Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1023. [1625] oktober 23. Van J. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mon frere, Uw E. schrijven van den thienden OctoberGa naar voetnoot2 is mij gisteren gewerden, wat laeter als de brieven van Paris pleghen aen te commen. Ic had voordesen uw E. antwoort op mijn particulier versouck ontfanghen; 'tgene niet bequaemelijck wesen wil moet men niet forceren.Ga naar voetnoot3 Ic hope dese winter op uw E. wedercoemste gelet sal werden, mogelijck wat dan sal connen geschieden; can het dan sijn, uw E. sal gelieven daervan memorie te hebben. Morghen wert sijne Excellentie verwacht, de steden sijn vergadert ende sal men de openstaende plaetsen vergeven. BeaumontGa naar voetnoot4 is verseeckert van de plaetse in de Generaliteyt; voor Vosberghen den raetsheerGa naar voetnoot5 wert groot devoir gedaen, maer hebben de sijne, wat moeyten sij hebben gedaen, de stemme van sijne Excellentie niet connen becommen, wt welck staelken hij can affnemen wat hij voor het toecommende van die cant mach verwachten, ende doet dit sijne vrienden seer verminderen, ende mocht wenschen, als hij schoon obtineerde, d'welck soude sijn jegens de wil van sijne Excellentie, dat hij 'tselve noeyt hadde begonnen. ManmakerGa naar voetnoot6 is gelast niet alleen te nomineren, maer alles voor Beaumont ende De JongheGa naar voetnoot7 bij te brenghen, welcken De Jonghe bij sommige leden alleenlijck gefavoriseert wert om Vosberghen te reculeren, die gereculeert sijnde Beaumont de armen vrijer sal laeten. Broeder David sal de bailliage wt den sin stellenGa naar voetnoot8 ende meyne ic sal Maendaege coemende ende acht daeghen voor rekenmeester werden gecosen. Uw E. soude sich verwonderen hoe de menschen hun voeghen, meer als voor hun eerlijck ende voor ons te wenschen is, alsoo dese lichtveerdich[eyt] ons leert dat wij geene vastich[eyt], buyten het geluck, op deselve hebben te maecken. Indien sijne Excellentie van alles particuliere kennisse conde hebben, soude weyniger swarich[eyt] maecken te doen daer hij toe soude mogen inclineren. Broeder Mr. Nicolaes' dingen sullen nu oock werden gedaen ende voor | |
hem wel wtvallen.Ga naar voetnoot9 In somma, tijt gewonnen is veel, resteert alleenlijck tot ons volle contentement dat uw E. het uwe heeft, daer wij sonder intermise sullen toe aerbeyden. Het verlies ons particulier raeckende is cleyn,Ga naar voetnoot10 uw E. sal door sijne huysvrau den prijs laeten schrijven ende ic sal 'tselve op haere rekeninge goet doen. De betaelinghe van de boucken sal ic doen invorderen, de lijffrenten sijn noch niet ontfanghen, sal attestatiën van het leven van nooden hebben. Men is besich tot broeder Campens te vercoopen, d'welck gedaen sijnde sal op neeff CampensGa naar voetnoot11 dingen letten. Ondertusschen 'tgene uw E. huysvrau sal trecken, sal ic betaelen; mij is immers lieff dat hij hem wel aenstelt. MaximiliaenGa naar voetnoot12 is soo een arm kindt dat ic niet weet wat wij met hetselve sullen beginnen. Sijn vader heeft hetselve in de schole van Rotterdam gelaeten, omdat hij niet wist wat hij daermede soude aenvanghen. Broeder Nicolaes meynt men 'tselve in Vranckrijck behoort te seynden om wat vrijmoediger te maecken. Waer hij wel ter penne, ic soude van advis sijn hem op een comtoir van notaris te stellen om gestileert te werden, dat nu quaelijck sal connen vallen. In somma, ic ben daermede belaeden. Wist ic hem bij een heer te helpen om voor eenighe jaeren de werelt te sien, meyne den tijt wel geëmployeert soude sijn. Bidde nevens mij daerop te letten ende mij te dienen van advis. Ic ben andermael gebeden van Teyssens uw E. voor een ander soon te importuneren;Ga naar voetnoot13 can om de vaders wille wat gedaen werden, soude mij sonderlinghe aengenaem [sijn]. Alle diensten, hoe gering deselve souden moghen sijn - wtgenomen lacquais - , souden hem aengenaem [sijn]. De relligie sal oock niet obsteren, alsoo hij, al waer het bij een cardinael, wel soude willen dienen, ende geenen particulieren dienst connende becommen is tevreden in dienst van oorloghe onder de eene ofte ander van des conynck compaigniën te begeven, maer liever hadde het eerste. Ic versoucke ernstich, soo het mogelijck is, hem eenich behulp te willen doen, alsoo ic hem geene brieven van addresse sal connen weygeren. De vrienden sijn tamelijck wel te pas; ons moeder ende mijne huysvrauGa naar voetnoot14 hebben overanderdaechse cortsen, doen uw E. ende sijne huysvrau alle seer groeten, uE. dienstwillighe broeder,
| |
Desen 23 October. | |
Adres: A monsieur/monsieur Grotius, à Paris. 10 st. In dorso schreef Grotius: 23 Oct., 1 Dec. 1625 J. Reigersb. |
|