Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– AuteursrechtvrijNa de wijse: Cupido triumphant,, aenhoort mijn lamenteren.
1.
EXelent hooch beroemt,
Is der kinderen wesen,Ga naar margenoot+
In die Schriftuer ghenoemt,Ga naar margenoot+
En seer heerlijck ghepresen,Ga naar margenoot+
So lang sy goet noch quaetGa naar margenoot+
Weten ghelijck daer staetGa naar margenoot+
Deuteronomium int eerste blaet.Ga naar margenoot+
2.
Levendich heeft ghestelt,
Christus tot een exempel,Ga naar margenoot+
Een kint so Schrift vermeldt,Ga naar margenoot+
In sijn heylighe Tempel,Ga naar margenoot+
Dats manck sijn cleyne schaer,Ga naar margenoot+
Die disputeerden swaerGa naar margenoot+
Wie die grootste was onder haer.Ga naar margenoot+
3.
Ick seg sprack Christus reyn,
So ghy u niet beghevenGa naar margenoot+
Ghelijck kinderen cleyn,
| |
[Folio 27v]
| |
Ga naar margenoot+So comdy niet int leven,
Maer wie met groot begheert,
Hem als een kint verneert,
Wort int Hemelrijck meest gheeert.
4.
Sonder eenighe daedt,
T'zy goet of quaet bedreven,
Ga naar margenoot+Alleen uyt Gods ghenaedt
Ga naar margenoot+Wert den kinders ghegheven
Ga naar margenoot+Het eewighe rijck,
Ga naar margenoot+Teghen welck is ghelijck
Ga naar margenoot+Gout, silver, paerlen als sant of slijck.
5.
Alsulcken hooghen pant
Ga naar margenoot+Connen wy licht verliesen,
Ga naar margenoot+Als wy tot ons verstant
Ga naar margenoot+Comen, en dan niet kiesen,
Ga naar margenoot+Ons naesten met vliet
Ga naar margenoot+Te dienen sonder verdriet,
Ga naar margenoot+Ghelijck wy wilden dat ons gheschiet.
6.
Beyde goet ende quaet
Ga naar margenoot+Connen wy dan bedrijven,
Ga naar margenoot+Maer Paulus die raet,
Ga naar margenoot+Int quaet kinders te blijven,
Ga naar margenoot+Och het heeft so veel aen
Om dit recht te verstaen,
En noch veel meer recht na te gaen.
7.
Elck neemt lichtelijck waer,
| |
[Folio 28r]
| |
So lang als wy zijn kinder,
Gheen leere vuyl oft claer,
Doet ons profijt of hinder,
Maer nu wy meer en meer
Van die kintsheyt nemen keer,Ga naar margenoot+
Is dit navolghende onse leer.
8.
T welck beschreven staet
Proverbiorum twintich,Ga naar margenoot+
Exodi t'selve blaet,Ga naar margenoot+
Doet het doch patientich,Ga naar margenoot+
Eere u ouders gheeft,Ga naar margenoot+
Op dat ghy langhe leeft,Ga naar margenoot+
Dits t'eerste ghebodt dat belofte heeft.Ga naar margenoot+
9.
Maer die dit rebelleert,
Die doot die moet hy lijden,Ga naar margenoot+
Merckt met wat ernst begheert,
God voor d'ouders te strijden,
Eerst met beloften groot,Ga naar margenoot+
Maer al die die verstoot,
Dreycht hy wreedelijck met ter doot.Ga naar margenoot+
10.
Al die daer vreest den Heer,Ga naar margenoot+
Dienen haer ouders deghen,
Doetet doch met begheer
So suldy goede zeghen,Ga naar margenoot+
Van d'ouders ontfaen,Ga naar margenoot+
Des Heeren straf ontgaen,
Al hadt ghy self oock sonde daen.Ga naar margenoot+
| |
[Folio 28v]
| |
11.
Tobias jonck en fijn,
Ga naar margenoot+Laet uwe voorbeelt wesen,
Ga naar margenoot+V ouders leen te zijn,
Ga naar margenoot+Ghelijck wy van hem lesen,
Van Sara oock leert,
Ga naar margenoot+Ydelheyt, ontucht af weert,
Ga naar margenoot+V tot den spelenden niet en keert.
12.
Ga naar margenoot+In dit cleyne vermaen,
En wat de Schrift meer tuyghet,
Ga naar margenoot+Als kinderen ghehoorsaem,
Ga naar margenoot+Ons rug laet zijn ghebuyghet,
Ick cant in mijnen liedt
Alle by brenghen niet,
Ga naar margenoot+Daerom de Schriftuer selfs aensiet.
13.
Ga naar margenoot+Alle der Godtlooser zaedt,
Ga naar margenoot+En die met haer verkeeren,
Ga naar margenoot+Worden verdorven quaet,
Ga naar margenoot+Vervloeckt al voor den Heere,
Ga naar margenoot+Dus met haer niet en lacht,
Ga naar margenoot+Loopt, liecht, vloeckt, vecht of slacht,
Ga naar margenoot+Maer een heel nieuwe gheboort betracht.
|
|