Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] In de catacomben. Een doodenstad is 't hart der levenden, die rouwen Om menig die ze ontviel; maar niet alleen die doôn Zal daar de ziel als ze in die tombe daalt, aanschouwen; Nog droever schouwspel stelt die diepte haar ten toon: Zij vindt er dooden, die zij doodde, zich geboôn: 't Zijn de Idealen, eens door haar zoo hoog gehouên; Geloften, die zij deed met jonkheids zelfvertrouwen; Voornemens, in haar droom eens hares levens kroon; Ja, 't zijn begins'len, die aanvankelijk ontkiemden, All' zaden als de jeugd met volle handen strooit, Maar die, als haar de vorst en storm des levens striemden, Versterven in den knop, verdord, vernield, onttooid. Die catacomben door te wandlen, ach, 't baart smarten, Die verre in bitterheid den wrangsten rouwtraan tarten. Vorige Volgende