Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Petrus gezift. Simon, Simon, zie, de Satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe... Lukas' Evangelie XXII:31. Wij lezen in de Heilge Schrift: Hoe Petrus, toen hij werd gezift, Moest vallen. En nu - zij 't in een andren tijd En plaats - verzoekt nog de eigen strijd Ons allen. De Satán wil ook onzen val, En, als zijn list gelukken zal, Zal roemen. Geen mensch, hij wone waar hij woont, Die zich van deze proef verschoond Kan noemen. Er is geen huis, waarin hij niet, Hoe goed hij 't ook gegrendeld ziet, Kan sluipen. Geen schild beveiligt voor zijn schicht, En, hoe ge waakt, hij zal u licht Bekruipen. [pagina 31] [p. 31] Maar ook voor ieder kraait de haan; Wij hooren hem, toch houden we aan Met strijden, Totdat door ons de Man van smart Tot driemaal toe verloochend werd In 't Lijden. Maar dan - één' blik van 't bleek Gelaat Ontdekt op eenmaal ons, wat kwaad Wij plegen. Men zift ons, tot de rouwtraan vliet, En God ons aan zijn voeten ziet Gelegen. Dan klinkt de kreet der wroeging rond; Het zwaard des naberouws doorwondt De zielen. Toch keert daarmeê niet de onschuld weêr; Wij worden niet dezelfde, als eer Wij vielen. Maar eedle harten staan weêr op, Bekampen tot hun laatsten klop Den Sterken, Hun hulp verwachtend van den Heer; Zij liggen niet in traagheid neêr, Maar werken. (Longfellow.) Vorige Volgende