Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– Auteursrechtvrij
[Folio 57v]
| |
Na de wyse: Cupido triumphant aenhoort mijn lamenteren.
1.
IOu bloeyende jeucht,
Ionckman jonckvrou bequame,
Ga naar margenoot+Iou lieffelijcke vreucht,
Die ghy nu pleecht te same,
Ga naar margenoot+Iou liefde in natuer
Die nu t'elcker uer,
Lichtelijck verdrijft alle jou ghetruer.
2.
Alle dese lust
Ga naar margenoot+Sal niet gheduerich blijven,
Ga naar margenoot+Van ouderdom sy blust,
Ga naar margenoot+Die tijt salse verdrijven,
Ga naar margenoot+Die liefde Christi soet,
Ga naar margenoot+T'gheloof en alle goet,
Ga naar margenoot+Och dat doch also oock niet doet.
3.
Neemt dit tot een exempel
Dat wy hier nu vertellen,
Ga naar margenoot+Want sonder vleck oft rempel
Ga naar margenoot+Gingen wy ons eens stellen,
Ga naar margenoot+Van herten reyn en bloot,
Ons sonden cleyn en groot
Ga naar margenoot+Achten begraven in Christi doot.
| |
[Folio 58r]
| |
4.
In heylighen cieraetGa naar margenoot+
Zijn wy Christo vertrouwet,Ga naar margenoot+
Met sijn gheest en ghenaet,Ga naar margenoot+
Van hem besaeyt bedouwet,Ga naar margenoot+
In sulcke deuchtGa naar margenoot+
Heeft Gods ghemeente vreucht,Ga naar margenoot+
Ia oock die Enghelen zijn verheucht.Ga naar margenoot+
5.
Als een bruydegom jent,Ga naar margenoot+
Hem van sijn bruyt verblijdet,
En om haer reverent
Veel priculen hy lijdet,Ga naar margenoot+
So heeft die Heer ghedaen,Ga naar margenoot+
Ons in liefden ontfaen,
T'sal aen sijne cant niet vergaen.Ga naar margenoot+
6.
Cleyn, groot jonck, out, arm, rijck
Niemant hem doch verlate,Ga naar margenoot+
Bestandich hem ghelijckGa naar margenoot+
Stelt u, acht schaed noch bate,
Ghedenckt op't eeuwighe goet,Ga naar margenoot+
Wt reynder liefden soet
Verworven met sijn dierbaer bloet.Ga naar margenoot+
7.
Of d'uytwendighe wenschGa naar margenoot+
Vergaet, na welck men gieuwet,
Dat d'inwendighe menschGa naar margenoot+
Van dach te dach vernieuwet,Ga naar margenoot+
En niet op sienelijck siet,
| |
[Folio 58v]
| |
T'zy vreuchde of verdriet,
Maer op 't eeuwich t'verandert niet.
8.
Besiet hoe Caleb sprack,
Ga naar margenoot+Out vijfentachtich jaren,
Syr.46,11 Sterckheyt hem niet ontbrack
Ga naar margenoot+In Gods werck voort te varen,
Ga naar margenoot+So lustich als ick stont
Van veertich jaer ghesont,
Ga naar margenoot+Doe my Moyses van Kades sont.
9.
Ga naar margenoot+Hoort voort na des Schrifts sin,
Ga naar margenoot+Niemant moet hem vervaren,
Ga naar margenoot+Maer t' eynde alst begint
Ga naar margenoot+Hem alle tijt verclaren,
Ga naar margenoot+Die t'quaet goet noemt,
Die den vromen verdoemt,
Ga naar margenoot+In ghelijcke straffe hy coemt.
10.
Ga naar margenoot+Asser ghebenedijt,
Met sonen overvloedich,
V broederen ghy zijt
Aenghenaem en behoedich,
Te wandelen met spoet,
In alle weghen goet,
Hy donck in olie sijnen voet.
11.
Ga naar margenoot+Iser en metael,
Ga naar margenoot+Om vasticheyt te toonen,
Want dat is t'principael,
| |
[Folio 59r]
| |
Sy onder sijne schoenen,
Sijn eerste liefd en vreucht,
Die blijft en alle deucht,
Sijn ouderdom zy ghelijck sijn jeucht.
12.
Esaias gheacht
Gaet ons dus claerlijck toghen,
Hy gheeft die moede cracht,Ga naar margenoot+
Sterckte die niet vermoghen,Ga naar margenoot+
Voort jonghelinghen dat,
Wel worden moe en mat,
Ia zy vallen oock wel plat.
13.
So wie nu op den Heer,Ga naar margenoot+
In ernst en trouwe wachten,
Loopt altijt even seer,Ga naar margenoot+
Ontfanghen nieuwe crachten,
Wt den psalmist ghy meucht,
Dit oock verstaen tot deucht,
Hy vliecht als een Arent die hem verheucht.
14.
So nu Gods liefde meestGa naar margenoot+
In ons hart is verheven,
Door den heylighen gheest,Ga naar margenoot+
Die ons eens is ghegheven,Ga naar margenoot+
Obedieertse seer,
Datse niet blussche weer,Ga naar margenoot+
Ende bedroeftse nimmermeer.Ga naar margenoot+
15.
