Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– AuteursrechtvrijNa de wyse: Vader ons in Hemelrijck. | |
[Folio 78v]
| |
1.
Ga naar margenoot+IN Israhel was een Propheet,
Ga naar margenoot+Ghenoemt Elias hoort bescheet,
Ga naar margenoot+Die brack her voor ghelijck een vyer,
Ga naar margenoot+En maeckte alle voorraedt dier,
Volc sturven in sulcken noot,
Ga naar margenoot+Hy straftse van haer traecheyt groot.
2.
Ga naar margenoot+Aen beyde sijden gaet ghy manck,
Sprack hy en dat al veel te lanck
Ga naar margenoot+Is die Heer God so dient hem recht
Ist Baal so weest sijnen knecht,
Spoedt u en hangt sulcken God an,
Ga naar margenoot+Die u met vyer antwoorden can.
3.
Conden syt alle wel verstaen,
Ga naar margenoot+En lietent recht ter herten gaen,
Ga naar margenoot+Het ghene dat ons God sendt neer,
Ga naar margenoot+Door Elia en andere meer,
Ga naar margenoot+Die 't haer wel laten duncken schoon,
Ga naar margenoot+Het sou anders comen ten toon.
4.
Och dat hem elck also bedocht,
Dat hy met waerheyt spreken mocht,
Ga naar margenoot+Ick vraech na Hemel noch na aerdt,
Mijn God is my veel meerder waerdt,
Ga naar margenoot+Ick weet ter werelt gheenen ding,
Ga naar margenoot+Dat ick hier te ghelijcken bring,
5.
Ga naar margenoot+By Vorstendom of Coninckrijck,
| |
[Folio 79r]
| |
Die wijsheyt Gods is niet ghelijck,Ga naar margenoot+
Want rijckdom is teghen haer niet,Ga naar margenoot+
Noch edel steen vaet dit bediedtGa naar margenoot+
Teghen haer is dat ghelt als sant,Ga naar margenoot+
Als dreck is silver hoe playsant.Ga naar margenoot+
6.
Wie dit mach spreken inder cracht,
En sijn ghewin voor schade acht,Ga naar margenoot+
Om Christus wille ende woort,Ga naar margenoot+
Die brengt alsulcke vruchten voortGa naar margenoot+
Dit tot ghesontheyt dienen frisGa naar margenoot+
Van die noch ongheloovich is.Ga naar margenoot+
7.
So yemant anders is ghesint,Ga naar margenoot+
Dat hy yet boven my bemint,Ga naar margenoot+
Sijn Vader moeder niet en haet,Ga naar margenoot+
Maer voor mijn cruyce is verveert,Ga naar margenoot+
Spreeckt Christus die is mijns niet weert.Ga naar margenoot+
8.
Fervloeckt worden sy alle ghelijck,Ga naar margenoot+
Die s'Heeren werck doet traghelijck,Ga naar margenoot+
Die niet en acht dat hy God kentGa naar margenoot+
Wert van God selver verblentGa naar margenoot+
Te doen het ghene niet betaemt,Ga naar margenoot+
Vol onrechtveerdicheyt versaemt.Ga naar margenoot+
9.
Ist dat een yser plomp verstijft,Ga naar margenoot+
Aen die wat ongheslepen blijft,
So moetmen dat met gantscher macht,
| |
[Folio 79v]
| |
Wederom scherpen dit betracht,
Ga naar margenoot+Insghelijcks met alsulck bescheyt,
Ga naar margenoot+Volcht die wijsheyt der neersticheyt.
10.
Ga naar margenoot+Laet ons die Schrift toch nemen waer,
Ga naar margenoot+Sy tuycht ons helder ende claer,
Ga naar margenoot+Dat niemant met lichtvaerdicheyt
Ga naar margenoot+Voor Gods heerlijcke majesteyt,
Ga naar margenoot+Sal blijven staen in sijn gherecht,
Ga naar margenoot+Ia nauwelijck den vromen knecht.
