Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– AuteursrechtvrijGhemaeckt op de wijse: Wilhelmus van Nassouwen,
| |
[Folio 31v]
| |
Ga naar margenoot+Ghy die eens stil bleeft stane,
Ga naar margenoot+Om dattet een man gheboodt,
Ga naar margenoot+En sterren al te samen,
Ga naar margenoot+Hoort ons ellendich saeck,
Ga naar margenoot+Al die God noemt met name,
Ga naar margenoot+En u met moed en waeck.
3.
Recht u op om te hooren
Ga naar margenoot+Ghy fondamenten breyt,
Ga naar margenoot+En wat God heeft vercooren,
Door sijn voorsienicheyt,
Ga naar margenoot+Ghy elementen crachtich,
Ga naar margenoot+En creatueren voort,
En wat die Heer almachtich,
Ga naar margenoot+Geschapen heeft doch hoort.
4.
Ga naar margenoot+Ia menschen luystert mede
Ick roep u minst en meest,
Besonder die alreede
Ga naar margenoot+Begaeft zijt met Gods gheest,
Ga naar margenoot+Mijn jammerlijcke claghen,
Ga naar margenoot+Mijn rou uyt s'hertsen gront,
Ga naar margenoot+Hoe seer ick ben verslaghen,
Ga naar margenoot+Ick can't niet al doen condt.
5.
En nochtans zijn mijn schaden,
Noch gout, noch parel, noch pant,
Noch costelijck ghewaden,
Noch oock mijn Vaders landt,
Noch Vader en de moeder,
| |
[Folio 32r]
| |
Die men beweenen sou,
Noch suster ende broeder,
Maer 't is een ander rou.Ga naar margenoot+
6.
Daer Moyses om versmadeGa naar margenoot+
Het gantsche Egyptische rijck,Ga naar margenoot+
En Paulus acht al schadeGa naar margenoot+
Te zijn het tijdelijck,Ga naar margenoot+
Salomon conde noemen,Ga naar margenoot+
Gheen dinck so exelent,
Hier teghen meer te roemen,
T'wort nu deerlijck gheschendt.Ga naar margenoot+
7.
Tot claech-wijven sendt boeden,Ga naar margenoot+
Die ons beclaghen seer,Ga naar margenoot+
Op dat ghelijck als vloeden,Ga naar margenoot+
Ons tranen vloeyen neer,Ga naar margenoot+
En leert malcanderen weenenGa naar margenoot+
Haestich sonder verbey,
Op datmen hoort ghemeenen,
Een claghelijck gheschrey.Ga naar margenoot+
8.
Iammer ja groot jamer
Eylaes is ons ghebeurt,
Daer Gods woort als een hamer,Ga naar margenoot+
Het hert hadde te scheurt,
Dat als een vyer nu brandeGa naar margenoot+
In liefd' en eenicheyt,Ga naar margenoot+
Is vol lasters en schande,Ga naar margenoot+
O Heer hoe deerlijck seyt.Ga naar margenoot+
| |
[Folio 32v]
| |
9.
Ga naar margenoot+Als een schoon groen olijfboom,
Ga naar margenoot+Hadde by God ghebout,
Ga naar margenoot+Dat ghy vruchtbarich sijn roem
Ga naar margenoot+Altijt vertellen soudt,
Maer nu heeft hy gaen maken
Ga naar margenoot+Met een groot moort ghecreysch,
Ga naar margenoot+Een vyer dat al u taken,
Ga naar margenoot+Verteeren sal t'een reys.
10.
Ga naar margenoot+Claechelijck is te hooren,
Dit gruwelijcke werck,
Ga naar margenoot+Dat die gheen die behooren
Ga naar margenoot+T'huys Gods te maken sterck,
Ga naar margenoot+Met raedt, daedt, hert en sielen,
Ga naar margenoot+Als trouwe Herders fijn,
Ga naar margenoot+Dat diet nu selfs vernielen,
Ga naar margenoot+Onder een heylich schijn.
11.
