Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– AuteursrechtvrijNa de wijse: Van den 68. ende 36. Psalm. Des boosdoenders wille seer quaet. | |
[Folio 29r]
| |
1.
FRAecht des boosdoenders wille quaet,Ga naar margenoot+
Waer sy menich door valschen raet,Ga naar margenoot+
Van Gods volck heeft doen scheuren,Ga naar margenoot+
Doenmen seven en vijftich schreef,Ga naar margenoot+
Die secte doen haer name bleef,Ga naar margenoot+
Des Stadts daerment sach beuren,Ga naar margenoot+
Voort in sessensestichste jaer,
Wertmen int selve steetgen waer,
Veel die uyt Vlaenderen quaemen
Die met lasteren en leugens boos,
Seckten maeckten periculoos,Ga naar margenoot+
Hielt van haer selfs haer namen.
2.
NEerstich haet twist wert weer verbreyt,Ga naar margenoot+
Achterclap opgheblasentheyt,Ga naar margenoot+
Iuyst al ter selver oorden,
By twintich jaer na dit gheclach,
Wy waerschouden den derden slach,Ga naar margenoot+
Maer sy ons niet verhoorden,Ga naar margenoot+
Sy riepen dat heeft nu gheen noot,Ga naar margenoot+
Die 't tweemael deden zijn meest doot,
Och t'bleeck die gheest noch leefde,Ga naar margenoot+
Twee elck met vijftich onverveert,Ga naar margenoot+
Heeft t'vyer vanden Hemel verteert,Ga naar margenoot+
Maer siet die derde beefde.Ga naar margenoot+
3.
QVEstien quaet seer menichfult,
Quellinghen veel totter onschult,Ga naar margenoot+
Ginck men aen doen den vroomen,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 29v]
| |
Ga naar margenoot+Van draghen was al haer gheveert,
Ga naar margenoot+Teghen dat ons die Schriftuer leert,
Ga naar margenoot+Voor deucht ginghen syt romen,
Ga naar margenoot+Alst achtentachtichst jaer nu naeckt,
Hier wast gheseyt, ginder missaeckt,
Ga naar margenoot+Men mochtse niet bestieren,
Ga naar margenoot+Die seckt is weder uyt ghevaecht,
Nu heeftse boocht dan heeftse claecht,
Mislijck ginghense tieren.
4.
Ga naar margenoot+RAet, daet, ja wat elck vermocht,
Ga naar margenoot+Heeftmen in Schrifts mate ghesocht,
Het goet en quaet te scheyden,
Ga naar margenoot+Men dede elk neerstich vermaen,
Ga naar margenoot+Hoe 't licht op den candlaer moest staen,
Ga naar margenoot+Waer toe men hem bereyden,
Alst werck dus ging met ernst en vlijt,
Ga naar margenoot+Dit goet heeft den Satan benijt
Ga naar margenoot+Om sijn spil weer te spelen,
Ga naar margenoot+Sommighe maeckt hy onachtsaem,
Som resisteerdens sonder raem,
Ga naar margenoot+Ginck haer de liefde steelen.
5.
SEeckerst ismen in rechter maet,
Ga naar margenoot+Niet te gherechtich niet te quaet,
Ga naar margenoot+Af noch toe Gods woort doende,
Ga naar margenoot+Ter rechter noch ter slincker hant
Ga naar margenoot+Te wijcken om eer noch om schant,
Maer recht tot deucht hem spoende,
Ga naar margenoot+Int goed werck die meeste te zijn,
| |
[Folio 30r]
| |
Dit eyscht die Schrift tot elck termijnGa naar margenoot+
Wesende arm van gheeste,Ga naar margenoot+
Gherechtich en barmhertich mee,Ga naar margenoot+
Liefde en vrees elck op sijn stee,
Viert so des Heeren feeste.Ga naar margenoot+
6.
DES stadts of plaets gheleghentheyt
Int begin des liedts van gheseyt,
Ist niet daer van wy claghen,
Maer die wercken int generael,
Daer gheschiet wel drie of vier mael,
God noch sijn volck behaghen,Ga naar margenoot+
Want gheen plaets hoe heerlijck vermaert,
Heeft oyt yemant voor quaet bewaert,
Die stout of versaecht waren,
Gheen plaets hoe aborribbel quaet,
Deed oyt den God ghetrouwen schaet,
Hoort dat nu hier verclaren.
7.
SAl yemant boven s'Hemels throon,
Yet connen noemen half so schoon,Ga naar margenoot+
Daer is Satan verdorven,Ga naar margenoot+
Int lusthof van God self gheplant,Ga naar margenoot+
Heeft Adam en Eva met schant,Ga naar margenoot+
D'eeuwighe daadt verworven,Ga naar margenoot+
Ierusalem wel suyverlijckGa naar margenoot+
Van God boven t'gheheel aertrijck,Ga naar margenoot+
Vercoren uytghestreken,Ga naar margenoot+
Daer is t'volck gheworden rebel,Ga naar margenoot+
Den Heyligen in Israhel,Ga naar margenoot+
| |
[Folio 30v]
| |
Ga naar margenoot+Zijn sy terug gheweken.
8.
TAr contrari Adam ghestelt
Ga naar margenoot+Buyten t'lusthof int rouwe velt,
Deed' boete al sijn leven,
Ga naar margenoot+Lot bleef in Sodoma ghetrou,
Ga naar margenoot+t'Egypten menich man en vrou,
Ga naar margenoot+In Babel daerbeneven
Ga naar margenoot+Dus let God op elcx werck en daedt,
Ga naar margenoot+Met sijnen toorne en ghenaedt,
En niet op plaets of steden,
Ga naar margenoot+Door vrome comt heyl en gheluck,
Voor d'ongheloovighe haer druck
Ga naar margenoot+Eyschte Paulus ghebeden.
9.
NEemt dit tot een exempel nu,
Hier ghelt gheen plaets hoe reyn of ru,
Ga naar margenoot+Hebt een goede conscienci,
Ga naar margenoot+. Vreest God u leven lanck nu voort,
Ga naar margenoot+Werckt deucht, ghelooft sijn heylich woort,
Ga naar margenoot+En dat met reverenci,
Ga naar margenoot+Danckt God voor sijnen disciplijn,
Ga naar margenoot+Nu ghewrocht als t'elcken termijn.
Ga naar margenoot+Aen sijn beminde kinder,
Besonder ter plaetse vermelt,
Ga naar margenoot+Elck bewijs hem te zijn een heldt,
Ga naar margenoot+Teghen des Sathans hinder.
10.
Ga naar margenoot+Prince des vredes op der eerdt,
Ga naar margenoot+Ghecomen zijnde vyer en sweerdt,
| |
[Folio 31r]
| |
Meer dan vrede te gheven,
Die mensche teghen sijnen vaer,Ga naar margenoot+
Het huysghesin teghen malcaer,Ga naar margenoot+
Twistich verweckt te leven,Ga naar margenoot+
Oock van noode te zijn gheseyt,
Erghernis ende seckten beydt,Ga naar margenoot+
Beproefde t'openbaren,Ga naar margenoot+
Iuwe ghemeynte, juwe vreed,Ga naar margenoot+
Hebt ghy ghegheven wilt ons meed
Daer in eeuwich bewaren.
|
|