11.
Ga naar margenoot+In u voornemen weest niet traech,
Ga naar margenoot+Schout ydelheyt nacht ende daech,
Ga naar margenoot+Het heeft Christo so veel ghecost
Eer hy ons daer uyt heeft verlost
Ga naar margenoot+Gout silver nochte paerlen goet,
Ga naar margenoot+Maer sijn dierbare roode bloet.
12.
Ga naar margenoot+Vwen gheest nimmer blussen laet,
Maer als Levitico ses staet,
Ga naar margenoot+In Esaia veertich mee,
Ga naar margenoot+Moe noch mat blijft in gheenen stee,
rGa naar margenoot+Hoopt op God hy gheeft nieuwe cracht,
Ga naar margenoot+Dat vyer moet neerstich zijn ghewacht.
13.
Ga naar margenoot+Saeyt uwe saedt des smorghens vroech,
Savonts laet niet staen die ploech,
Ga naar margenoot+Ghy weet gheen uer u neerstich spoet,
Ga naar margenoot+V Heer comt als ghyt niet vermoedt,
Ga naar margenoot+Sijn loon is voor hem dat hy gheeft.
| |
[Folio 80r]
| |
Die oprecht ende Godloos leeft.Ga naar margenoot+
14.
Hoort wat die gheest Epheso seyt,
V arbeyt werckt verduldicheyt,Ga naar margenoot+
Weet ick en dat ghy t'quaet niet lijdt,
Maer d'eerste liefde zydy quijt,Ga naar margenoot+
Betert u ras of ick bring meeGa naar margenoot+
Iou candelaer van sijnen stee.Ga naar margenoot+
15.
Alle dis loopen na een prijs,Ga naar margenoot+
Sy loopen al, maer hy is wijs,
Die so loopt dat hy crijcht die croon,Ga naar margenoot+
Daer sullen veel sprack Christus schoon
Arbeyden om sulcx te bevroen,Ga naar margenoot+
En sullent met connen ghedoen.
16.
In drie deelen sal het volck staen,Ga naar margenoot+
Die twee parten sullen vergaen,Ga naar margenoot+
Die derde moet gheloutert zijnGa naar margenoot+
Met vervolch druck lijden en pijn,Ga naar margenoot+
Die hem dan weerdich zijn alleen,Ga naar margenoot+
Rusten all met hem in vreen. mt.25,34.Ga naar margenoot+
17.
Oock zijnse al niet wel ontfaen,
Die ten deele vocht s heeren vermaen,Ga naar margenoot+
En ginghen tot des Heeren feest,
Want daer is eenen vrient gheweest,Ga naar margenoot+
Die en hadde gheen bruylofts cleet,Ga naar margenoot+
Waerom die Coninck hem versmeet.Ga naar margenoot+
18.
| |
[Folio 80v]
| |
Ga naar margenoot+Noch ginghender thien maechden uyt,
Met lampen al, hoort mijn beduydt,
Vijf warender slechs aenghenaem,
Maer d' ander waren niet bequaem,
Ga naar margenoot+Om dat elck sijn licht niet ontstack,
Ga naar margenoot+Want haer alle vijf oly brack.
19.
Ist den ghenen also vergaen,
Ga naar margenoot+Die ree veel arbeyts heeft ghedaen,
Ga naar margenoot+En al mee loopt al na den prijs,
Ga naar margenoot+Ter bruyloft comt als maghet wijs,
Ga naar margenoot+Waer sullen sy verschijnen hoort,
Ga naar margenoot+Die niet en achten Godes woort.
20.
Ga naar margenoot+Siet toch eens op het onderscheyt,
Dat Malachias drie uyt leyt,
Ga naar margenoot+Een dach die als een oven brant,
Maeckt alle Godloose te schant,
Ga naar margenoot+Wie vreest des Heeren name soet,
Ga naar margenoot+Sal leven houtet my te goet.
|
|