Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– Auteursrechtvrij
[Folio 24v]
| |
Nae de wijse: Van den 130. Psalm. Wt de diepten o Heere. Ofte
| |
[Folio 25r]
| |
Wat is haer af gheschiet,Ga naar margenoot+
Van Abel tot Sacharias,Ga naar margenoot+
Leedt die vroome verdriet,Ga naar margenoot+
Nu oock tot onsen tijden,Ga naar margenoot+
Christus Bruyt swack en teer,Ga naar margenoot+
Wat heeftse al te lijden,Ga naar margenoot+
Hoe menich valter neer.Ga naar margenoot+
4.
Syon die wort bestooten,Ga naar margenoot+
In dese quade tijdt,Ga naar margenoot+
Haer bloet dat wort vergoten,Ga naar margenoot+
Noch beurt haer swaerder spijt,Ga naar margenoot+
Want twist buyten en binnen,Ga naar margenoot+
Brengt Satan menichfout,Ga naar margenoot+
Wat sullen wy beginnen
De liefd' in veel vercout.Ga naar margenoot+
5.
Alle onse gedachten,Ga naar margenoot+
Ons hert en onsen sin,Ga naar margenoot+
Ons raet, ons daet, ons crachten,Ga naar margenoot+
Ia al onse ghewin,Ga naar margenoot+
Laet zijn dat Hemelrijcke,Ga naar margenoot+
Dat nu hert wort beproeft,Ga naar margenoot+
Want veel zijnder die wijcke,Ga naar margenoot+
Weest hierom recht bedroeft.Ga naar margenoot+
6.
Beter ist hier te trueren,Ga naar margenoot+
Om dit Hemelsche huys,Ga naar margenoot+
Dan om tijtlijcke cueren,
Te maken veel confuys,
| |
[Folio 25v]
| |
Ga naar margenoot+T'huys Gods wilt altijt bouwen
Op dattet niet verout,
Ga naar margenoot+Die Goddelijcke rouwe
Nimmermeer en berout.
7.
Ga naar margenoot+Esdras meende te schouwen
Een lyvich vrou persoon
Ga naar margenoot+Voerende groote rouwen
Om een eenighen soon,
Haer cleet had sy ghereten
Haer hoofd bestroyt met asch,
Sy wou drincken noch eten
Ga naar margenoot+Tot dat sy sturven was.
8.
Tot haer dan hy hem keerde
Ga naar margenoot+Met een toornich ghemoet,
Met reden hy haer leerde
V schreyen is niet goet,
Ga naar margenoot+Treurt met ons om Gods kinder,
Veel drucx comt haer nu an,
En doet u selfs gheen hinder
Om een eenighen man.
9.
Ga naar margenoot+Coning David die schreyde
Sijn soon die was seer cranck,
Hy vaste op d'aerd, hy leyde
Wel seven nachten lanck,
Ga naar margenoot+Na den doot overleden
Hy wiesch en salfd' hem fris,
Ga naar margenoot+Cleeden en aenghebeden
| |
[Folio 26r]
| |
Set hy hem aen den dis.
10.
Oorsaek sijn knechten vraghenGa naar margenoot+
Van dit wonderlijck feyt,
Doen t' sieck was ginckt ghy claghen,
Nu doot is gheeft bescheyt,
Nu gaet ghy u vermaken
Met een ander habijt,
Ghy gaet oock spijse smaken
Als waert ghy nu verblijt.
11.
Recht vast ick in s'kints leven,Ga naar margenoot+
Gods goetheyt die is groot,
Hy salt gesontheyt gheven
Dacht ick maer nu ist doot,
Nu mach ick met mijn treurenGa naar margenoot+
Comen daer mijn soon zy,
Maer het can niet ghebeuren
Dat hy weer comt tot my.Ga naar margenoot+
12.
Neemt dit tot eender leere,
Met Gods woort u beraet,Ga naar margenoot+
Wilt alle vlecken weereGa naar margenoot+
So uwen roep toestaet,Ga naar margenoot+
Wilt alle laster vellenGa naar margenoot+
Dat bid ick aldermeest,
En u nu heylich stellenGa naar margenoot+
Aen lichaem ende gheest.
13.
Een yder moet hem draghenGa naar margenoot+
| |
[Folio 26v]
| |
Ga naar margenoot+Eerlijck na Paulus leer,
Ga naar margenoot+Op dat hy mach behaghen,
Ga naar margenoot+Onverhindert de Heer,
Ga naar margenoot+En hem aenhanghen stadich,
Ga naar margenoot+Op dat hy niet en sneeft,
En God hem zy ghenadich,
In wat staet dat hy leeft.
14.
Ga naar margenoot+Laet u cort zijn de tijden,
Die weent als deed hy 't niet,
Oock die haer hier verblijden,
Als oft niet en gheschiet,
Ga naar margenoot+Die coopt als diet sal laten,
Ga naar margenoot+Ghebruyckt de werelt reyn,
Die gaet in d'echte staten,
Ga naar margenoot+Als oft ghy bleeft alleyn.
15.
Ga naar margenoot+In Sierach staet gheschreven,
Sterft uwe liefste vrunt,
Ga naar margenoot+Treurich in smert wilt leven,
Dat u niemant misgunt,
Ga naar margenoot+Soeckt troost eert wort te spade,
Ga naar margenoot+Want door s'herten verdriet,
Ga naar margenoot+Doetmen hem selven schade,
Die doot is helptet niet.
16.
Ga naar margenoot+Aller deuchden ghepresen,
Ga naar margenoot+Van een Weduwe recht,
Ga naar margenoot+Wilt Timotheum lesen,
En al wat die Schrift seght,
| |
[Folio 27r]
| |
Soude ick 't al aenwijsen,Ga naar margenoot+
Mijn liedt dat viel te lanck,
Met lijf en ziel wilt prijsenGa naar margenoot+
Den Heer, neemt dit in danck.
|
|