Oeffent u Peterus prijst,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 59v]
| |
Vliedt wereltlijcke vreuchde,
Ga naar margenoot+Wt u gheloof bewijst
Menigherleye deuchde,
So sulck sonder verdriet,
Overvloedich gheschiet,
Ga naar margenoot+Onvruchtbaer noch ledich en blijft ghy niet.
16.
Ga naar margenoot+En die dees dinghen niet
Ga naar margenoot+Heeft, wort met blintheyt slaghen,
Ga naar margenoot+Ghelijck leyder gheschiet
Veelvuldich in dees daghen,
Vergheten onverhoedt
Die reyniginghe goet,
Ga naar margenoot+Van haer sonden door Christi bloet.
17.
Noch wortet ons ghewaecht
Ga naar margenoot+Hoe Nadab is ghevaren,
Ga naar margenoot+Die in sijn werck vertraecht
Ga naar margenoot+Gaet Salomon verklaren,
Ga naar margenoot+In sijn by spreucken soet,
Die is even so goet
Ga naar margenoot+Als die het sijne onnut verdoet.
18.
Daer voor hoort noch bescheyt,
Dat sy niet en ontfinghen,
Ga naar margenoot+De liefde der waerheyt,
Ter salicheyt te bringhen
Ga naar margenoot+So sandtse God met cracht,
Ga naar margenoot+Dwalinghe dach ende nacht,
Ga naar margenoot+Dan wort die leughen meest gheacht.
| |
[Folio 60r]
| |
19.
In dese spieghel claer,Ga naar margenoot+
Op desen toetsteen crachtich,
Beschouwen vele haer,
Ick meen t'woort Gods almachtich,Ga naar margenoot+
Maer grijpen als een kijnt
Na t'ghene datter schijnt
Op d'ander zijdt daert niet en vijnt.
20.
Crachtich des Heeren woortGa naar margenoot+
Gaen sommighe verhalen,Ga naar margenoot+
So't laet na een accoort
Daer met meer na te talen,
Niet uytvaghen het suer,Ga naar margenoot+
Nae 't luyden der SchriftuerGa naar margenoot+
Om die ghemeente te houden puer.Ga naar margenoot+
21.
Haer sin en haer ghemoedt,
Onverandert sy boghenGa naar margenoot+
Haer herte dat is goet,
Wenschen mocht ickt u toghen,
Nochtans die clare daedt,
Soo 't blijckt eenigher maet,
Die straft dese haer eyghen raedt.Ga naar margenoot+
22.
Tot straffe na der Schrift,Ga naar margenoot+
Tot handelen te stichten,
Van die overspelt drift,Ga naar margenoot+
Dronckenschap ende vichtenGa naar margenoot+
Is noch wel haer begheer,
| |
[Folio 60v]
| |
Ga naar margenoot+Maer niet om valsche leer,
Ga naar margenoot+Dus laetse dwalen die groote Heer.
23.
Elck mercke desen gront
Na der Proverby toone,
Ga naar margenoot+Een spreucke inden mont
Van eenen sot persoone,
Is al een doornen struyck,
Die een dronckaerts hant druyck,
Gheeft door sijn eyghen valsch misbruyck.
24.
Ga naar margenoot+Die Schrift van God is goet,
Tot leeringhe en straffen,
Wee hem hy is verwoet,
Die hier teghen durf blaffen,
Ga naar margenoot+Verstaet sy is bereyt,
Ga naar margenoot+Tot leer en straf alle beyt,
Ga naar margenoot+Die menich van leer alleene seyt.
25.
In d'eene plaetse sal
Ga naar margenoot+Gods woort effect sorteeren,
In d'ander by gheval,
Ga naar margenoot+Och hoe salmense keeren,
Ga naar margenoot+Sy zijn verweghen stout,
Ga naar margenoot+In deuchden gantsch verflout,
Ga naar margenoot+Die Gheest die noemt haer warm noch cout.
26.
Ga naar margenoot+Tot Goddelijcke deucht
Ga naar margenoot+Laet ons nacht en dach haesten,
Ga naar margenoot+Waken bidden ons jeucht,
| |
[Folio 61r]
| |
Niet verouden ten laesten,Ga naar margenoot+
Op God alleene wacht,Ga naar margenoot+
Die verleent nieuwe cracht,Ga naar margenoot+
Sijn woort oock int minste niet veracht.Ga naar margenoot+
27.
T'is schrickelijck gheschietGa naar margenoot+
Met haer die t'woort verachten,Ga naar margenoot+
Den Beliam aensiet,Ga naar margenoot+.
Laet niet uyt u ghedachtenGa naar margenoot+
Hoe't Sauwel is ghegaen,Ga naar margenoot+
Wat Achab heeft ghedaen,Ga naar margenoot+
Den man Gods te Bethel wilt oock verstaen.Ga naar margenoot+
28.
Elck plaets, elck tijt, elck sake,Ga naar margenoot+
Daer Gods recht veerdich ordel,
Die mensche treffet vake,Ga naar margenoot+
Te wijsen elck tot vordel,Ga naar margenoot+
Can hier niet al gheschien,Ga naar margenoot+
Hoor t'slot wilt onrecht vlien,Ga naar margenoot+
Die waerheydt onverhindert die handt wilt bienGa naar margenoot+
|
|