood, Gij draagt nieuw leven in uw schoot, En buigt naar 't lentgetijde u om.... Mijn Winter, wellekom! En nu, aan 't slot, gezegend Gij, Die boven aarde en zon, als aller eeuwen Koning, Van uit uw onbeweegbre woning Ons leven afmeet, tij' voor tij'! Ik dank u, Heer, voor elken dag, Dien 'k mij door u beschikken zag, Maar sla ik dag en dagwerk gâ.... Voor elken dag genâ! Vorige Volgende