Ga naar margenoot+Och wat is hier af comen,
Onder t'vrome ghetal,
Stoutmoedich en hooch te romen,
Wie weet wat gruwels al,
D'een gaet d'ander bedrieghen,
En t'is haer hert verdriet,
Dat met verraet en lieghen,
Ga naar margenoot+Niet erghers en gheschiet.
12.
Ga naar margenoot+Proeven en purgieren
Wil ick seyt die Heer coen,
| |
[Folio 33r]
| |
Die haer also vercieren,Ga naar margenoot+
Wat soud ickse anders doen,Ga naar margenoot+
Want moordelijcke pijlen,Ga naar margenoot+
Zijn hare tonghen loos,
Vriendelijck zijnse somwijlen,Ga naar margenoot+
Int hart loerens altoos.Ga naar margenoot+
13.
Sacken doet aen wilt wasschenGa naar margenoot+
V gantsche lichaem schoon,Ga naar margenoot+
Draecht rou sit in der asschen,Ga naar margenoot+
Als over d'eenich Soon,Ga naar margenoot+
En treurt als die bedroefde,Ga naar margenoot+
Want de verderver coomt,
En hoewel ick behoefde,
Een smelter, het niet en vroomt.Ga naar margenoot+
14.
Den blaesbalck die verbrande,Ga naar margenoot+
Het loot verdwijnt als caf,
Het smelten is groot schande,
Het quaet en wilder niet af,
Daerom wil ick u noemen,
Verworpen silver quaet,Ga naar margenoot+
En van my gantsch verdoemenGa naar margenoot+
Door u gheveynsden raet.Ga naar margenoot+
15.
Of ghy u nu veel roemen,
Ick leef en ghy zijt doot,
En u saecke verbloemen,
Als rijck en zijt doch bloot,Ga naar margenoot+
Ick sie doch t'allen ure,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 33v]
| |
Ga naar margenoot+Herten en nieren deur,
Ga naar margenoot+En alle creaturen
Ga naar margenoot+Staen my naeckt en bloot veur.
16.
Ga naar margenoot+Can hem yemant versteecken,
Ga naar margenoot+En hanghen my wat veur,
Ga naar margenoot+Ic laet door die wandt breken,
En toon een open deur,
Ga naar margenoot+En dat schand is te segghen,
T'is claer voor mijn aenschijn,
Hier condt ghyt noch ontlegghen,
Ga naar margenoot+Hier na salt anders zijn.
17.
Ga naar margenoot+Heyd'oogst is wech gheweken,
Die somer is oock verby,
Ons is gheen hulp ghebleken,
Och och hoe bang is my,
Ga naar margenoot+Isser gheen meester vonden,
Noch salve in Giliad,
Waerom zijn dan die wonden
Niet heelt van mijn volck mat.
18.
Ga naar margenoot+Tortet niet spreeckt die Heere,
Merckt eens aen met bescheyt,
Gheeft uwe God die eere,
Ga naar margenoot+Eer comt de duyst'rheyt,
Ga naar margenoot+Hoe ghyt dan keert oft wenden,
Ga naar margenoot+Na 'tlicht wenschende claer,
Ga naar margenoot+So sal u God toe senden,
Ga naar margenoot+Crachtighe dwalinghen swaer.
| |
[Folio 34r]
| |
19.
Elck merck nu aen mijn schade,Ga naar margenoot+
Die my maeckt lijden swaer,Ga naar margenoot+
Dat is dat Gods ghenade,Ga naar margenoot+
Niet wort ghenomen waer,Ga naar margenoot+
Gods Wet sy niet begrijpen,
Maer 'tis haer nu verdriet,
Hier na als dooghen sijpen,Ga naar margenoot+
Sal God haer hooren niet.Ga naar margenoot+
20.
Roept tot God alle daghenGa naar margenoot+
Wt gantscher herten gront,Ga naar margenoot+
Met vasten weenen en claghen,Ga naar margenoot+
V zy lect al u sondt,Ga naar margenoot+
Wie weet het mocht hem rouwen,Ga naar margenoot+
Door sijn goetheyt bekent,Ga naar margenoot+
Ierusalem weer bouwen,Ga naar margenoot+
Dit claechliedt neem een endt.
|
|